ECLI:NL:OGEAC:2022:372

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
CUR202004857
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testament en recht op bewoning na overlijden erflater

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een geschil over de uitleg van een testament en de rechten van de eiseres, [eiseres], na het overlijden van erflater op 22 september 2019. Erflater had in zijn testament, gedateerd 15 juli 2016, aan [eiseres] een lijfrente en het recht van gebruik en bewoning van zijn woning gelegateerd. De eiseres vordert dat het gerecht voor recht verklaart dat zij recht heeft op bewoning van een appartement, bekend als [adres B], en, indien dit niet mogelijk is, recht op een gelijkwaardige vervangende woonruimte. De gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], voeren verweer en stellen dat het legaat is geëindigd omdat [eiseres] de woning vrijwillig heeft verlaten.

Het gerecht oordeelt dat het vertrek van [eiseres] uit de woning niet kan worden aangemerkt als het verlaten van de gemeenschappelijke woning, zoals bedoeld in het testament. Het gerecht concludeert dat de bedoeling van erflater was om [eiseres] verzorgd achter te laten, en dat het legaat ook betrekking had op het appartement [adres B]. Aangezien [adres B] ten tijde van het openvallen van de nalatenschap niet tot de nalatenschap behoorde, heeft [eiseres] recht op een gelijkwaardige vervangende woonruimte of een vergoeding ter zake. Het gerecht wijst de vordering van [eiseres] toe en veroordeelt de gedaagden tot nakoming van het legaat en tot betaling van proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004857
Vonnis van 23 mei 2022
inzake
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: R.E.F.A. Bijkerk,
tegen
[GEDAAGDE SUB 1],
gedaagde sub 1, “[gedaagde sub 1]”,
[GEDAAGDE SUB 2],
gedaagde sub 2, “[gedaagde sub 2]”,
beiden wonende in Curaçao,
gemachtigde: mr. M.W.J.H. Welten.
Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans gezamenlijk gedaagden, worden genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • het vonnis van 6 december 2021 waarin partijen zijn gelast te verschijnen voor het geven van inlichtingen en/of ter beproeving van een minnelijke regeling;
  • de door mr. Bijkerk op voorhand toegezonden producties van 4 en 8 maart 2022;
  • de e-mailcorrespondentie tussen de gemachtigden en het gerecht van 7 en 8 maart 2022;
  • de mondelinge behandeling van 11 maart 2022, waarbij [eiseres], bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door een adviseur, en de gedaagden, bijgestaan door hun gemachtigde en vergezeld door een adviseur, zijn verschenen. Namens de gemachtigden zijn aantekeningen bij comparitie van partijen overgelegd.
1.2.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 22 september 2019 is [erflater] (hierna: erflater) overleden. Erflater had twee (2) kinderen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
2.2.
Ten tijde van zijn overlijden woonde erflater ongehuwd samen met [eiseres] in de woning van erflater te Blue Bay [adres A] (hierna: [adres A]).
2.3.
Erflater heeft een testament nagelaten, gedateerd 15 juli 2016. In het testament heeft erflater aan [eiseres] onder andere gelegateerd:
i. een lijfrente van USD 11.250, per kwartaal (althans EUR 11.250 als [eiseres] buiten Curacao woont);
ii. het recht van gebruik en bewoning van “mijn woning met erf en ondergrond, plaatselijk bekend als [adres A]”, de zich daar bevindende inboedel en een personenauto.
2.4.
In artikel III.B. aanhef en sub 4 van het testament is voorts bepaald:
“Met betrekking tot de gemeld legaat inhoudende het recht van gebruik en bewoning en de legaten inboedel en personenauto bepaal ik dat deze zullen eindigen:
(…)
4. wanneer zij de woning (…) metterwoon verlaat;”
2.5. [
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard en zijn samen vereffenaar. [gedaagde sub 1] was voor de aanvaarding executeur en is voorts afwikkelingsbewindvoerder over de nalatenschap en bewindvoerder over het erfdeel van [gedaagde sub 2].
2.6.
Voor zijn overlijden heeft erflater [adres A] verkocht. De levering was gepland op 1 oktober 2019. Na zijn overlijden heeft [gedaagde sub 1] als executeur meegewerkt aan de contractuele leveringsverplichting van erflater.
2.7.
