ECLI:NL:OGEAC:2022:63

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
CUR202001006
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een werkgever voor schade door een onrechtmatige daad van een werknemer

In deze zaak vordert eiseres, wonende op Curaçao, schadevergoeding van Autobusbedrijf Curaçao N.V. (ABC) naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 13 november 2018. Eiseres raakte klem tussen de deur van een autobus van ABC toen zij deze verliet. De chauffeur van de bus reed direct weg na het incident, wat leidde tot de vordering van eiseres. Eiseres stelt dat de chauffeur een fout heeft gemaakt, waardoor ABC als werkgever aansprakelijk is voor de geleden schade. Eiseres vordert een schadevergoeding van NAf 36.390,- voor materiële schade en NAf 73.560,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. ABC betwist de aansprakelijkheid en stelt dat er geen causaal verband is tussen het ongeval en de klachten van eiseres.

Tijdens de comparitie van partijen op 19 oktober 2021 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Eiseres heeft bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van haar vordering, waaronder medische rapporten en een bewijs van onvermogen voor kosteloos procederen. Het gerecht heeft geoordeeld dat de fout van de chauffeur kwalificeert als een onrechtmatige daad en dat ABC aansprakelijk is op basis van artikel 6:170 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De vordering tot schadevergoeding is echter afgewezen omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het causaal verband tussen het ongeval en haar klachten. Het gerecht heeft eiseres toestemming verleend om kosteloos te procederen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202001006
Vonnis van 28 maart 2022
inzake
[EISERES],
wonende op Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.S.J. Vierbergen,
tegen
de naamloze vennootschap
AUTOBUSBEDRIJF CURAÇAO N.V.,
gevestigd op Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ABC worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 30 juni 2020, eerder per e-mail ingediend op 9 april 2020;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 20 september 2021;
- de comparitie van partijen, gehouden op 19 oktober 2021, waar zijn verschenen [eiseres], vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde, en mw. [naam 1], mw. [naam 2], dhr. [naam 3] en dhr. [naam 4] namens ABC, bijgestaan door haar gemachtigde alsmede mw. [naam 5] namens Ennia als belangstellende;
- de akte overlegging producties van [eiseres], met de producties 10 en 11, overgelegd op 29 november 2021;
- de antwoordakte van ABC met productie 6, overgelegd op 14 februari 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Op 13 november 2018 is [eiseres] klem geraakt tussen een deur van een autobus van ABC, toen zij die autobus uitstapte. Toen zij zich had weten te bevrijden, is de chauffeur direct weggereden. Dit incident (hierna: het ongeval) was te wijten aan een fout van de chauffeur.
2.2
Ennia is de aansprakelijkheidsverzekeraar van ABC. Ennia heeft schadebehandelaar Sedgwick verzocht dit schadedossier in behandeling te nemen. Op advies van mevrouw [naam 6] van Sedgwick heeft Ennia aan [eiseres] een bedrag van NAf 600,- betaald als voorschot voor de kosten van huishoudelijke hulp.

