ECLI:NL:OGEAC:2022:38

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
CUR202001202
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kredietovereenkomst met restschuld en vernietiging van nieuwe kredietovereenkomst

In deze zaak heeft Girobank N.V., als lasthebber van GI-RO Settlement Holding N.V., een vordering ingesteld tegen een gedaagde in verband met een kredietovereenkomst. De kredietovereenkomst van 14 april 2009 betrof een lening van NAf 82.000, die door de gedaagde tijdig werd afgelost. Echter, bij een tweede kredietovereenkomst van 27 mei 2014, die bedoeld was om de restschuld van de eerste lening te herstructureren, heeft de gedaagde slechts gedeeltelijk aan zijn aflossingsverplichtingen voldaan. De gedaagde heeft in reconventie de vernietiging van de tweede kredietovereenkomst gevorderd, stellende dat deze tot stand is gekomen door dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake was van dwaling of bedrog en dat de tweede kredietovereenkomst duidelijk was in zijn doel. De vordering van Girobank tot betaling van NAf 55.630,01, vermeerderd met rente en incassokosten, is toegewezen. De reconventionele vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202001202
Vonnis d.d. 14 maart 2022
inzake
GIROBANK N.V.,
als lasthebber van GI-RO SETTLEMENT HOLDING N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in conventie, eiser in reconventie, hierna: ‘
Girobank’,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna: ‘
[gedaagde]’,
gemachtigde: mr. M.M. Bloem.

1.Het procesverloop

Girobank heeft op 23 april 2020 een verzoekschrift ter griffie ingediend. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] een eis in reconventie ingesteld. Vervolgens is in conventie en in reconventie tot en met dupliek geconcludeerd, heeft Girobank een akte genomen en hebben partijen gelijktijdig pleitnotities ingediend. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

In deze zaak wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. a) Bij kredietovereenkomst van 14 april 2009 heeft Girobank aan [gedaagde] een geldlening van NAf 82.000 verstrekt en een (hier niet terzake doende) kredietfaciliteit voor een creditcard. De overeenkomst vermeldt dat de lening is aangegaan om het vervoer te bekostigen van medische apparatuur ([gedaagde] is medisch specialist) van de VS naar Curaçao. De rente is 12% per jaar. Over de terugbetaling vermeldt de overeenkomst het volgende:
‘Repayment
The loan will be repaid in five (5) years. Starting May 29, 2009 monthly installments of ANG. 1.070,00 each will be charged to your current account. The final payment will be adjusted to pay the interest and the then outstanding balance of the loan.’
b) [Gedaagde] heeft de bij deze (eerste) overeenkomst afgesproken maandelijkse aflossingen tijdig en geheel verricht.
c) Bij kredietovereenkomst van 27 mei 2014 heeft Girobank aan [gedaagde] een geldlening van NAf 46.610 verstrekt en een (hier niet terzake doende) kredietfaciliteit voor een creditcard. De overeenkomst vermeldt dat de lening is aangegaan om het uitstaande saldo op de lening uit de eerste overeenkomst te herstructureren. De rente is 9% per jaar. Overeengekomen is een aflossing in vier jaar, in maandelijkse termijnen van NAf 1.235.
d) [Gedaagde] heeft de bij deze (tweede) overeenkomst afgesproken maandelijkse aflossingen slechts gedeeltelijk verricht. Zijn laatste betaling dateert van november 2017.
e) Girobank heeft [gedaagde] bij in 2019 en 2020 verzonden brieven herhaaldelijk verzocht het uitstaande bedrag te betalen. [gedaagde] heeft geen gevolg gegeven aan die verzoeken.
f) Per 31 december 2019 bedraagt het uitstaande bedrag onder de tweede overeenkomst, inclusief rente tot die datum, NAf 55.630,01.

