ECLI:NL:OGEAC:2022:40

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
​​​​​​​CUR202004770/4771/4774, CUR202100994 en CUR202201006
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar gezag en voogdij van minderjarige in het kader van Colombiaans recht

In deze zaak heeft de moeder, wonend in Colombia, verzocht om het gezag over haar minderjarige dochter, die in Curaçao woont, te herstellen. De tijdelijk voogd, die sinds medio 2019 voor de minderjarige zorgt, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder. De Voogdijraad heeft een onderzoek ingesteld en geadviseerd om de huidige situatie te handhaven, omdat een wijziging in het gezag of een uithuisplaatsing niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar wil dat haar dochter in een tehuis wordt geplaatst. De tijdelijk voogd heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar niet met de frequentie van informatieverstrekking aan de moeder. Het gerecht heeft geoordeeld dat de moeder nog steeds het gezag over de minderjarige heeft, maar dat dit geschorst moet worden omdat zij niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De tijdelijk voogd wordt gehandhaafd en de minderjarige wordt onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar. De gezinsvoogd zal de contactmomenten tussen de moeder en de minderjarige begeleiden en de voortgang van de therapie monitoren. De beslissing is genomen op 10 maart 2022.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummers: CUR202004770/4771/4774, CUR202100994 en CUR202201006 (OTS)
Beschikking van 10 maart 2022
inzake
[de moeder],
wonend in Colombia,
verzoekster, hierna:
de moeder,
gemachtigden: mrs. G.C.A. Scheperboer-Parris en B.W. Scheperboer,
tegen
[de tijdelijk voogd],
wonend in Curaçao,
verweerster, hierna:
de tijdelijk voogd,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
betreffende de minderjarige
[de minderjarige],
geboren op […] 2012 te […], Colombia, hierna:
[de minderjarige],
wonend in Curaçao.

1.Het procesverloop

Dat blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 8 juli 2021, hersteld bij beschikking van 21 juli 2021, (CUR202100994), waarin de Voogdijraad CN – locatie Bonaire, hierna:
  • de beschikking van 12 oktober 2021 tot voeging van de zaak CUR202100994 met de zaken CUR202004770/4771/4774;
  • het rapport van de Voogdijraad van 3 januari 2022;
  • het verzoek van de Voogdijraad van 3 januari 2022 tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige];
  • het kindgesprek van 18 februari 2022, waarbij de rechter en de griffier [de minderjarige] buiten aanwezigheid van anderen hebben gesproken;
  • de voortgezette mondelinge behandeling van 3 maart 2022, waarbij aanwezig waren de moeder (via video), bijgestaan door mr. Scheperboer-Parris, de tijdelijk voogd, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad (via video), en waarbij namens de moeder en de tijdelijk voogd pleitnotities zijn overgelegd, die van de moeder houdende een wijziging van het verzoek.

2.De feiten

2.1. [
[De minderjarige] is op 30 juli 2012 te Colombia geboren als dochter van de moeder (geboren in 1988 in Colombia) en van [de vader] (geboren in 1948 op Curaçao), hierna: de vader.
2.2.
Op 14 februari 2018 heeft de ‘
Defensor de familia’ van de ‘
Instituto Colombiano de Bienestar Familiar’ (hierna: ICBF) bepaald dat, nadat de moeder niet is verschenen op de hoorzittingen, de vader wordt belast met de ‘custodia y cuidado personal’ van [de minderjarige].
2.3.
Vervolgens is, na instemming van de moeder, de vader in de loop van 2018 met [de minderjarige] naar Curaçao vertrokken. Volgens een uittreksel van de burgerlijke stand van Curaçao is voor [de minderjarige] op [..] november 2018 aangifte van verblijf op Curaçao gedaan. Halverwege 2019 is [de minderjarige] bij de tijdelijk voogd gaan wonen.
2.4.
