ECLI:NL:OGEAC:2022:367

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
510.00019/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woningovervallen met bedreiging en geweld, jeugdige verdachte, PIJ-maatregel

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woningovervallen. De verdachte, die als medeplichtige en medepleger werd aangemerkt, heeft samen met anderen in een korte periode een reeks woningovervallen gepleegd, waarbij de slachtoffers onder bedreiging van geweld werden gedwongen om geld en waardevolle spullen af te geven. De verdachte is op basis van zijn jeugdige leeftijd en zijn psychologische toestand, waaronder een lichte verstandelijke beperking en ADHD, verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Het Gerecht heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan diefstal en poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie van 291 dagen en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) is opgelegd, met het advies om deze in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao uit te voeren. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak voor behandeling en begeleiding van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 510.00019/21

Uitspraak: 13 juli 2022
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [Land],
thans gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 maart 2022 en 22 juni 2022.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de op de terechtzitting van 25 maart 2022 toegewezen nadere omschrijving van de tenlastelegging. Deze nadere omschrijving is in de bijlage opgenomen. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het Gerecht deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken ter zake van de onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde beroving op 26 augustus 2021 te [straat 335]. De verdachte ontkent betrokken te zijn bij deze beroving. Het Gerecht is van oordeel dat aan het dossier weliswaar aanwijzingen kunnen worden ontleend voor de betrokkenheid van de verdachte, echter deze aanwijzingen vormen op zich zelf beschouwd geen ondubbelzinnig bewijs voor verdachtes betrokkenheid bij deze beroving. Rechtstreeks bewijs dat de verdachte deze beroving daadwerkelijk heeft (mede)gepleegd of daarbij behulpzaam is geweest ontbreekt. Het Gerecht zal de verdachte daarom vrijspreken.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Met de raadsvrouw en anders dan de officier van justitie acht het Gerecht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger bij de beroving in de woning op het [adres 28] was betrokken.
Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat vier personen betrokken waren bij de beroving op het [adres 28] in [plaats]. Van die vier personen zijn er drie de woning binnengegaan en is één persoon buiten op de uitkijk blijven staan. De verdachte heeft verklaard dat hij buiten post is blijven vatten en dat hij daarvoor een bedrag van NAf 150,- heeft ontvangen. Het Gerecht acht die bijdrage van de verdachte aan de beroving van onvoldoende gewicht om van medeplegen te spreken. De omstandigheid dat de verdachte voorafgaand aan de beroving bij de woning van zijn zus en [JdlC] was en dat de verdachte – naar het Gerecht aanneemt – samen met anderen daarna naar de te beroven woning is gegaan, maakt dat niet anders. Ook aan het aantreffen van de van aangeefster [I.R.] gestolen Tommy Hilfiger tas in de woning van de verdachte op het [adres 54] komt in dat verband, naar het oordeel van het Gerecht, onvoldoende betekenis toe. Het Gerecht betrekt bij zijn oordeel dat deze tas daar is aangetroffen op 25 september 2021, derhalve enige tijd na de beroving. Bovendien is [D.P.] (stiefvader van verdachte), van wie is komen vast te staan dat hij zich met soortgelijke criminele activiteiten heeft beziggehouden, ook op dat adres woonachtig. Ten slotte kan, mede gelet op de verklaringen van [D.P.] en de verdachte, niet worden uitgesloten dat die tas daar door anderen ([JdlC] of de zus van de verdachte) is achtergelaten. Het Gerecht zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair aan hem tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van medeplichtigheid omdat, kort gezegd, niet is komen vast te staan dat de anderen zich van de hulp van de verdachte bewust waren en ook anderszins niet is gebleken van een bijdrage van de verdachte aan het feit bijvoorbeeld door het afleiden van voorbijgangers.
Het Gerecht verwerpt dit verweer reeds omdat uit de verklaring van de verdachte zelf blijkt dat zijn mededaders zich wel degelijk van verdachtes aanwezigheid en zijn bijdrage aan de beroving bewust waren, aangezien de verdachte voor die hulp/bijdrage is betaald.
Het Gerecht acht, alles afwegende, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan deze beroving.
Het Gerecht overweegt voorts nog het volgende.