3.Het geschil

3.1.
Girobank vordert in conventie:
veroordeling van [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan Girobank van:
a. NAf 55.630,01, vermeerderd met de rente van 9% hierover gerekend vanaf 1 januari 2020;
b. de incassokosten ad NAf 8.344,50;
c. de proceskosten.
3.2. [
Gedaagde] vordert in reconventie:
“Voor recht te verklaren dat de overeenkomst van 27 mei 2014 terzake de "geherstructureerde” lening is vernietigd, althans gedeeltelijk is vernietigd, althans de overeenkomst van 27 mei 2014 gerechtelijk c.q. in rechte te vernietigen,
a. Wegens dwaling zijdens [gedaagde] ex artikel 6: 228 lid 1 sub a en/of sub b BW, althans in de plaats van vernietiging de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het nadeel voor [gedaagde] wijzigen op grond van artikel 6: 230 lid 2 BW. Zulks in die zin dat [gedaagde] niets meer dan reeds betaald (Naf. 88.523,85) verschuldigd is aan de Girobank, althans resterende niet meer verschuldigd is aan Girobank dan Naf. 13.607.26, althans een door Uw Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag.
Althans
b. Wegens bedrog en/of misbruik van omstandigheden en/of een andere kunstgreep ex artikel 3:44 lid 1, lid 3, lid 4 BW voor recht te verklaren dat de overeenkomst van 27 mei 2014 terzake de "geherstructureerde lening" is vernietigd, althans gedeeltelijk is vernietigd, althans de overeenkomst van 27 mei 2014 gerechtelijk c.q. in rechte te vernietigen. Zulks in die zin dat [gedaagde] niets meer dan reeds betaald (Naf. 88.523,85) verschuldigd is aan de Girobank, althans resterende niet meer verschuldigd is aan Girobank dan Naf. 13.607,26, althans een door Uw Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag.
Althans
c. Voor recht te verklaren dat de overeenkomst van 27 mei 2014 terzake de "geherstructureerde" lening is ontbonden, althans gedeeltelijk is ontbonden, althans de overeenkomst van 27 mei 2014 gerechtelijk te ontbinden (al dan niet gedeeltelijk) vanwege schending van de bancaire zorgplicht c.q. wanprestatie c.q. onrechtmatige daad van Girobank jegens [gedaagde] op grond van artikel 6:74 BW en/of 6: 162 BW en/of 6:265 BW. Zulks in die zin dat [gedaagde] niets meer dan reeds betaald (Naf. 88.523,85) verschuldigd is aan de Girobank, althans resterende niet meer verschuldigd is aan Girobank dan Naf. 13.607,26, althans een door Uw Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag.
Althans
d. De gevolgen van de overeenkomst van 27 mei 2014 te wijzigen c.q. te ontbinden (al dan niet gedeeltelijk) wegens onvoorziene omstandigheden ex artikel 6:258 lid 1 BW, althans de overeenkomst en/of de gevolgen van de overeenkomst van 27 mei 2014 te wijzigen c.q. te beperken op grond van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6: 2 lid 1 en lid 2 BW. Zulks in die zin dat [gedaagde] niets meer dan reeds betaald (Naf. 88.523,85) verschuldigd is aan de Girobank, althans resterende niet meer verschuldigd zal zijn aan Girobank dan Naf. 13.607,26, althans een door Uw Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag.
ALTHANS ALLES ZOALS DOOR UW GERECHT IN GOEDE JUSTITIE TE BEPALEN. Zulks al het vorengaande in reconventie met veroordeling van Girobank in de kosten van de proceskosten van procedure in reconventie!”
3.3.
Partijen hebben verweer gevoerd tegens elkaars vorderingen. Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
In de eerste kredietovereenkomst van 14 april 2009 is afgesproken dat het gehele krediet in vijf jaar zou worden afgelost, in termijnen van NAf 1.070 per maand. Vaststaat dat daarbij sprake is geweest van een reken- of typefout: voor een gehele aflossing in vijf jaar zou de maandelijkse aflossing afgerond NAf. 1.700 hebben moeten zijn, niet NAf 1.070. Dit verklaart de restschuld waarvan sprake was bij de afloop van die eerste periode van vijf jaar.
4.2.
Bij de tweede kredietovereenkomst van 27 mei 2014 hebben partijen die (ongeregelde) restschuld omgezet in een lening, terug te betalen in vier jaar.
4.3. [
Gedaagde] stelt dat sprake is van grove onzorgvuldigheid van Girobank en dat de tweede kredietovereenkomst tot stand is gekomen door dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Volgens [gedaagde] heeft Girobank verzwegen wat de oorsprong was van de restschuld en was van een daadwerkelijke herstructurering geen sprake.
4.4. [
Gedaagde] kan in deze stellingen niet gevolgd worden. Het doel van die tweede overeenkomst was, zoals daarin is vermeld en zoals ook aansluit op de feiten, ‘
to restructure the outstanding balance on loan account number 14.00468’. [gedaagde]’ stelling dat van een herstructurering geen sprake was, is dan ook niet goed te begrijpen. Bovendien zijn de precieze door partijen gekozen bewoordingen in de kredietovereenkomst bijzaak. Waar het om gaat is dat nog niet alle op grond van de eerste kredietovereenkomst door Girobank aan [gedaagde] verstrekte gelden waren terugbetaald en dat partijen voor de terugbetaling daarvan nieuwe afspraken hebben gemaakt. Dat lag, gelet op de bestaande restschuld en bij gebreke van (de wil of mogelijkheden tot) betaling inééns, ook in de rede.