Bij beschikking van 23 januari 2020 van dit gerecht (CUR2021901811) is op verzoek van de vader zijn gezag over [de minderjarige] geschorst en is de tijdelijk voogd (de nicht van de vader) als zodanig benoemd. Tegen deze beschikking is door de moeder hoger beroep ingesteld. De behandeling hiervan moet nog plaatsvinden.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van dit gerecht (CUR202004745) van 21 december 2020 is op verzoek van de vader een voorlopige informatieregeling en omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] bepaald.
2.6.
De vader is op [..] januari 2021 overleden.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van dit gerecht (CUR202100993) van 31 mei 2021 is onder meer het verzoek van de moeder tot afgifte van [de minderjarige] afgewezen, is een voorlopige omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] bepaald en is de moeder verboden onheuse uitlatingen jegens de tijdelijk voogd te doen.

3.De verzoeken

3.1.
De moeder en de vader hebben in hun verzoekschrift van 9 december 2020 (zaken CUR202004770/4771/4774) aangevoerd dat de vader “bij beschikking van 14 februari 2018 van het gerecht in Colombia (werd) belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige met als reden dat “de moeder op dat moment een moeilijke tijd doormaakte en niet in staat was om voor [de minderjarige] te zorgen”.
3.2.
Zij hebben bij dat verzoekschrift verzocht:
a) de tijdelijk voogd uit haar voogdij te ontzetten;
b) primair de moeder met het gezag over [de minderjarige] te belasten en subsidiair […] (de zus van de vader) als tijdelijk voogd over [de minderjarige] te benoemen.
3.3.
Op 1 april 2021 heeft de moeder (zaak CUR202100994) verzocht:
a) haar verlof te verlenen om kosteloos te procederen;
b) te bepalen dat de tijdelijk voogd wordt ontzet, danwel wordt ontslagen uit haar tijdelijke voogdij;
c) te verklaren dat de moeder het ouderlijk gezag toekomt, casu quo te bepalen dat de moeder wordt hersteld in, dan wel belast wordt met het ouderlijk gezag over [de minderjarige].
3.4.
De moeder heeft op 30 september 2021 haar verzoek (zaken CUR202004770/4771/4774) gewijzigd en verzocht:
a) vast te stellen en voor recht te verklaren dat de moeder de moeder is van [de minderjarige], alsmede dat zij immer de ouderlijke macht heeft gehad -zoals zij die thans nog als eenhoofdig gezag heeft- over die minderjarige;
b) vast te stellen en voor recht te verklaren dat -door overlijden van de juridische vader- de moeder thans de facto eenhoofdig gezag over de minderjarige heeft;
c) vast te stellen en voor recht te verklaren dat de tijdelijke voogdij gefundeerd werd op onware beweringen van onder anderen de tijdelijk voogd, met name op de in strijd met de waarheid voorgebrachte onbekendheid aan haar van het contactadres van de moeder, alsmede op de onware suggestie dat de moeder geen ouderlijk gezag over de minderjarige zou hebben;
d) vast te stellen en voor recht te verklaren dat [de minderjarige] tegen de wil van de moeder -alsook tegen de wil van [de minderjarige] zelf- aan het gezag van de moeder werd onttrokken;
e) vast te stellen dat de tijdelijk voogd van meet of aan de contactrechten van [de minderjarige] met de moeder, haar juridische vader en haar biologische vader heeft gefrustreerd en illusoir heeft gemaakt;
f) vast te stellen dat van de moeder geen feiten en omstandigheden zijn komen blijken, welke aan een hereniging van [de minderjarige] met moeder en haar familieleden in Colombia in de weg zou moeten of kunnen staan;
g) te vernietigen de -op een gerechtelijke dwaling berustende- beschikking op grond waarvan aan de tijdelijk voogd tijdelijke voogdij over [de minderjarige] werd verleend;
h) te bevelen, dat [de minderjarige] onverwijld door de tijdelijk voogd aan de moeder, of aan een door de moeder aan te wijzen gemachtigde zal worden overgedragen, alles onder vaststelling van een dwangsom ten faveure van de moeder (…).
3.5.