Uit de aangiften van de aangevers, meneer [R.R.], mevrouw [I.R.] en hun dochter, blijkt dat de daders zich in hun woning goederen wederrechtelijk hebben toegeëigend in de zin van artikel 2:291 Wetboek van Strafrecht (Sr) en dat andere voorwerpen, waaronder bijvoorbeeld de doos met sieraden en het biljet van NAf 50,- aan de daders zijn afgegeven in de zin van artikel 2:294 Sr. Waar de telastelegger dit juridische onderscheid in het primair tenlastegelegde expliciet tot uitdrukking heeft gebracht, is dit onderscheid in het subsidiair tenlastegelegde niet gemaakt. Dit heeft consequenties voor de bewezenverklaring.
Het Gerecht merkt ten slotte nog het volgende op.
Het Gerecht heeft geconstateerd dat de aangevers in hun aangiften melding hebben gemaakt van enkele specifieke goederen die tijdens de beroving zijn ontvreemd.
Nadien hebben zij op een handgeschreven briefje een nieuwe/nadere opsomming gegeven van spullen die bij deze beroving uit hun woning zijn ontvreemd.
Ten slotte hebben de aangevers vorderingen tot schadevergoeding ingediend, waarin voor een deel weer een andere opsomming is gegeven van de spullen die zijn ontvreemd. Daarbij is nog van belang dat, blijkens de verklaring van aangevers, een paar weken voor deze overval een inbraak heeft plaatsgevonden in hun woning waarbij ook goederen zijn ontvreemd. Dit alles bemoeilijkt, naar het oordeel van het Gerecht, de precieze vaststelling van welke voorwerpen bij deze overval zijn ontvreemd. Het Gerecht betrekt daarbij ook dat, zoals hierna bij de bespreking van de vordering tot schadevergoeding is vermeld, het bestaan van de door aangevers genoemde goederen op geen enkele wijze is onderbouwd. Het Gerecht acht het bij deze stand van zaken aangewezen uit te gaan van hetgeen aangevers direct in hun aangiften naar voren hebben gebracht. Ook dit heeft consequenties voor de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 2
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit van hetgeen is tenlastegelegd bij het tweede blokje: “(een) of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) (aan) (op) [H.Y.] voor te houden en/of tonen en/of richten en/of gericht houden en/of” omdat dit niet uit de bewijsmiddelen volgt.
Het Gerecht volgt de raadsvrouw hierin niet. De verdachte en zijn mededader zijn gemaskerd het restaurant binnengekomen. De mededader had het wapen daarbij open en bloot in zijn rechterhand en derhalve zichtbaar voor een ieder die zich daar bevond. Aangever [H.Y.] heeft het wapen ook gezien, reden waarom hij zichzelf en anderen in veiligheid heeft gebracht. In die zin is het wapen daar en toen aan de aanwezigen, onder wie dus ook [H.Y.], getoond.
Ten aanzien van feit 4
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, stellende dat ten aanzien van de verdachte vanwege zijn jeugdige leeftijd en de bijzondere verhouding tussen de verdachte en de mededader, zijn stiefvader, niet kan worden gezegd dat hij op enig moment feitelijke beschikkingsmacht over het nepwapen heeft gehad noch dat hij zich van de aanwezigheid van het wapen bewust was.
Het Gerecht gaat ook hieraan voorbij. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte en zijn mededader samen een plan hebben gemaakt om de [Z.Y. Restaurant Bar] te beroven en dat zij vervolgens gemaskerd naar die locatie zijn gegaan. De mededader had direct bij binnenkomst een wapen open en bloot in de hand. De verdachte, die achter de mededader stond, had een tas vast. Niet is gebleken dat de aanwezigheid van het wapen tijdens de beroving geen onderdeel uitmaakte van het plan. De verdachte heeft dit ook niet verklaard. Een en ander brengt mee dat de verdachte en zijn mededader zich daar en toen samen schuldig hebben gemaakt aan deze (poging tot) beroving en dat zij daarbij gebruik hebben gemaakt van een wapen. In ieder geval tijdens de beroving hadden zij het wapen samen voorhanden. Dat de mededader het wapen in handen had, en niet de verdachte, doet daaraan niet af.
Ten aanzien van feit 7
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat de bekennende verklaring van de verdachte dat hij op 22 augustus 2021 bij de beroving op het [adres 165] betrokken was, geen steun vindt in de andere stukken in het dossier.
Het Gerecht verwerpt dit verweer aangezien de bekennende verklaring van de verdachte niet op zich zelf staat, maar steun vindt in de aangifte van [Y.C.] en de herkenning van verdachte door zijn zus op beelden in de buurt van het [adres 165], ongeveer 50 minuten voor de overval. Aldus is wel aan het wettelijke bewijsminimum voldaan en is geen sprake van een situatie dat de verdachte alleen op grond van zijn eigen verklaring wordt veroordeeld.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, leidt het Gerecht uit de stukken in het dossier af dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Het Gerecht neemt daarbij mede in aanmerking de onderlinge taakverdeling en het belang van de rol van de verdachte. Daarmee acht het Gerecht het onder 7 primair tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het Gerecht overweegt ten slotte dat al hetgeen de raadsvrouw overigens naar voren heeft gebracht, zijn weerlegging in de bewijsmiddelen vindt.
