ECLI:NL:OGEAC:2022:71

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
CUR202200926
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming wegens huurachterstand met verminderd huurgenot na overstroming

In deze zaak, die op 13 april 2022 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben de verhuurders een kort geding aangespannen tegen hun huurders wegens huurachterstand en ontruiming van de woning. De huurders, die de woning sinds 19 juli 2021 huren voor een maandelijkse huurprijs van NAf 3.500, hebben een achterstand van NAf 14.000 opgebouwd. Tijdens de zitting is gebleken dat de huurders de huurovereenkomst zelf hebben opgezegd en op zoek zijn naar een andere woning. De huurster heeft echter ook klachten geuit over gebreken in de woning, waaronder wateroverlast door hevige regenval en schade aan de tegelvloer. De verhuurders hebben deze klachten betwist en gesteld dat zij adequaat hebben gereageerd op de problemen.

De rechter heeft vastgesteld dat de huurders in gebreke zijn gebleven met hun betalingsverplichtingen, maar dat er wel sprake was van verminderd huurgenot door de gebreken. De rechter heeft geoordeeld dat de non-betaling door de huurders een toerekenbare tekortkoming oplevert, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De gevorderde ontruiming is toegewezen, met een termijn tot 1 mei 2022. De rechter heeft ook een vermindering van het gevorderde bedrag van NAf 14.000 met NAf 2.500 toegewezen, ter compensatie voor het verminderde huurgenot. De huurders zijn veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en proceskosten, met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202200926
Vonnis in kort geding van 13 april 2022
in de zaak van:

1.[EISERES SUB 1],

vertegenwoordigd door […],
2. [EISERES SUB 2],
vertegenwoordigd door: […],
wonend in Curaçao,
eisers, hierna te noemen: ‘
verhuurders’,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1];