Na een wijziging van het verzoek ter zitting verzoekt de moeder thans (in zowel de zaken CUR202004770/4771/4774 als CUR202100994):
a) [de minderjarige] uit huis te plaatsen;
b) [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de maximale periode van één jaar;
c) PSI-SkuchaMi dan wel SIGE met de gezinsvoogdij te belasten;
d) te bepalen dat de gezinsvoogd zal samenwerken met ICBF en de medewerking van ICBF zal inroepen voor de begeleiding van de moeder voor minimaal twee keer per week;
e) de tijdelijk voogd te gelasten in voorkomend geval geschenken van de moeder aan [de minderjarige] te geven.
3.6.
De tijdelijk voogd heeft tegen de (eerdere) verzoeken van de moeder gemotiveerd verweer gevoerd. Het ontzetten van de tijdelijk voogd uit de voogdij over [de minderjarige], en daarmee een wijziging van haar verblijfplaats, en het herstellen van het gezag van de moeder is volgens haar niet in het belang van [de minderjarige]. De moeder kan en wil het belang van [de minderjarige] niet voorop stellen en belemmert de tijdelijk voogd in een goede uitoefening van de voogdij over [de minderjarige]. De tijdelijk voogd verzoekt (in zowel de zaken CUR202004770/4771/4774 als CUR202100994):
de tijdelijk voogd met de definitieve voogdij over [de minderjarige] te belasten.
3.7.
De Voogdijraad verzoekt (zaak CUR202201006):
[de minderjarige] onder toezicht te stellen en de Gezinsvoogdij-instelling Curaçao (hierna
GVI Curaçao) als gezinsvoogd te benoemen.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
In deze zaak zijn er twee partijen die beide het belang van [de minderjarige] voorop willen stellen. Aan de ene kant de moeder, die in Colombia woont en reeds voor het vertrek van de vader met [de minderjarige] naar Curaçao niet meer betrokken is geweest bij de dagelijkse verzorging en opvoeding van [de minderjarige], maar uiteraard de moeder is en blijft van [de minderjarige]. Aan de andere kant de tijdelijk voogd, die in Curaçao woont en sinds halverwege 2019 de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] op zich heeft genomen en nog steeds neemt en zich kosten noch moeite spaart voor het welzijn van [de minderjarige]. Deze situatie lijkt te zijn ontstaan door onvoldoende afstemming tussen de moeder en de vader en door gebrek aan mogelijkheden aan hun zijde zich over [de minderjarige] te ontfermen. Vanwege het overlijden van de vader is het enigszins gissen naar de achterliggende redenen van de stappen die hij aangaande [de minderjarige] heeft genomen. Dit laat onverlet dat het in het belang van [de minderjarige] is een veilige situatie te creëren waar zij niet belemmerd wordt in haar ontwikkeling.
Onderzoek Voogdijraad
4.2.
Bij tussenbeschikking van 8 juli 2021 is de Voogdijraad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van omgang en naar het gezag met betrekking tot [de minderjarige] en daarover te adviseren. De Voogdijraad heeft haar bevinden in een rapport gepresenteerd en daarop ter zitting een aanvullende toelichting gegeven. Het advies van de Voogdijraad komt – kort gezegd – op het volgende neer. Een gezagswijziging komt niet tegemoet aan de belangen van [de minderjarige]. Zij heeft dringend behoefte aan behandeling/therapie en daarvoor heeft ze stabiliteit en rust nodig. Een wijziging in de gezagspositie of een uithuisplaatsing, zoals door de moeder is verzocht, zou kunnen betekenen dat [de minderjarige] weg wordt gehaald uit haar huidige opvoedingsomgeving en dat is pedagogisch gezien op dit moment niet in