Bewezenverklaring
Feit 1 subsidiair
dat [JdlC] op 6 september 2021, in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
  • een mobiele telefoon van het merk Samsung Galaxy, model A10 en,
  • een mobiele telefoon van het merk Samsung Galaxy, model S9 en een hoes en,
  • en goud/zilver kleurige dames polshorloge (van het merk Anne Klein) en,
  • een fles parfum van het merk Juicy Couture en,
  • een zwart/goud kleurige damestas van het merk Sheine en
  • een blauwkleurige tas van het merk Tommy Hilfiger
toebehorende aan [I.R.] en aan [S.R.],
welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [I.R.] en die
[R.R.] en die [S.R.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te
maken, welke bedreiging met geweld bestond uit,
  • het met bedekte gezichten de woning en slaapkamer van die [I.R.] en die [R.R.] en die [S.R.] binnen komen en,
  • die [I.R.] en die [R.R.] en die [S.R.] aanmanen om stil te blijven en,
  • herhaaldelijk die [I.R.] en die [R.R.] en die [S.R.] aanmanen om geld en goud en te zeggen dat als zij niet zouden meewerken iets slechts met hen zou gebeuren,
bij en tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 6 september 2021 te Curaçao, opzettelijk behulpzaam is geweest door buiten de woning aan [adres 28] post te vatten;
Feit 2
hij op 8 september 2021 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorend aan [H.Y.] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen te doen vergezellen bedreiging met geweld te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
  • het gemaskerd de [Z.Y. Restaurant Bar] binnen rennen en,
  • een vuurwapen, althans een soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp aan [H.Y.] te tonen en,
  • getracht om een ijzeren portier open te maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
Feit 3
hij op 8 september 2021 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon van het merk Samsung J2, toebehorende aan [K.N.], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [K.N.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit,
- het gemaskerd de [Z.Y. Bar Restaurant] binnen rennen en,
- een vuurwapen, althans een soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp op die [K.N.] richten en gericht houden;
feit 4
hij op 8 september 2021 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen althans een soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
Feit 6
hij op 27 augustus 2021 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
  • een zwartkleurig televisietoestel van het merk Samsung Plasma en,
  • een zwartkleurige mobiele telefoon van het merk Samsung A30 en een (rood) kleurige hoesje,
  • drie flessen bier van het merk Zulia en,
  • een aantal sieraden en,
  • een kussensloop en,
  • een aantal blikken frisdrank en,
  • ongeveer NAf 75,-
toebehorende aan [M.L.] en aan [E.L.] welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [M.L.] en tegen [E.L.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld bestond uit,
  • het met bedekte gezichten de woning van die [M.L.] en [E.L.] binnendringen en,
  • die [M.L.] en die [E.L.] aanmanen om geld en sieraden te geven en,
  • die [M.L.] en die [E.L.] met een houten balk, te bedreigen en,
  • die [M.L.] en die [E.L.] aanmanen om de voordeur voor hem open te maken;
Feit 7 primair
hij op 22 augustus 2021 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
- een mobiele telefoon van het merk Samsung
toebehorende aan [Y.C.] welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [Y.C.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit,
  • het vernielen van een keukenraam en een slaapkamerdeur van die [Y.C.] en,
  • het tegen die [Y.C.] schreeuwen althans zeggen om niet te schreeuwen en om stil te blijven en anders zou hij haar doodmaken en om niets tegen de politie te zeggen en anders komt hij terug om haar woning in brand te steken en,
  • vervolgens een plastic zak in brand te steken en die plastic zak op de benen van die [Y.C.] te gooien.
Hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte van 9 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [1] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 24 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[I.R.]:
Ik, [I.R.], geboren op [geboortedatum], woon met mijn man [R.R.] en mijn dochter [S.R.] op het [adres 28] in [plaats]. In de nacht van 6 september 2021 omstreeks 04:15 uur lagen [R.R.] en ik in onze slaapkamer te slapen. Ik stond op en ging naar het toilet. Toen ik terugging naar bed, hoorde ik een geluid bij het slaapkamerraam. Voordat ik het raam kon bereiken, sprong een mij onbekende man door het raam naar binnen. Ik schrok. De man zei tegen mij dat ik stil moest blijven. Hierna kwamen een tweede en een derde man de slaapkamer binnen. De eerste man begon ons om geld en goud te vragen. [R.R.] werd ook wakker. De twee andere mannen begonnen in de kamer te zoeken. [R.R.] en ik zeiden dat we geen geld of goud hadden. De eerste man bleef maar aandringen. Een van de mannen trof in mijn blauwe schoudertas mijn portemonnee met inhoud aan. Ik stak mijn hand in de tas en nam mijn portemonnee uit de tas. Ik zei tegen de man dat hij mijn belangrijke papieren niet kon krijgen. Ik opende mijn portemonnee en gaf hem het enige biljet van NAf 50,- dat ik had. Hij nam het en mijn tas. Ik was bezorgd om mijn dochter. Zij slaapt in de andere slaapkamer. Ik zag twee mannen naar haar slaapkamer lopen. Ik hoorde dat zij de deur opendeed. Ik zei dat ze de deur moest dichtdoen. Het lukte een van die mannen toch de deur te openen. De eerste man vroeg weer dringend om geld en goud. Om te voorkomen dat zij [S.R.] kwaad zouden doen, ging naar de toilettafel en haalde een doosje tevoorschijn waarin ik enkele sieraden verscholen hield. Ik overhandigde het aan de eerste man. Ik hoorde dat zij [S.R.] om geld en goud vroegen.
Ik constateerde dat de mannen mijn mobiele telefoon merk Samsung hadden weggenomen. Ik zag dat de drie manen via het woonkamerschuifraam weggingen. Ik zag buiten een vierde man staan.
Signalement verdachten: 4 onbekende mannen.
Weggenomen goederen: een doos met sieraden met daarin NAf 50,- en een zwarte mobiele telefoon van het merk Samsung A10, [telefoonnummer #764] met [imeinummer #2931].
2. Een proces-verbaal van aangifte van 9 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [1] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 28 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[R.R.]:
Ik, [R.R.], geboren op [geboortedatum], woon met mijn echtgenote [I.R.] en mijn dochter [S.R.] op het [adres 28] te [plaats]. Op 6 september 2021 omstreeks 04:15 uur lagen [I.R.] en ik in onze slaapkamer te slapen. Ik gebruik medicijnen voor mijn hart en viel dus diep in slaap. Ik werd wakker door een geluid in de slaapkamer. Ik zag een onbekende man achter [I.R.] staan. Hij trachtte zijn gezicht met een t-shirt te verbergen. Toen zag ik nog twee mannen via het slaapkamerraam binnenkomen. De eerste man vroeg ons om geld en goud. De andere twee mannen begonnen in de slaapkamer te zoeken. Ze vonden de schoudertas van [I.R.]. Ik zag dat [I.R.] haar portemonnee uit haar tas pakte en de man een briefje van NAf 50,- gaf. Ik zag dat ze mijn portemonnee pakte. Daar zat ongeveer NAf 8,- aan kleingeld in. De eerste man bleef dringend om geld en goud vragen. Ik zag twee andere mannen naar de slaapkamer van [S.R.] lopen. Ik bleef met de man praten zodat zij ons geen kwaad zouden doen. Ik zag via het slaapkamerraam buiten nog een man staan. Ik herhaalde weer dat wij niets hadden. Ik zei tegen de man dat er kort geleden in onze woning was ingebroken en dat alles was weggenomen. Ik zag dat een van de mannen het schuifraam van de woonkamer opendeed en dat zij naar buiten sprongen en wegreden.
Weggenomen goed: kunstlederen portemonnee met NAf 8,- aan kleingeld.
3. Een proces-verbaal van aangifte van 7 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [2] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 32 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [
S.R.]:
Op 6 september 2021 omstreeks 04:00 uur lag ik in bed. Ik hoorde een geluid. Ik deed mijn kamerdeur open en werd verrast door een mij onbekende man. Ik schok hevig en schreeuwde. Ik heb mijn kamerdeur gesloten. Deze werd geopend. Dader 1 kwam binnen en maande mij om geld aan hem te geven. Ik gaf aan dat ik geen geld had. De daders vroegen om geld en om mijn portemonnee. Ik zei dat ik niets had. Ik zei dat er bij ons was ingebroken en dat alles was meegenomen. Dader 1 begon agressief te worden en dader 2 begon mijn kamer te doorzoeken. Ook dader 3 maande mij om geld te geven. Ik zei dat ik niets had. Ik bleef schreeuwen. Dader 4 maande mij om stil te blijven. Dader 3 nam de tas van mijn moeder en liep naar mijn kamer toe. Hij deed het polshorloge dat op mijn nachtkastje lag in de tas. Vervolgens zei hij dat als wij hen niets zouden geven, ons iets zou gebeuren. Hij zei dat als wij niet zouden meewerken iets slechts met ons zou gebeuren. Ik bleef schreeuwen. Dader 1 maande mij om stil te zijn. Ik zag de daders in een donkergelakte personenauto wegvluchten.