4.5.
De onderliggende redenering van [gedaagde] is dat hij door de gang van zaken zwaar is benadeeld, doordat hij veel minder rente zou hebben hoeven betalen als het gehele eerste krediet na vijf jaar zou zijn afgelost. Dat laatste is inderdaad het geval, maar daar zou dan wel tegenover hebben gestaan dat [gedaagde] gedurende die vijf jaar een hogere aflossing - Naf 1.700 per maand in plaats van NAf 1.070 per maand - had moeten doen en dat hem dus minder krediet ter beschikking zou hebben gestaan. Er is in de eerste kredietovereenkomst inderdaad een (reken)fout gemaakt door Girobank (en door [gedaagde]), maar die fout heeft niet zonder meer tot nadeel voor [gedaagde] en voordeel voor Girobank geleid.
4.6.
Met het aangaan van de tweede kredietovereenkomst heeft [gedaagde] nadere rente- en aflossingsverplichtingen aanvaard. Een alternatief had kunnen zijn dat [gedaagde] het uitstaande bedrag - of een in onderling overleg overeengekomen bedrag - had betaald. Daarvoor is niet gekozen. De tweede kredietovereenkomst is duidelijk wat betreft het doel daarvan: de bestaande schuld omzetten in een lening. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die Girobank ervan had moeten weerhouden aan [gedaagde], ter ondervanging van de gevolgen van de in de eerste kredietovereenkomst gemaakte fout, een nadere kredietfaciliteit ter ondertekening voor te leggen. Door [gedaagde] zijn geen feitelijke stellingen aangevoerd die, indien bewezen, zijn beroepen op dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden bij het aangaan van de tweede kredietovereenkomst zouden kunnen doen slagen. Bovendien slaagt het door Girobank gedane beroep op verjaring.
4.7.
Ten slotte kan ook [gedaagde]s beroep op onvoorziene omstandigheden en op de redelijkheid en billijkheid geen doel treffen. Girobank verlangt nakoming van de tweede kredietovereenkomst. Van omstandigheden die zich voordoen en waarin bij het aangaan van de overeenkomst niet is voorzien als bedoeld in artikel 6:258 lid 1 BW, is niet gebleken. Dat het [gedaagde] naar hij stelt pas in dit geding duidelijk is geworden wat de precieze oorzaak was van de restschuld waarvoor de tweede kredietovereenkomst is aangegaan, is geen omstandigheid die maakt dat Girobank [gedaagde] in redelijkheid niet of niet onverkort kan houden aan de over de terugbetaling van die restschuld gemaakte afspraken.
4.8.
Gelet op het voorgaande kunnen de verweren van [gedaagde] niet slagen. Het door Girobank op basis van de tweede kredietovereenkomst gevorderde bedrag, waarvan de hoogte niet gemotiveerd is betwist, zal worden toegewezen, vermeerderd met de overeengekomen rente. De door [gedaagde] overgelegde rentecalculaties met betrekking tot de eerste kredietovereenkomst zijn voor de beslissing niet doorslaggevend, reeds omdat Girobank nakoming van de tweede kredietovereenkomst verlangt, niet van de eerste. Dit nog daargelaten het beroep van Girobank op de (niet-overgelegde) algemene bankvoorwaarden en haar stelling dat [gedaagde] de rekeningafschriften steeds zonder protest heeft behouden.
4.9.
Over de buitengerechtelijke incassokosten zal, mede gelet op de overgelegde sommatiebrieven, worden beslist conform artikel 136 sub III Procesreglement Civiele Zaken.
in reconventie
4.10.
Uit de boordeling in conventie volgt dat de reconventionele vorderingen niet kunnen slagen.
voorts in conventie en in reconventie
4.11. [
Gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Dat geldt ook voor de kosten in de (al dan niet als voorwaardelijk aan te merken) reconventie.
4.12.
Het door [gedaagde] gevoerde verweer tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal worden gepasseerd. Er bestaat onvoldoende aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat veroordelingen, indien gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.Beslissing

Het Gerecht:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Girobank van NAf 55.630,01, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 9% per jaar te rekenen vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met NAf 2.250 aan buitengerechtelijke kosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Girobank tot op heden begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 332,47 aan oproepingskosten en NAf 4.500 voor salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
5.5.
wijst af het gevorderde;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Girobank tot op heden begroot op NAf 2.250 voor salaris gemachtigde;
5.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 14 maart 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.