niet verschenen,
2. [GEDAAGDE SUB 2],
procederend in persoon,
wonend in Curaçao,
gedaagden, hierna te noemen: ‘
huurders’.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Op 25 februari 2022 hebben verhuurders een verzoekschrift in kort geding ingediend, en op 4 april 2022 nadere producties.
1.2.
De behandeling van het kort geding heeft plaatsgehad op 5 april 2022. De gemachtigden van verhuurders zijn verschenen, evenals huurster sub 2 in persoon.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Huurders huren per 19 juli 2021 van verhuurders de woning aan de […], Vista Royal, Jan Thiel (hierna: de woning) voor een huurprijs van NAf 3.500 per maand.
2.2.
Verhuurders hebben op de in het verzoekschrift aangevoerde gronden – samengevat – de ontruiming van het gehuurde gevorderd, op straffe van een dwangsom, en betaling van de huurachterstand van NAf 14.000 plus de tot aan de ontruiming verschuldigde termijnen, vermeerderd met de wettelijke rente, met een veroordeling van huurders in de proceskosten, tevens vermeerderd met de wettelijke rente.
2.3.
De door verhuurders gestelde huurachterstand is niet betwist. Ter zitting is gebleken dat die achterstand inmiddels verder is opgelopen en dat door huurders geen betalingen meer zijn gedaan.
2.4.
Huurster sub 2 heeft ter zitting verklaard dat huurders de huurovereenkomst inmiddels zelf hebben opgezegd en dat zij op zoek zijn naar een andere huurwoning. Volgens huurster 2 zijn er al kort na aanvang van de huur problemen ontstaan met het gehuurde, waardoor het huurgenot ernstig werd beperkt. Het begon op 25 augustus 2021, toen na hevige regenval hemelwater via de achterporch het huis binnenstroomde en onder meer de eetkamer en het washok blank kwamen te staan. Sindsdien is er - zij het in mindere mate - volgens huurster sub 2 wel 62 keer sprake geweest van wateroverlast bij regen. Volgens huurster sub 2 heeft een aantal van haar spullen waterschade opgelopen. Verder bolde als gevolg van de overstroming in augustus de tegelvloer van de eetkamer op, en hebben verhuurders volgens huurster sub 2 lang gedraald met het herstel van die vloer. De herstelwerkzaamheden bezorgden huurders bovendien veel (stof)overlast. Uiteindelijk was de vloer pas op 11 oktober 2021 hersteld. Ter zitting heeft huurster sub 2 voorts nog gewezen op enkele minder ingrijpende mankementen van het gehuurde (kapotte lamp bij de wasemkap, versleten raamhorren, gebrekkig poortslot).
2.5.
Namens verhuurders is benadrukt dat zij steeds gehoor hebben gegeven aan klachten van huurders en waar nodig herstellingen hebben verricht. Volgens verhuurders zijn de klachten van huurders over wateroverlast zwaar overdreven. In augustus 2021 was er sprake van extreem weer met overstroming en schade aan de tegelvloer ten gevolg, maar toen hebben verhuurders hun verantwoordelijkheid genomen en hebben zij reparatiewerkzaamheden laten uitvoeren. Ook op andere redelijke verzoeken van huurders stellen verhuurders adequaat te hebben gereageerd. Volgens verhuurders is er geen enkele rechtvaardiging voor de non-betaling door huurders.
2.6.
Artikel 7:206 lid 1 bepaalt dat de verhuurder verplicht is op verlangen van de huurder gebreken te verhelpen, voor zover dat mogelijk en redelijk is. Het derde lid van dat artikel bepaalt dat indien de verhuurder in verzuim is met het verhelpen, de huurder zelf tot het verhelpen kan overgaan en de kosten, voor zover redelijk, in mindering kan brengen op de huurprijs. Artikel 7:207 lid 1 BW bepaalt dat de huurder in geval van vermindering van het huurgenot een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen (in een gerechtelijke procedure). Artikel 7:208 bepaalt onder meer dat de verhuurder verplicht is tot vergoeding van de door een gebrek veroorzaakte schade, indien het gebrek aan de verhuurder is toe te rekenen.
2.7.
In dit kort geding is niet aannemelijk geworden dat verhuurders in gebreke zijn gebleven met hun verplichting om gebreken te verhelpen als hiervoor bedoeld. Wel aannemelijk is geworden dat het huurgenot in de periode van 25 augustus 2021 tot 11 oktober 2021 wezenlijk verminderd was als gevolg van de hevige regenval, de schade aan de tegelvloer in de eetkamer en het herstel daarvan. Dat de weersomstandigheden toen dermate uitzonderlijk waren dat verhuurders daarop niet bedacht hadden hoeven te zijn en daartegen in redelijkheid geen (bouwkundige) voorzieningen hadden hoeven treffen (zoals de aanleg van een dakgoot zoals door huurster sub 2 gesuggereerd), is niet aannemelijk geworden. Het ongerief met de tegelvloer en de door huurster sub 2 gestelde waterschade aan de spullen van huurders (waarover in dit kort geding geen bijzonderheden zijn verschaft), rechtvaardigde echter niet de opschorting van de huurbetaling, en zeker niet tot het thans openstaande bedrag. De non-betaling door huurders levert een toerekenbare tekortkoming op in de nakoming van hun contractuele verplichtingen die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Vooruitlopend daarop is de in dit kort geding gevorderde ontruiming toewijsbaar. Over de termijn voor ontruiming zal worden beslist als in het dictum van dit vonnis omschreven.
2.8.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Gelet op de mogelijkheid tot een gedwongen ontruiming met inschakeling van de sterke arm van politie en justitie, betstaat daarbij onvoldoende belang.
2.9.
De gevorderde veroordeling tot betaling van de onbetaald gelaten huurtermijnen is deels toewijsbaar. Niet geheel, want in dit kort geding kan niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat de bodemrechter het gehele gevorderde bedrag onverkort en zonder huurprijsvermindering wegens verminderd huurgenot toewijsbaar zal oordelen. Op het gevorderde bedrag van NAf 14.000 zal NAf 2.500 in mindering worden gebracht. Dit bedrag kan voorshands worden aangemerkt als een redelijke vermindering van de huurprijs die correspondeert met het verminderde gebruiksgenot over de periode 25 augustus 2021 tot 11 oktober 2021. Voor het overige zullen de betalingsvorderingen van verhuurders worden toegewezen als gevorderd.
2.10.
Huurders zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna vermeld.

3.Beslissing

Het Gerecht,
rechtdoende in kort geding:
3.1.
veroordeelt huurders de woning uiterlijk op 1 mei 2022 met alle personen en zaken die zich van de kant van huurders in en om het gehuurde bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van verhuurders te stellen;
3.2.
verstaat dat de deurwaarder, door wie de gedwongen ontruiming zal dienen te geschieden, op grond van de wet- en regelgeving (artikel 555 e.v. Rv) bevoegd is de sterke arm van politie en justitie in te roepen, en verleent reeds thans toestemming voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 en 444 lid 2 Rv;
3.3.
veroordeelt huurders tot betaling aan verhuurders van NAf 11.500 ter zake van achterstallige huurpenningen tot en met 28 februari 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot de dag van algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt huurders tot betaling aan verhuurders van NAf 3.500 per maand voor iedere ingegane maand vanaf 1 maart 2022 tot het tijdstip van de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot de dag van algehele voldoening;
3.5.
veroordeelt huurders tot betaling van de proceskosten, tot op heden begroot op NAf 802,92 aan oproepingskosten en NAf 750 aan griffierecht, beide bedragen bij niet-voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 13 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.