Erflater had op 22 april 2019 een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten voor een appartement, bekend als [adres B] (hierna: [adres B]) in het in aanbouw zijnde complex The Shore (hierna: de overeenkomst). De levering heeft niet plaatsgevonden. De overeenkomst is door [gedaagde sub 1] als executeur ontbonden.
2.8.
Na het overlijden van erflater heeft [eiseres], in verband met de levering van [adres A], tijdelijk in een vakantiewoning te Blue Bay, ‘Indigo Garden’, gewoond.

3.Het geschil

3.1. [
[Eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, dat het gerecht voor recht verklaart dat [eiseres] recht heeft op:
primairbewoning van het (gemeubileerde) appartement [adres B], en
subsidiair, voor het geval dit onmogelijk is omdat het appartement aan een derde doorverkocht is, recht op een door gedaagden ter beschikking te stellen gelijkwaardige vervangende woonruimte, en
meer subsidiairop een vergoeding terzake vervangende woonruimte, gelijk aan NAf 4.500 per maand, zolang haar door gedaagden geen adequate woonruimte ter beschikking is gesteld. Voorts gedaagden te veroordelen de legaten ten behoeve van [eiseres] na te komen. Kosten rechtens.
3.2. [
[Eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat het testament van erflater moet worden uitgelegd en dat die uitleg tot gevolg heeft dat haar via legaat is nagelaten het recht van gebruik en bewoning van de woning waar [eiseres] en erflater gezamenlijk in wonen op Curaçao c.q. in zouden gaan wonen.
3.3. [
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren gemotiveerd verweer. Zij voeren onder meer aan dat het legaat is geëindigd omdat [eiseres] de woning vrijwillig heeft verlaten dan wel dat het legaat is vervallen ex artikel 4:49 leden 1 en 3 BW, omdat de woning bij het openvallen van de nalatenschap daartoe niet behoorde. Er moet bij de bewoordingen van het testament worden aangesloten en die zijn zeer concreet en niet ambivalent. Voor de bedoeling van erflater, dan wel een uitleg van de bewoordingen is geen plaats.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagden hebben primair betoogd dat [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen dient te worden verklaard, nu gedaagden worden aangesproken in een niet langer bestaande, vervallen en/of niet relevante hoedanigheid. Het gerecht gaat hieraan voorbij. Daargelaten dat gedaagden ook in hun hoedanigheid van erfgenaam zijn aangesproken, is door het handelen van [gedaagde sub 1] als executeur de overeenkomst ontbonden, waardoor [eiseres] niet meer haar intrek kan nemen in [adres B], waartoe zij volgens haar stelling op grond van het testament wel gerechtigd was. [eiseres] kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek.
Legaat geëindigd
4.2. [
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen zich verder op het standpunt dat het legaat is geëindigd omdat [eiseres] [adres A] vrijwillig heeft verlaten. Dat verweer gaat niet op. Vaststaat dat [adres A] voor het overlijden van erflater reeds was verkocht en op 1 oktober 2019 geleverd zou worden. Voorts staat vast dat de opvolgende woning van erflater, [adres B], op dat moment nog niet gereed was. Niet in geschil is voorts dat erflater en [eiseres] in afwachting van de levering van [adres B], in een vakantiehuis te Blue Bay, Indigo Garden, zouden gaan verblijven. Erflater is overleden voordat uitvoering was gegeven aan het bovenstaande. Na het overlijden van erflater, heeft [gedaagde sub 1] als executeur meegewerkt aan de levering van [adres A], zodat [eiseres] gehouden was [adres A] te verlaten en in de vakantiewoning, Indigo Garden, te trekken. Naar het oordeel van het gerecht kan het vertrek van [eiseres] uit [adres A] onder de hiervoor omschreven omstandigheden niet worden aangemerkt als het
metterwoonverlaten van de gemeenschappelijke woning als bedoeld in artikel III.B. aanhef en sub 4 van het testament.
Legaat vervallen
4.3.