het belang van [de minderjarige]. De zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige] dienen bij de tijdelijk voogd te blijven liggen. Een verdeling van die taken is, gelet op de huidige woonplaats van de moeder, onmogelijk. Gelet op de ingrijpende gebeurtenissen in haar jonge leven, waaronder het overlijden van de vader, is het niet in het belang van [de minderjarige] de verzorgings- en opvoedtaken bij een ander dan de tijdelijk voogd te beleggen. Dat zou teveel onrust geven terwijl [de minderjarige] nu behoefte heeft aan rust, structuur en stabiliteit. De Voogdijraad heeft contra-indicaties gesignaleerd; [de minderjarige] krijgt veel mee van de strijd tussen de moeder en de tijdelijk voogd, zij zit klem tussen hen, en daardoor is sprake van een ontwikkelingsbedreiging, waardoor een ondertoezichtstelling is geïndiceerd. Op die wijze kan met behulp van een professionele derde, zijnde de gezinsvoogd, het contact tussen de moeder en [de minderjarige] hersteld en begeleid worden, te beginnen met een wekelijks contact dat afhankelijk van wat [de minderjarige] aankan, kan worden uitgebreid. In geval de omgang niet begeleid wordt, kan dat schadelijke effecten hebben op alle partijen. Voor een goed verloop van de contacten tussen de moeder en [de minderjarige] wordt mediation tussen de moeder en tijdelijk voogd geadviseerd. Het traject bij Yudaboyu dient te worden gecontinueerd en te worden uitgebreid, eventueel met een dagbehandeling en pedagogische ondersteuning in de thuissituatie. Samenvattend adviseert de Voogdijraad [de minderjarige] onder toezicht te stellen, de huidige situatie in het gezag en verblijfplaats ongewijzigd te laten voor de periode van de ondertoezichtstelling, het contact tussen de moeder en [de minderjarige] te herstellen onder begeleiding van GVI Curaçao binnen een neutrale omgeving en tevens het opstellen van richtlijnen voor het contact tussen de moeder en de tijdelijk voogd.
4.3.
De moeder heeft ingestemd met de door de Voogdijraad verzochte ondertoezichtstelling, met dien verstande dat zij wil dat [de minderjarige] in een tehuis wordt geplaatst. De moeder zegt te zullen blijven strijden voor [de minderjarige]. De moeder is van mening dat de tijdelijk voogd haar dochter heeft ‘ontvoerd’ en is van mening dat alleen zij als moeder de wonden van [de minderjarige] kan helen. Zij heeft niets misdaan, maar heeft haar dochter al drie jaar niet gezien en daar lijden zowel [de minderjarige] als de moeder onder.
4.4.
De tijdelijk voogd stemt in met het advies van de Voogdijraad om [de minderjarige] onder toezicht te plaatsen, de (wekelijkse) contactmomenten via en onder begeleiding van de gezinsvoogd te laten verlopen en door te gaan met de hulpverleningstrajecten die reeds zijn ingezet ten behoeve van [de minderjarige] en (het gezin van) de tijdelijk voogd, dan wel deze uit te breiden. Zij kan zich niet vinden in de wekelijkse door de Voogdijraad voorgestelde informatieplicht. Dat is te frequent en te belastend voor haar en [de minderjarige]. Bovendien reageert de moeder nauwelijks op de verstrekte informatie, die thans in de vorm van door [de minderjarige] zelf gemaakte posters wordt gegeven. Het belang van [de minderjarige] moet voorop worden gesteld. Er moet rekening worden gehouden met haar psychische en emotionele welzijn, maar ook met het welzijn van het gehele gezin. Het is tijd voor rust en er is ruimte nodig om te helen, om vervolgens beter te kunnen bloeien.
Ondertoezichtstelling (OTS)
4.5.