3.Het geschil

3.1 [
eiseres] vordert – samengevat en zakelijk weergegeven – dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat ABC aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van de fout van een ondergeschikte van ABC en daarom is gehouden de dientengevolge door [eiseres] geleden materiële schade van NAf 36.390,- en de ex aequo et bono te begroten immateriële schade van NAf 73.560,- te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2019 tot de dag der voldoening, met veroordeling van ABC in de proceskosten. Ten slotte vordert [eiseres] haar toestemming te verlenen kosteloos te procederen.
3.2
Aan deze vordering legt [eiseres], in het licht van de feiten, het volgende ten grondslag. De gedraging van de chauffeur van ABC, [naam 7], kwalificeert als een onrechtmatige daad die hem kan worden toegerekend. ABC als werkgever van [naam 7] is jegens [eiseres] aansprakelijk voor de schade die als gevolg van het ongeval is ontstaan. [eiseres] heeft als gevolg van het ongeval diverse ernstige kwetsuren opgelopen. In verband daarmee heeft [eiseres] verschillende medische behandelingen (moeten) ondergaan, waaronder een operatie voor een navelbreuk, urologisch consult en –behandeling en fysiotherapie. De eerste fysiotherapeutische behandelingen, die zijn vergoed door SVB, waren niet voldoende en daarom is [eiseres] voor verdere behandeling verwezen naar een nieuwe fysiotherapeut. Ook is [eiseres] verwezen naar een neuroloog voor verder onderzoek. [eiseres] heeft moeite met reizen in autobussen en zij durft ook niet meer met het openbaar vervoer te reizen. [eiseres] en haar echtgenoot zijn niet in het bezit van een auto en zij moet dan ook telkens aan derden een lift vragen. [eiseres] zit heel ongemakkelijk in lage auto’s en daarom wenst [eiseres] van ABC een bedrag te ontvangen in de vorm van de koopprijs van een familie-auto die in goede staat verkeert, bij voorkeur een SUV van het merk Toyota. De kosten daarvan bedragen NAf 20.000,- à NAf 25.000,-. Ook kan zij sinds het ongeval haar huishouden niet langer onderhouden omdat zij minder mobiel is geworden. [eiseres] heeft huishoudelijke hulp ingeschakeld. De kosten daarvan bedragen tweemaal per week NAf 35,- per dag, oftewel NAf 280,- per maand. Sinds het ongeval moet [eiseres] dagelijks pampers gebruiken in verband met urge-incontinentie. Dit vormt vanaf november 2018 een vaste uitgave van NAf 390,- per maand. De materiële schade bedraagt voor alsnog NAf 36.390,-.
[Eiseres] heeft ook immateriële schade geleden in verband met voortgaande (para)medische behandelingen. Zij heeft anderhalf jaar na het ongeval nog steeds last van contusie van haar wervelkolom en van de urge-incontinentie; verder heeft zij aan het ongeval een trauma overgehouden, bestaande uit slapeloosheid, vrees om op de bus te stappen en een algehele vermindering van haar levensgenot. Zij functioneert fysiek minder goed en is daardoor beperkt in haar activiteiten. De immateriële schade kan worden begroot op NAf 73.560,-.
3.3
ABC voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van haar in de proceskosten.
3.4
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Ter onderbouwing van haar verzoek kosteloos te mogen procederen heeft [eiseres] overgelegd een bewijs van onvermogen, gedateerd 14 oktober 2019, met een geldigheidsduur van zes maanden na dagtekening. Het inleidend verzoekschrift is per e-mail ingediend op 9 april 2020, dus nog juist voor het verstrijken van die geldigheidsduur. [Eiseres] zal daarom toestemming worden verleend kosteloos te procederen.
4.2
ABC betwist niet dat [eiseres] bij het uitstappen van een bus is klem geraakt tussen de deur van de bus terwijl deze zich aan het sluiten was en evenmin dat dit te wijten was aan een fout van de chauffeur. Die fout kwalificeert als een onrechtmatige daad van de chauffeur jegens [eiseres]. ABC is op de voet van artikel 6:170 lid 1 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk jegens [eiseres] voor deze fout van haar werknemer. De gevorderde verklaring voor recht is daarom toewijsbaar, met dien verstande dat de vordering het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in zoverre, dat wil zeggen ten aanzien van deze beslissing, zal worden afgewezen, aangezien de aard van een verklaring voor recht zich tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad verzet.
4.3 [
Eiseres] stelt dat haar fysieke klachten, in verband waarmee zij schadevergoeding vordert, een gevolg zijn van het ongeval. ABC betwist dat causaal verband. De stelplicht in dezen rust op [eiseres].
4.4
In verband daarmee wordt het volgende overwogen. Ter onderbouwing van die hiervoor bedoelde stelling van haar verwijst [eiseres] naar een drietal verwijsbriefjes van huisarts M.C. Moses, een van 12 november 2019 (verzoekschrift, bijlage bij productie 4) en twee vrijwel gelijkluidende van 15 januari 2020 en 1 april 2020 (verzoekschrift, prod. 2 en 3).
4.5
Voorts heeft [eiseres] bij haar akte overlegging producties nog in het geding gebracht het haar betreffende huisartsenjournaal over de periode november 2015 tot en met november 2018 (haar prod. 10) en een verslag van de afdeling urologie van het CMC (haar prod. 11). Iedere toelichting daarop van de zijde van [eiseres] ontbreekt zodat onduidelijk is of en zo ja in welk opzicht deze stukken steun bieden aan haar stellingen. Het behoort niet tot de taak van het gerecht in producties zelf actief op zoek te gaan naar argumenten die het standpunt van [eiseres] schragen en het gerecht zal daartoe dan ook niet overgaan.
4.6
ABC heeft in reactie op die producties 10 en 11 aangevoerd dat daaruit niet blijkt van enig causaal verband tussen het ongeval en [eiseres]’s klachten, integendeel, dat uit het huisartsenjournaal volgt dat [eiseres] de klachten die zij relateert aan het ongeval, al had vóór het ongeval.
4.7
ABC heeft als haar producties 4 en 5 de volgende stukken in het geding gebracht, die zij naar zij stelt heeft ontvangen van [eiseres]:
- een ongedateerde verklaring van dr. M.E. Misset, chirurg-oncoloog;
- een rapport van 16 september 2020 van [naam 8];
- een verklaring van 21 januari 2021 (verwijsdatum) van Otrobanda Medical Center;
- een ongedateerd(e) rapport/brief van [naam 8];
- een ongedateerde ontslagbrief dagverpleging van het St. Elisabeth Hospitaal;
- een ongedateerd(e) rapport/brief van [naam 8];
- een verklaring van 25 mei 2021 van F. Heijtel, psychiater (conclusie van antwoord, prod. 5).
4.8
Volgens [eiseres], zo is namens haar tijdens de comparitie aangevoerd, wordt in die in r.ov. 4.7 genoemde stukken de schade van [eiseres] geschetst en blijkt daaruit ook van een causaal verband tussen het ongeval en die schade.
4.9
Daaromtrent wordt overwogen dat, naar het gerecht begrijpt, de inhoud van bedoelde stukken is gebaseerd op mededelingen van [eiseres] aan degenen die die stukken hebben opgesteld, en dat die inhoud dus niet berust op medisch onderzoek van [eiseres]. Dit maakt dat uit die stukken geen conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de fysieke toestand van [eiseres].
4.1
Wat daarvan ook zij, uit bedoelde stukken blijkt al helemaal niet van enig causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade. [Eiseres] heeft ook niet concreet onderbouwd waaruit dat causaal verband blijkt. Ook overigens, los van die stukken, heeft [eiseres] dat causaal verband wel gesteld, maar niet onderbouwd.
4.11
De vordering tot schadevergoeding van [eiseres] zal daarom worden afgewezen.
4.12
Nu partijen over en weer ten dele in het ongelijk gesteld zullen worden, zullen de proceskosten worden gecompenseerd als hierna omschreven.

5.De beslissing

Het gerecht:
verleent [eiseres] toestemming kosteloos te procederen;
verklaart voor recht dat ABC jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van de fout van een ondergeschikte van ABC;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 28 maart 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.