Partijen zijn het er over eens dat [adres A] ten tijde van het openvallen van de nalatenschap, in verband met een leveringsverplichting, daartoe niet behoorde. Wat partijen verder nog verdeeld houdt is of het legaat ook ziet op [adres B]. [eiseres] stelt onder verwijzing naar artikel 4:46 BW dat het de bedoeling van erflater was om haar verzorgd achter te laten. Die verzorgingsgedachte beoogde erflater bij testament te regelen. Het legaat dient in dat licht te worden beoordeeld, zodat aangenomen moet worden dat erflater ten doel had om het legaat ten aanzien van de bewoning bij verkoop van [adres A] op [adres B] te vestigen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben dat betwist. Daartoe voeren zij aan dat niet de bedoeling van erflater bepalend is, maar de uiterste wil zelf. En die is glashelder; daarin staat namelijk opgenomen ‘mijn woning, bekend als [adres A]’. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verwijzen daartoe naar artikel 4:49 BW waaruit volgt dat uit de uiterste wil zelf moet kunnen worden afgeleid of de erflater de beschikking niettemin heeft gewild in het geval een goed dat ten tijde van het openvallen van de nalatenschap daartoe niet behoorde. [adres A] behoorde niet langer tot de nalatenschap. Erflater heeft alle gelegenheid gehad om het legaat te wijzigen naar [adres B]. Dit heeft hij niet gedaan en ook zijn er geen aanwijzingen dat hij dat had willen doen. Het legaat, dat enkel ziet op [adres A], is dan ook vervallen, aldus gedaagden.
4.4.
Ter beantwoording van de vraag of, zoals [eiseres] stelt, erflater in zijn uiterste wil ten doel had om haar verzorgd achter te laten zodat het legaat dat ziet op bewoning van ‘mijn woning’ na verkoop van [adres A] op [adres B] zou zien, is artikel 4:46 BW bepalend. Indien komt vast te staan dat de uiterste wil zo moet worden uitgelegd dat het legaat na verkoop van [adres A] op [adres B] ziet, komt de vraag aan de orde of, zoals [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen, dát legaat is komen te vervallen nu [adres B] ten tijde van het openvallen van de nalatenschap daartoe niet behoorde.
4.5.
Op grond van artikel 4:46 BW moet bij de uitleg van de uiterste wilsbeschikking worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. [eiseres] heeft, onder verwijzing naar de wijze waarop zij en erflater gedurende de jaren invulling hebben gegeven aan hun relatie, hun woonsituatie en hun individuele bezittingen waaronder de verkoop van de woning van [eiseres] in Nederland, uitvoerig gemotiveerd dat erflater heeft willen regelen dat [eiseres] verzorgd achterbleef. Die verzorgingsgedachte van erflater is overigens niet door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwist. In het testament komt die verzorgingsgedachte tot uitdrukking in de lijfrente die erflater aan [eiseres] heeft gelegateerd, alsmede in het recht op gebruik en bewoning van [adres A], de woning waarin erflater en [eiseres] ten tijde van het opstellen van het testament gezamenlijk in woonden. De stelling van [eiseres] dat na verkoop van [adres A], [adres B] de gezamenlijke woning zou worden, is onvoldoende betwist door gedaagden. De overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting bieden naar het oordeel van het gerecht hiervoor voldoende aanknopingspunten. [gedaagde sub 1] ging daar, zoals hij ter zitting heeft aangegeven, tot aan het moment dat hij juridisch advies had ingewonnen overigens ook van uit. Door erflater was reeds een overeenkomst gesloten voor [adres B] en het was de bedoeling dat erflater en [eiseres] daar na de verkoop van [adres A] gezamenlijk in gingen wonen. Door vertragingen bij de bouw had de levering nog niet plaatsgevonden ten tijde van het leven van erflater. Deze overeenkomst in combinatie met de verzorgingsgedachte die ook duidelijk in de uiterste wil van erflater naar voren komt, is naar het oordeel van het gerecht voldoende komen vast te staan dat het de bedoeling van erflater was dat het legaat na verkoop van [adres A] op [adres B] zou zien. Het enkele feit dat erflater het legaat niet daadwerkelijk heeft gewijzigd, ondanks dat hij daartoe alle gelegenheid zou hebben gehad, doet niet af aan de verzorgingsgedachte van erflater.
4.6.
