ECLI:NL:OGEAC:2022:76

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
CUR202102541
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met betrekking tot rente en incassokosten

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Curaçao, gedaagde aangesproken voor een bedrag van NAf 1.964,=, vermeerderd met incassokosten en proceskosten, voortvloeiend uit twee geldleningsovereenkomsten. Eiseres heeft gedaagde in totaal NAf 400,= geleend, met een overeengekomen rente van 9% per maand. Gedaagde heeft slechts een deel van de lening terugbetaald en heeft erkend dat zij nog een bedrag van NAf 2.364,40 verschuldigd is, maar verzocht om een betalingsregeling vanwege financiële problemen. Eiseres heeft dit verzoek afgewezen.

Tijdens de comparitie heeft het gerecht vastgesteld dat de overeengekomen rente bovenmatig is en heeft het de aanspraak van eiseres op een rente van 27% per jaar berekend. Het gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde niet volledig heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen en heeft de vordering van eiseres toegewezen tot een bedrag van NAf 432,=, inclusief incassokosten. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 824,17, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van betekening van het vonnis. Het vonnis is uitgesproken op 4 april 2022 door rechter U.I.D. Luydens in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

zaaknummer: CUR202102541
vonnisdatum: 4 april 2022

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO

VONNIS

in de zaak van:

[EISERES],

wonende in Curacao,
eiseres,
gevolmachtigde: deurwaarder P. Kirindongo,
tegen
[GEDAAGDE],wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties ter griffie ingediend op
13 september 2021;
  • de conclusie van antwoord genomen op de rol van 18 oktober 2021; -de op 11 november 2021 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte uitlating opbouw van de hoofdsom zijdens eiseres;
  • de antwoordakte zijdens gedaagde.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaan twee geldleningsovereenkomsten, hierna: de overeenkomsten, waarbij eiseres aan gedaagde, al dan niet op eigen naam, in totaal (2 keer NAf 200,= is) NAf 400,= heeft overhandigd. Partijen zijn overeengekomen dat gedaagde de bedragen eind februari/3 maart (lening 1) respectievelijk 7 maart 2017 (lening 2) diende terug to betalen en dat de rente 9% per maand zal bedragen.
2.2.
Op 27 november 2020 heeft gedaagde als schuldenares verklaard dat zij aan eiseres verschuldigd is het pro resto bedrag van NAf 2.364,40 (inclusie 15% buitengerechtelijke incassokosten) en dat zij ingaande 30 december 2020 NAf 175,= per maand zal voldoen totdat de totale schuld zal zijn voldaan.
1
zaaknummer: CUR202 102541
vonnisdatum: 4 april 2022
Met de hand heeft gedaagde op de schuldbekentenis geschreven: Tweeduizend driehonderd vieren zestig guldens en veertig centen.
2.3.
Gedaagde heeft in totaal NAf 400,= voldaan. Het restant is onbetaald gebleven.
2.4.
Na bekomen verlof van het gerecht heeft eiseres op 16 augustus 2021 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder het Land (zijnde de werkgever van gedaagde) voor een begroot bedrag van NAf 2.500,—.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen het bedrag van NAf 1.964,= vermeerderd met NAf 294,= incassokosten en voorts gedaagde te veroordelen in de beslagkosten en kosten van deze procedure, waaronder begrepen explootkosten, de griffierechten alsmede het gemachtigdensalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de datum van het te geven vonnis.
3.2.
Eiseres legt aan de vordering ten grondslag dat gedaagde in gebreke is met de nakoming van zijn betalingsverplichting uit de geldleenovereenkomst en dat gedaagde, ondanks daartoe te zijn aangemaand, geen gehoor heeft gegeven aan die aanmaning.
3.3.
Gedaagde erkent de vordering doch stelt dat zij door de beslaginhouding financieel in
de klem komt. Derhalve verzoekt zij een betalingsregeling.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat gedaagde niet geheel heeft voldaan aan de terugbetaling van de hoofdsom vermeerderd met de rente. Evenmin is in geschil dat de in 2.2. bedoelde schuldbekentenis niet ten grondslag van de vordering is gelegd. Derhalve wordt uitgegaan van de in 2.1. bedoelde overeenkomsten.
4.2.
Ter comparitie heeft het gerecht eiseres voorgehouden dat de door partijen overeengekomen rente bovenmatig is en verzocht om een opbouw van de hoofdsom. Eiseres heeft een onderbouwing gegeven van de hoofdsom en zich gerefereerd aan het oordeel van het gerecht ter zake de hoogte van de gevorderde rente.
2
zaaknummer: CUR202 102541
vonnisdatum: 4 april 2022
4.3.
Verwezen wordt naar recente rechtspraak ter zake de maximaal toegestane APR, waarbij zowel het gerecht als het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in zaken waarin kredietverlening aan consumenten aan de orde is een jaarrente van meer dan 27%, ook al is deze expliciet overeengekomen en zijn de daaruit voortvloeiende verplichtingen duidelijk omschreven, beschouwen als nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (vgl. ECLI:NL:PGHACMB:2020:84, ro. 2.22). Gelet op het voorgaande berekent het gerecht de aanspraak van eiseres op een rente van 27% per jaar (2,25% per maand) over de door eiseres berekende (door)looptijd van 4 jaar.
4.4.betalingsregeling
Gedaagde heeft te kennen gegeven het verschuldigde bedrag niet ineens te kunnen betalen en verzocht om een betalingsregeling te treffen. Eiseres heeft ter comparitie en ook daarna niet aangegeven akkoord te gaan met een betalingsregeling. Eiseres is daartoe overigens ook niet verplicht.
4.5.
Derhalve wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van NM 432,= (400,= +
(400,= x 0,0225 x 48 maanden) - 400).
4.6.
De buitengerechtelijke incassokosten worden ex deel G onder III van het Procesreglement 2018 toegewezen naar rato van 1.5 punt van het liquidatietarief voor bodemzaken in eerste aanleg en begroot op NAf 75,=.
4.7.
Gedaagde wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen in de proceskosten,
begroot op:
Griffierechten NAf 450,=
Oproepkosten NAf 274,17
Salaris gemachtigde
NAf 100, +(tarief 0, 2 punten)
NAf 824,17.
De gevorderde beslagkosten worden, nu deze gelet op de in 4.5. bedoelde hoofdsom, buitenproportioneel zijn, afgewezen. Het gerecht gaat er vanuit dat hiermee (en ook gelet op de gematigde rente) wordt voldaan aan de door gedaagde in Naar antwoordakte gestelde schade (nog daargelaten dat de door gedaagde schade niet verwoord is in een eis in reconventie).
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen, zij het vanaf
het moment van betekening van dit vonnis.
zaaknummer: CUR202 102541
vonnisdatum: 4 april 2022
5. De beslissing
Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt gedaagde aan eiseres to betalen NAf 432,—, vermeerderd met NAf 75,—
aan incassokosten;
5.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op NAf 824,173, ter vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de datum van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst of het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg
van Curacao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
4 april 2022.