Op basis van het rapport van de Voogdijraad is het het gerecht duidelijk geworden dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat – in de wettelijke terminologie - haar zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid ernstig worden bedreigd en dat andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. Immers, zij zit klem tussen de moeder en de tijdelijk voogd. Ook laat zij zorgelijk gedrag zien binnen haar […] ontwikkeling, heeft zij last van nachtmerries en laat zij binnen de opvoedingsomgeving een gedragspatroon van aantrekken en afstoten zien richting tijdelijk voogd. Indicaties dat de huidige woonsituatie van [de minderjarige] bij de tijdelijk voogd niet goed is, zijn er niet. Wel heeft [de minderjarige] behoefte aan rust en stabiliteit, zodat er ruimte kan ontstaan om de behandeling/therapie binnen YudaboYu voort te zetten en waar nodig uit te breiden met bijvoorbeeld dagbehandeling en opvoeding/pedagogische ondersteuning voor de tijdelijk voogd en in de thuissituatie. Het is van belang dat er gewerkt wordt aan een beter contact tussen de moeder en de tijdelijk voogd. Met de ondertoezichtstelling kan de gezinsvoogd als onafhankelijke derde de noodzakelijke regels en afspraken maken tussen de moeder en de tijdelijk voogd, voor het (uiteindelijk) verbeteren van het onderlinge contact. Daarnaast zal de gezinsvoogd de contactmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] op een neutrale plek (dus niet in aanwezigheid van de tijdelijk voogd) moeten begeleiden, eventueel met behulp van het ICBF. De contactmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] zullen in beginsel één keer per week plaatsvinden, maar de gezinsvoogd zal het tempo van [de minderjarige] daarin leidend moeten laten zijn. Door de begeleide omgang kan er meer zicht komen op de capaciteiten van de moeder en kan het effect van de contactmomenten op [de minderjarige] in beeld worden gebracht. Ook zal de gezinsvoogd het traject bij YudaboYu moeten monitoren, in die zin dat zij in nauw contact staat met de behandelaars voor het bepalen van de frequentie en invulling van de contactmomenten tussen [de minderjarige] en de moeder en dient zij er op toe te zien dat de behandelingen worden voortgezet en waar nodig worden uitgebreid. Gelet op het voorgaande is er een zeer actieve rol voor de gezinsvoogd weggelegd. Het gerecht heeft er alle vertrouwen in dat mevrouw […] van de Stichting Gezinsvoogdij Instelling Curaçao deze rol in het belang van [de minderjarige] zal uitvoeren. De benoeming van een andere organisatie tot gezinsvoogd, zoals door de moeder verzocht, acht het gerecht dan ook niet wenselijk/haalbaar. In het bijzonder nu YudaboYu reeds als behandelaar van [de minderjarige] optreedt en in die hoedanigheid dan ook niet vrij staat om als neutrale derde op te treden. Het verzoek tot ondertoezichtstelling (CUR202201006) van één jaar zal dan ook worden toegewezen. Na zeven maanden zal een evaluatiemoment worden ingepland.
4.6.
Gelet op het voorgaande is een uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een tehuis, zoals door de moeder verzocht, niet geïndiceerd en niet in het belang van [de minderjarige].
Gezag/voogdij
4.7.
Bij beschikking van 23 januari 2020 van dit gerecht is een tijdelijk voogd benoemd, ervan uitgaande dat de moeder niet langer het gezag over [de minderjarige] had. De moeder heeft haar eerdere standpunt ten aanzien van het gezag gewijzigd en stelt dat nu géén sprake is geweest van een rechterlijke beslissing in Colombia waarbij de vader met het gezag over [de minderjarige] werd belast. Nu op grond van artikel 1:295 BW het gerecht een voogd benoemt indien een minderjarige niet onder ouderlijk gezag staat, zal moeten worden uitgemaakt of de moeder inderdaad nog het gezag over [de minderjarige] heeft. Indien daarvan sprake is, moet worden bepaald hoe vanaf heden invulling aan het gezag over [de minderjarige] moet worden gegeven.
4.8.
Het gerecht gaat voorbij aan de stelling van de moeder dat de vader niet de biologische vader van [de minderjarige] zou zijn. Deze stelling is niet onderbouwd en pas later in deze procedures naar voren gebracht. Bovendien is een en ander voor de beoordeling van deze zaak niet van beslissend belang.
4.9.
Artikel 288
Código Civil(Colombiaans Burgerlijk Wetboek, hierna: CC) definieert het ouderlijk gezag (
patria potestad) als de verzameling rechten en bevoegdheden die de wet toekent aan de ouders jegens hun minderjarige kinderen, ten einde de plichten te waarborgen die de ouders hebben in hun hoedanigheid als zodanig. Het is aan de ouders gezamenlijk de taak om
patria potestaduit te oefenen over hun wettige kinderen. De
patria potestadkan op grond van artikel 310 CC worden beëindigd of opgeschort bij rechterlijke uitspraak. Nu van een dergelijke uitspraak niet is gebleken moet er van worden uitgegaan dat de moeder nog steeds het gezag over [de minderjarige] heeft. Het toewijzen van de ‘
custodia y cuidado personal’ aan de vader, zoals gedaan in de onder 2.2. vermelde beslissing van het ICBF, ziet veeleer op de zorg- en opvoedingsaspecten van de
patria potestad, vergelijkbaar met de geschillen waar op grond van artikel 1:253a van het BW door dit gerecht op beslist moet worden, maar kan niet gezien worden als een wijziging in het gezag.