Vervolgens rijst de vraag of het legaat is vervallen nu [adres B] (nog) niet tot de nalatenschap behoorde bij het openvallen daarvan. Immers, [adres B] was nog niet geleverd en niet in geschil is dat door toedoen van [gedaagde sub 1] als executeur-testamentair [adres B] ook niet tot de nalatenschap is gaan behoren, nu hij de overeenkomst daartoe heeft ontbonden. Op grond van artikel 4:49 BW vervalt een legaat op een bepaald goed indien het goed bij het openvallen van de nalatenschap daartoe niet behoort, tenzij uit de uiterste wil zelf is af te leiden dat erflater de beschikking niettemin heeft gewild. Hiervoor is reeds geoordeeld dat ervan uit kan worden gegaan dat het legaat ook zag op [adres B]. Als [gedaagde sub 1] de overeenkomst niet had ontbonden, zou [adres B] bij het openvallen van de nalatenschap daartoe zijn gaan behoren. Aangenomen moet dus worden dat erflater de beschikking over [adres B], ondanks het vervallen daarvan, niettemin heeft gewild. [gedaagde sub 1] voert het verweer, dat al zou hier al sprake van zijn, [adres B] niet tot de nalatenschap had kunnen behoren, omdat de nalatenschap onvoldoende baten had om het restant van de aannemingssom/koopprijs van [adres B] te voldoen. Dit wordt door [eiseres] betwist, nu zij daartoe geen enkele onderbouwing heeft gezien en dat door gedaagden op geen enkele wijze gemotiveerd is toegelicht. Naar het oordeel van het gerecht hebben gedaagden, bij betwisting, onvoldoende gemotiveerd gesteld dat inderdaad sprake is/was van onvoldoende baten in de nalatenschap om verdere uitvoering te geven aan de door erflater aangegane overeenkomst, waardoor [adres B] tot de nalatenschap zou zijn gaan behoren. Ook na het wijzen van het tussenvonnis, waarin gedaagden zijn verzocht om nadere financiële informatie te verstrekken, is deze informatie door hen niet verstrekt. Dat zij de mening waren toegedaan dat deze informatie niet relevant was voor het onderhavige geschil en dat zij eerst over de relevantie daarvan een debat wilden voeren, maakt niet dat zij zonder meer aan het verzoek voorbij konden gaan. Geconcludeerd kan dan ook worden dat [eiseres] op grond van de uiterste wil van erflater recht had op de bewoning van [adres B], maar nu deze door het handelen van [gedaagde sub 1] niet langer tot de nalatenschap behoort, zij recht heeft op een gelijkwaardige vervangende woonruimte dan wel een vergoeding ter zake een vervangende woonruimte.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiseres] worden toegewezen in die zin dat voor recht wordt verklaard dat [eiseres] recht heeft op gebruik en bewoning van een gelijkwaardige vervangende woonruimte als [adres B] ten laste van de nalatenschap c.q. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], dan wel op een vergoeding terzake vervangende woonruimte van NAf 4.500 per maand, in geval aan [eiseres] geen adequate woonruimte ter beschikking wordt gesteld en zullen gedaagden, zoals gevorderd, worden veroordeeld tot nakoming van dit legaat.
4.8.
Voorts vordert [eiseres] veroordeling van gedaagden de legaten ten behoeve van [eiseres] na te komen. Naar het gerecht berijpt bedoelt [eiseres] hiermee gedaagden ook te veroordelen tot nakoming van het legaat betreffende de lijfrente. Nu gedaagden daartegen geen verweer hebben gevoerd en ter zitting is gebleken dat zij ook uitvoering geven aan het legaat betreffende de lijfrente, zal het gerecht gedaagden daartoe veroordelen op de wijze zoals volgt uit het dictum.
4.9.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 264,50
griffierecht NAf 450
salaris gemachtigde
NAf 2.500 +(tarief 5, 2 punten)
totaal: NAf 3.214,50.

5.Beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], althans de nalatenschap zolang deze niet door hen is aanvaard, recht heeft op bewoning van een gelijkwaardige vervangende woonruimte als [adres B], dan wel op een vergoeding terzake vervangende woonruimte van NAf 4.500 per maand, in geval aan [eiseres] geen adequate woonruimte ter beschikking wordt gesteld;
5.2.
veroordeelt gedaagden tot nakoming van het legaat als hiervoor onder 5.1. omschreven, alsmede tot nakoming van het legaat betreffende de lijfrente;
5.3.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van de [eiseres] tot op heden begroot op NAf 3.214,50;
5.4.
verklaart punt 5.2. en 5.3. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 23 mei 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
mm