ECLI:NL:OGEAC:2022:77

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
CUR202104220
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en oplichting in huwelijkscontext met betrekking tot aankoop van een bus

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde eiseres een bevel tot betaling van NAf 9.500,= van gedaagde, die haar had geadviseerd een bus aan te kopen. Eiseres had het bedrag contant betaald aan een onbekende persoon, maar de bus was nooit geleverd. Gedaagde verklaarde dat de verkoper het geld niet meer had en dat eiseres haar geld pas terug zou krijgen als de bus weer verkocht werd. Eiseres deed aangifte van oplichting tegen gedaagde, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelde dat vervolging niet haalbaar was, omdat gedaagde haar echtgenoot was ten tijde van de vermeende feiten, wat een vervolgingsbeletsel vormde. Tijdens de procedure werd duidelijk dat eiseres haar vordering baseerde op onrechtmatig handelen van gedaagde. Het Gerecht oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen. De vordering werd afgewezen en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Het vonnis werd uitgesproken op 4 april 2022 door rechter U.I.D. Luydens.

Uitspraak

zaaknummer: CUR202104220
vonnisdatum: 4 april 2022

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS

in de zaak van:

[EISERES],

wonende in Curaçao,
eiseres,
procederend in persoon,
tegen

[GEDAAGDE],

wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift strekkende tot bevel tot betaling, met producties,
ingediend op 2 november 2021;
- de conclusie van antwoord met producties genomen op de rol van
28 december 2021;
- de aantekeningen van de op 22 februari 2022 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn (buiten gemeenschap) gehuwd.
2.3.
Op advies van gedaagde heeft eiseres in oktober 2018 een bus gekocht voor het bedrag van NAf 9.500,=. Eiseres heeft dit bedrag in contanten betaald aan een onbekende persoon, van wie zij dacht dat hij de eigenaar van de bus zou zijn. Omdat er nog onderdelen aan de bus moesten worden vervangen, kreeg zij de bus niet meteen mee.
2.4.
In maart 2019 was de bus nog steeds niet geleverd. Omdat zij haar geld terug wilde,
sprak zij gedaagde aan, die haar vertelde dat de verkoper het geld niet meer had en dat
1
zaaknummer: CUR202104220
vonnisdatum: 4 april 2022
zij haar geld (NAf 7.000,=) pas kon terugkrijgen als de verkoper de bus weer had verkocht.
2.5.
Op 18 maart 2019 ontving zij van gedaagde een verklaring getekend door [naam 1],
met de inhoud bedoeld in 2.4.
2.6.
Hierop is zij naar de garage gegaan waar de bus stond en sprak zij met een man, "[naam 2]" genaamd, die haar vertelde de eigenaar te zijn van de bus. Deze man was niet de persoon aan wie zij het bedrag van NAf 9.500,= had betaald, noch [naam 1]. "[naam 2]" heeft haar verteld dat gedaagde hem had gevraagd om de bus te verkopen en de koopprijs te verhogen met NAf 2.000,= zodat hij dat bedrag in eigen zak zou kunnen steken.
2.7.
Eiseres heeft vervolgens aangifte tegen gedaagde ter zake oplichting .
2.8.
Gedaagde is naar aanleiding van de aangifte (uitgebreid) verhoord door de politie. Blijkens een op 27 januari 2020 opgemaakte memorandum van de politie verklaart de inspecteur van politie [naam 3] dat uit het onderzoek gedaagde niet als verdachte kon worden aangemerkt.
2.9.
Bij beschikking van 18 februari 2020 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.10.
Eiseres heeft een klaagschrift bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie ingediend
met het verzoek de vervolging tegen gedaagde te bevelen. Bij beschikking van
19 maart 2021 heeft het Hof het beklag afgewezen. Daarbij heeft het Hof overwogen:
"(...)De vraag die in deze procedure ter beoordeling voorligt, is of een vervolging ter zake van de feiten, waarop het beklag betrekking heeft haalbaar is, in die zin dat het feit potentieel bewijsbaar en strafbaar is, en of vervolging opportuun is. Deze vragen worden door het Hof ontkennend beantwoord.
Het Hof is op grond van de dossierstukken en het verhandelde in raadkamer van oordeel dat vervolging van beklaagde [gedaagde] ter zake van oplichting niet haalbaar is gelet op het vervolgingsbeletsel zoals weergegeven in de artikelen 2:325 juncto 2:293, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Die artikelen bepalen immers -kort gezegd- dat strafvervolging ter zake van onder meer oplichting van een dader of medeplichtige die tevens echtgenoot is van degene tegen wie het feit is gepleegd, is uitgesloten. Omdat klaagster en beklaagde [gedaagde] ten tijde van het vermeende feit gehuwd waren zijn voornoemde artikelen van toepassing.
2
zaaknummer: CUR202104220
vonnisdatum: 4 april 2022
Ten aanzien van vervolging van de beklaagde [gedaagde] ter zake valsheid in geschrift geldt dat de procureur-generaal voldoende uiteen heeft gezet dat dit feit niet potentieel bewijsbaar is, zodat dit evenmin haalbaar is.
Klaagster heeft ten slotte verzocht één of meer onbekend gebleven personen te vervolgen voor oplichting dan wel valsheid in geschrift. Het Hof acht strafvervolging van deze personen evenmin haalbaar gelet op de omstandigheid dat de identiteit van deze beklaagden niet bekend is en er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de identiteit van die perso(o)n(en) te achterhalen. De aanknopingspunten die klaagster heeft verstrekt zijn door het openbaar ministerie onderzocht en hebben niets opgeleverd. Zo is gebleken dat het chassisnummer dat op de kwitantie staat vermeld niet bij een auto hoort die op naam van de derde staat geregistreerd.
Gelet op het vorenstaande zal het Hof het beklag afwijzen.
Ten overvloede merkt het Hof op dat uit de verhoren van de beklaagde [gedaagde] bij de politie volgt dat hij bereid is om klaagster geld terug te geven. Een (civielrechtelijke) schikking met hem valt derhalve niet uit te sluiten. Het Hof geeft klaagster in overweging om die mogelijkheid te onderzoeken (...)".
2.11.
Eiseres heeft het bedrag van NAf 9.500,= niet ontvangen, noch is de bus aan haar
geleverd.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
“Tegen verweerder een bevel tot betaling uit te vaardigen om aan verzoekster te
betalen het bedrag van NAf 9.500,= vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag
der algehele voldoening, kosten rechtens”.
3.2.
Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiseres in de kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad. Daarnaast verzoekt hij verlof om kosteloos te mogen procederen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het overgelegde bewijs wordt gedaagde toegelaten om kosteloos te mogen
procederen.
3
zaaknummer: CUR202104220
vonnisdatum: 4 april 2022
4.2.
Nadat aanvankelijk eiseres aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat gedaagde de door haar gestelde overeenkomst niet is nagekomen, is ter comparitie duidelijk geworden dat eiseres haar vordering baseert op de stelling dat gedaagde een onrechtmatige daad tegen haar heeft gepleegd. Uit artikel 6:162 BW volgt dat indien gedaagde een onrechtmatige daad pleegt jegens eiseres, hij verplicht is de schade die eiseres daardoor lijdt te vergoeden. Als onrechtmatige daad wordt blijkens dat artikel onder meer aangemerkt het doen of nalaten in strijd met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.3.
Uit de vaststaande feiten en hetgeen over en weer ter comparitie is gesteld, begrijpt