Geen ‘ontvoering’ door de tijdelijk voogd
4.10.
De moeder heeft zowel in deze procedures als in de publiciteit het standpunt verkondigd dat de tijdelijk voogd [de minderjarige] heeft ‘ontvoerd’. Daarvan is geen sprake, ook niet als tot uitgangspunt wordt genomen dat de moeder steeds het gezag over [de minderjarige] heeft behouden. Niet in geschil is immers dat de moeder in 2018 heeft ingestemd met de overbrenging van [de minderjarige] naar Curaçao door de vader en met haar verblijf alhier, ter voorbereiding van het vertrek van het gezin naar Nederland. Het is vervolgens de vader geweest die als (mede)gezagdragende ouder heeft ingestemd met het verblijf van [de minderjarige] bij de tijdelijk voogd sinds medio 2019. Niet is gebleken dat de moeder toen bezwaar heeft gemaakt tegen dat verblijf. Op het moment dat de vader vanwege medische redenen (tijdelijk) terugging naar Colombia (februari 2020) heeft zij dat evenmin gedaan. Pas in december 2020, circa anderhalf jaar later, is middels het toen ingediende verzoek gebleken dat de moeder, en mogelijk ook de vader, niet langer kon instemmen met het verblijf van [de minderjarige] bij de tijdelijk voogd. De moeder had toen niet meer de bevoegdheid [de minderjarige] zonder meer bij de tijdelijk voogd ‘op te eisen’. Voor deze situatie geldt immers artikel 1:253s BW, dat luidt als volgt:
1. Indien het kind met instemming van zijn ouders die het gezag over hem uitoefenen, gedurende tenminste een jaar door een of meer anderen als behorende tot het gezin is verzorgd en opgevoed, kunnen de ouders slechts met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van het kind brengen.
2. Voor zover de volgens het eerste lid vereiste toestemming niet worden verkregen, kunnen zij op verzoek van de ouders door de van de rechter in eerste aanleg worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts afgewezen, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
3. (…)
4.11.
De door en namens de moeder aan de tijdelijk voogd gemaakte verwijten van (strafbaar) handelen door [de minderjarige] niet aan haar af te geven, zijn dan ook ten onrechte geweest.
Schorsing gezag van de moeder
4.12.
Nu er van uit moet worden gegaan dat de moeder nog steeds het gezag over [de minderjarige] heeft, zal haar gezag op grond van 1:253q in verbinding met 1:253r BW worden geschorst, omdat zij in de tijdelijke onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen. Hiertoe overweegt het gerecht het volgende. Reeds voorafgaand aan de overbrenging van [de minderjarige] naar Curaçao had de moeder, onder andere vanwege een voor haar moeilijke tijd, de dagelijkse opvoeding van [de minderjarige] overgelaten aan de vader. Inmiddels woont [de minderjarige] al weer bijna vier jaar op Curaçao, waarvan bijna drie jaar bij de tijdelijk voogd. Gelet op de hiervoor genoemde redenen voor de OTS en de daarmee gepaard gaande stappen die gezet moeten worden, is het de vraag of de moeder, mede gelet op de fysieke afstand tussen haar en [de minderjarige], als gezagdragende ouder daarin de juiste keuzes en beslissingen ten behoeve van [de minderjarige] kan nemen. Het gerecht is daarvan niet overtuigd. De moeder lijkt, ondanks dat zij nu instemt met de OTS, het belang van [de minderjarige] niet voorop te kunnen stellen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit haar verzoek tot uithuisplaatsing. Zij zal zich moeten richten op contactherstel onder begeleiding van de gezinsvoogd. Op die manier kan zij ook voor haar kind strijden, maar wel op een wijze waarbij het belang van [de minderjarige] voorop wordt gesteld.
