In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, stond de vraag centraal of de executant, BNP Paribas Jersey Trust Corporation Limited, verplicht was om de aandelen in Croci International N.V. te gunnen aan de hoogste bieder, Sunderkan Private Foundation. De procedure begon met een verzoekschrift van Sunderkan, die in kort geding vorderde dat BNP de aandelen aan haar zou gunnen tegen de door haar geboden prijs van USD 200.000. BNP had echter besloten het bod niet te accepteren, wat leidde tot de vordering van Sunderkan om dit besluit te herzien. De rechtbank oordeelde dat BNP als executant de bevoegdheid had om een bod al dan niet te aanvaarden, zoals vastgelegd in de veilingvoorwaarden. Sunderkan stelde dat BNP misbruik maakte van deze bevoegdheid, maar de rechtbank oordeelde dat BNP niet verplicht was om het bod te aanvaarden en dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid. De vorderingen van Sunderkan werden afgewezen, en BNP's verzoek om opheffing van het beslag dat Sunderkan had gelegd, werd toegewezen. De rechtbank veroordeelde Sunderkan in de proceskosten.