ECLI:NL:OGEAC:2022:52

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
CUR202101243
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2020

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende tegen een voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2020. De voorlopige aanslag, opgelegd op 21 augustus 2020, betrof een belastbaar inkomen van NAf 853.051, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 20.306. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door de Inspecteur op 26 maart 2021. Hierop heeft belanghebbende op 11 mei 2021 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 25 februari 2022 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de voorlopige aanslag te hoog was vastgesteld en dat het verweerschrift van de Inspecteur tardief was ingediend. Het Gerecht verwierp deze stelling, omdat belanghebbende de mogelijkheid had gekregen om op het verweerschrift te reageren en dit ook had gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de voorlopige aanslag eerder te laag dan te hoog was vastgesteld, aangezien de verschuldigde inkomstenbelasting voor 2020 NAf 42.481 bedroeg, terwijl de voorlopige aanslag slechts NAf 20.306 was. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en het Gerecht zag geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 1 april 2022
BBZ nr. CUR202101243
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 21 augustus 2020 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2020 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 853.051, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 20.306.
1.2
Belanghebbende heeft op 28 september 2020 tegen de voorlopige aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 maart 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 11 mei 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 22 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 22 februari 2022 en 24 februari 2022 nadere stukken ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q] belastingadviseurs. Namens de Inspecteur is verschenen [B].

2.FEITEN

2.1
Aan belanghebbende is een voorlopige aanslag voor het jaar 2020 opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschrift van 28 september 2020 heeft belanghebbende vermeld dat hij inmiddels gepensioneerd is, dat op het pensioen inhoudingen plaatsvinden en dat het opleggen van een voorlopige aanslag niet nodig lijkt.
2.2
Bij e-mail van 28 oktober 2020 is door de afdeling inkomstenbelasting aan belanghebbende gevraagd om een schatting van zijn inkomen over 2020 te geven.
2.3
Belanghebbende heeft, bij e-mail van 28 oktober 2020, het volgende geantwoord:
“De verwachting is een inkomen van ANG 400.000,-- met inhoudingen aan loonbelasting van ANG 140.000,--.”
2.4
De voorlopige aanslag is bij uitspraak op bezwaar van 26 maart 2021 gehandhaafd.
2.5
Belanghebbende heeft in juli 2021 voor het jaar 2020 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 397.619 en een bedrag van NAf 146.274 aan ingehouden loonbelasting. Het genoten loon bedraagt volgens de aangifte NAf 427.661, bestaande uit pensioenuitkeringen van [FL] N.V. (NAf 372.581) en loon van [T] B.V. (NAf 55.080).
2.6
De Inspecteur heeft bij het verweerschrift stukken overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende in het jaar 2020 de volgende bronnen van inkomen heeft gehad:
Pensioenuitkering van [FL] N.V.
NAf 372.581
Loon van [T] B.V.
NAf 55.080
Bestuursuitkering van Stichting [VNPF]
NAf 63.000
Totaal
NAf 490.661

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de voorlopige aanslag inkomstenbelasting naar een te hoog bedrag is vastgesteld.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2020.
3.3
De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot handhaving van de voorlopige aanslag.

4.OVERWEGINGEN

Vooraf

4.1
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweerschrift vanwege de late indiening tardief moet worden verklaard. Deze stelling wordt door het Gerecht verworpen. Belanghebbende heeft immers de mogelijkheid gekregen om op het verweerschrift te reageren en hij heeft deze mogelijkheid vervolgens ook benut. Belanghebbende is derhalve niet in zijn procespositie geschaad. Dat neemt overigens niet weg dat het Gerecht het zeer onwenselijk acht en in strijd met een de Inspecteur passende zorgvuldige werkwijze om slechts enkele dagen voor de zitting een verweerschrift in te dienen.
Voorlopige aanslag
4.2
Ingevolge artikel 11 van de Algemene landsverordening landsbelastingen (hierna: ALL) kan de Inspecteur, ingeval de grootte van de belastingschuld eerst kan worden vastgesteld na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, na aanvang van het belastingtijdvak aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag opleggen tot het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.
4.3
De Inspecteur heeft de voorlopige aanslag vastgesteld naar een te betalen bedrag van NAf 20.306. Belanghebbende bepleit vernietiging van de voorlopige aanslag. Hij stelt daartoe dat hij enkel pensioeninkomen geniet waarop inhoudingen worden toegepast.
4.4
De Inspecteur heeft dit weersproken en heeft gesteld dat belanghebbende niet enkel pensioen als bron van inkomen heeft. Belanghebbende heeft ook inkomen als bestuurslid genoten. Over dit inkomen hebben geen inhoudingen plaatsgevonden, waardoor belanghebbende inkomstenbelasting verschuldigd is. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift het belastbaar inkomen van belanghebbende berekend op NAf 467.459 (NAf 372.581 +/+ NAf 55.080 +/+ NAf 63.000 -/- NAf 500 (verwervingskosten) -/- NAf 29.543 (werknemersdeel AOV) +/+ NAf 6.841 (terugontvangen premie AOV in 2020)). Over het belastbaar inkomen van NAf 467.459 is volgens de Inspecteur een bedrag van NAf 188.755 aan inkomstenbelasting verschuldigd. De inhoudingen bedragen NAf 146.274. Er resteert nog een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 42.481 (NAf 188.755 -/- NAf 146.274).
4.5
Het Gerecht concludeert dat, gelet op de, niet door belanghebbende betwiste, berekening van de Inspecteur, de voorlopige aanslag eerder te laag dan te hoog is vastgesteld. De verschuldigde inkomstenbelasting voor het jaar 2020 bedraagt immers NAf 42.481, terwijl de voorlopige aanslag is opgelegd naar een te betalen bedrag van NAf 20.306. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 1 april 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500