4.13.
Voor een ontheffing van de moeder uit het gezag, zoals door de tijdelijk voogd lijkt te zijn verzocht, ziet het gerecht, mede gelet op de thans in te stellen OTS, thans onvoldoende aanleiding. Dat verzoek zal dan ook worden afgewezen
Handhaving tijdelijke voogdij
4.13.
De tijdelijk voogd is reeds bij beschikking van 23 januari 2020 benoemd. Bij de onderhavige beslissing zal zij, op basis van de huidige inzichten en omstandigheden, als tijdelijk voogd worden gehandhaafd.
Informatieregeling
4.14.
Gelet op de moeizame verhouding tussen de moeder en de tijdelijk voogd is het in het belang van [de minderjarige] dat de informatieverstrekking voorlopig via de gezinsvoogd loopt. Nu het de bedoeling is dat er in beginsel wekelijks contact is tussen de moeder en [de minderjarige] kan het één keer per maand verstrekken van informatie als voldoende worden geacht. Ter zitting heeft de Voogdijraad toegelicht dat de wijze waarop de informatie thans door de tijdelijk voogd wordt verstrekt, met behulp van door [de minderjarige] gemaakte posters, een zeer wenselijke manier is van informatieverstrekking. Het gerecht wil de tijdelijk voogd dan ook verzoeken deze posters samen met [de minderjarige] te blijven maken, maar het uiteindelijk aan de moeder verstrekken van de posters aan de gezinsvoogd over te laten. Zo blijft het contact tussen de moeder en de tijdelijk voogd (tijdelijk) beperkt en kan met behulp van de gezinsvoogd eerst worden gewerkt aan herstel van vertrouwen over en weer.
Geschenken
4.15.
De afgifte van geschenken van de moeder aan [de minderjarige] zal ook in afstemming met de gezinsvoogd moeten plaatsvinden.
Proceskosten
4.16.
Gelet op het feit dat het hier procedures van familierechtelijke aard betreft, zal het gerecht de proceskosten compenseren als hierna omschreven.

5.De beslissing

Het gerecht:
in de zaak CUR202201006 (OTS)
5.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht voor de duur van één jaar, ingaande 10 maart 2022;
5.2.
benoemt mevrouw […] van de Stichting Gezinsvoogdij Instelling Curaçao tot gezinsvoogd over de minderjarige, waarbij zij uitvoering dient te geven, naar eigen inzicht, aan in ieder geval het volgende:
- het tot stand brengen en begeleiden van de (telefonische) contactmomenten (in beginsel wekelijks) tussen de moeder en [de minderjarige] in een neutrale omgeving en het in kaart brengen van de effecten hiervan op [de minderjarige];
- het monitoren van de voortzetting dan wel uitbreiding van de therapiesessies bij YudoboYu van [de minderjarige];
- het bieden van opvoedkundige en pedagogische ondersteuning aan de tijdelijk voogd en in de thuissituatie;
- het geven van duidelijke richtlijnen en het opstellen van afspraken t.a.v. het (uiteindelijke) contact tussen de moeder en de tijdelijk voogd;
- uitvoering geven aan de informatieregeling (met in beginsel maandelijkse informatieverschaffing);
5.3.
verwijst de zaak naar de OTS-zitting in oktober 2022 voor evaluatie van de ondertoezichtstelling, waarvoor dienen te worden opgeroepen de moeder (deelname via video), de tijdelijk voogd, de gezinsvoogd, en de Voogdijraad CN – Bonaire (deelname via video);
in de zaken CUR202004770/4771/4774 en CUR202100994
5.4.
bepaalt dat het gezag van de moeder over [de minderjarige] met ingang van heden is geschorst;
5.5.
handhaaft de tijdelijk voogd als tijdelijk voogd over [de minderjarige];
in alle hiervoor genoemde zaken
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte;
5.8.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 10 maart 2022
uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
mm