het gerecht dat eiseres ter onderbouwing van haar vordering stelt dat:
- gedaagde heeft voorgesteld om een bus te kopen en de koop heeft geregeld;
- gedaagde het contact met de verkoper onderhield en eiseres voorhield dat de
verkoper de eigenaar was van de bus;
- gedaagde de ontmoeting tussen eiseres en de verkoper heeft geregeld en dat zij de
koopprijs ad NAf 9.500,= aan de verkoper heeft betaald;
- de bus bepaalde onderdelen miste en dat daarom is afgesproken dat de bus later,
nadat de ontbrekende onderdelen zouden zijn geplaatst, zou worden geleverd;
- de levering van de bus uit bleef;
- gedaagde op een gegeven moment met een volgens eiseres vals opgemaakte
verklaring van de verkoper bij haar kwam inhoudende dat als eiseres de koopsom
terug wenste de verkoper de bus zou verkopen en dat zij dan NAf 7.000,= zou
ontvangen in plaats van de door haar betaalde NAf 9.500,=;
- eiseres achteraf erachter kwam dat de verkoper niet de eigenaar was van de bus;
- de werkelijke eigenaar van de bus, "[naam 2]" genaamd, was;
- “[ naam 2]” aan haar heeft verklaard dat gedaagde bij hem was geweest en had
gevraagd om de koopprijs van de bus te verhogen naar NAf 9.500,= zodat hij
NAf 2.000,= in eigen zak kon steken. Daaraan wenste de eigenaar niet aan mee te
werken;
- "[ naam 2]" dit als voice bericht naar haar had verstuurd;
- gedaagde, nadat eiseres aangifte tegen hem had gedaan en bij het Hof had
aangedrongen op strafvervolging, heeft gezegd dat hij bereid was om de koopsom aan
haar te betalen, hetgeen volgens haar betekent dat gedaagde erkend heeft haar
opgelicht te hebben.
4.4.
Gedaagde betwist dat sprake is van enig onrechtmatig handelen. Hij stelt zich op het standpunt dat zij beiden door de verkoper zijn opgelicht. Ook uit het politieonderzoek is gebleken dat hij niet als verdachte kon worden aangemerkt. Hij erkent dat hij bereid was om eiseres de koopsom te betalen, doch dat was omdat partijen toen nog getrouwd waren en niet omdat hij eiseres had opgelicht.
4
zaaknummer: CUR202104220
vonnisdatum: 4 april 2022
4.5.
Voorop wordt gesteld dat uit de omstandigheid dat gedaagde aanvankelijk bereid was om eiseres de koopsom te voldoen, niet volgt dat hij erkent eiseres te hebben opgelicht.
4.6.
Gelet op hetgeen in 2.10. is overwogen door het Hof, had van eiseres mogen worden verwacht dat zij hetgeen zij aan haar vordering ten grondslag legt, oplichting door gedaagde, nader had onderbouwd. Dat heeft zij niet gedaan. Tegenover het verweer van gedaagde heeft eiseres niet (nader) onderbouwd op welke wijze gedaagde (al dan niet met de verkoper) onder een hoedje heeft gespeeld om eiseres op te lichten. Zo heeft eiseres niet onderbouwd dat gedaagde wist dat de verkoper niet de eigenaar was van de bus en dat hij de eigenaar heeft gevraagd om de koopprijs te verhogen zodat hij NAf 2.000,= in zijn zak zou kunnen steken. Het daarop betrekking hebbende voice bericht heeft eiseres niet in het geding gebracht, terwijl gedaagde betwist dat hij de eigenaar gevraagde heeft om de koopprijs te verhogen. Evenmin heeft zij onderbouwd dat sprake is van een valse(lijk door gedaagde opgemaakte) verklaring, terwijl zij overigens die verklaring evenmin in het geding heeft gebracht. Gelet op het gebrek aan onderbouwing is niet komen vast te staan dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering wordt derhalve afgewezen.
4.7.
Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan
de zijde van gedaagde begroot op (tarief 3, 2 punten, is NAf 1.000,=).

5.De beslissingHet Gerecht:

5.1.
staat gedaagde toe om kosteloos te procederen;
5.2.
wijst de vordering af;
5.3.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden
begroot op NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 april 2022.
5