Dader 1: een man, ongeveer 1.75 m lang. Gekleed in een rode ¾ sportbroek met ontbloot bovenlijf. Gezicht bedekt met rood t-shirt.
Dader 2: een man van tussen de 1.65 en 1.75 m lang. Het gezicht werd tijdens de beroving bedekt met zijn t-shirt. Gekleed met een t-shirt met korte mouwen, gestreept wit/mint.
Dader 3: man van ongeveer 1.60 m lang. Gekleed in een spijkerbroek lang en een jeans jack, lichtblauw van kleur.
Dader 4 leek erg op dader 3.
Ik moet zeggen dat ik mij misschien kan vergissen en dat dader 3 en 4 dezelfde persoon betreft.
Nadere opmerking:
Bij het geven van een signalement van de daders geeft aangeefster aan dat zij zich mogelijk heeft vergist en dat de personen die zij dader 3 en 4 heeft genoemd, een en dezelfde persoon betreffen. Gelet op de verklaringen van [R.R.] en [I.R.] gaat het Gerecht ervan uit dat er toen en daar drie personen in de woning zijn geweest en dat er één persoon buiten is blijven staan.
Weggenomen goederen:
  • een mobiele telefoon Samsung model A9, kleur zwart, met [imeinummer #8744].
  • Een dameshorloge van het merk Anne Klein, goud/zilver en smal
  • Een fles parfum van het merk Juicy Couture
  • Een vierkant damestasje goud met zwart van het merk Sheine.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [3] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 41 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 6 september 2021 heeft een beroving plaatsgevonden op het [adres (het Gerecht begrijpt:) 28] in [plaats]. Daarbij zijn twee zwarte mobiele telefoons meegenomen:
  • een met aansluitnummer [#846] met [imeinummer #8744] en
  • een met aansluitnummer [#764] met imeinummer #2931].
Deze weggenomen telefoons zijn afgeluisterd. Noot verbalisant: bij het tappen en aanvragen van historische gegevens behorend bij een imeinummer wordt het laatste cijfer van de imei omgezet in een ‘0’.
Ten aanzien van de telefoon met aansluitnummer [#764] met [imeinummer #9290] is gebleken dat deze in gebruik was bij een man genaamd ‘bijnaam JdlC]’ of ‘[voornaam JdlC]’.
Nadere opmerking
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2021, weergegeven op pagina 39, blijkt dat hiervan sprake was op 7 september 2021 om 09:22 uur en om 09:24 uur.
Vanaf 7 september 2021 omstreeks 20:52 uur werd het aansluitnummer [#764] vervangen door [#636]. Op 8 september 2021 om 10:01 uur wordt er een gesprek gevoerd tussen nummer [#616] en [#045]. Uit dit gesprek kan worden afgeleid dat NNman een telefoon van [bijnaam N.P.] heeft gekocht.
5. Een proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [3] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 43 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ter identificering van de gebruikster van aansluitnummer [#045], genaamd [bijnaam N.P.], werden verschillende politiële systemen geraadpleegd. Hierbij werden de volgende gegevens van gebruikster verkregen: [N.P.] geboren op [geboortedatum] in [Land], wonend op de [adres 91].
6. Een proces-verbaal van verhoor van 10 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [4] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 43 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [N.P.]
:
Ik sta ingeschreven op het [adres 91], maar ik woon sinds twee weken in een woning in Rooi Santu. Ik heb een relatie met [JdlC], [bijnaam]. Ik ken hem ongeveer een maand. [JdlC]woont bij zijn moeder in Montanja. Sinds ik de kamer in Rooi Santu huur, verblijft hij elke dag bij mij. Hij blijft ook elke nacht slapen. Ik was op 6 september 2021 omstreeks 04:15 uur in mijn woning in Rooi Santu. Ik weet niet weer [JdlC] toen was. Hij was niet thuis. Hij is omstreeks 03:00 uur bij mijn woning vertrokken en kwam omstreeks 07:00 uur thuis.
Opmerking verbalisant: Tijdens de beroving op 6 september 2021 in een woning op het [adres 28] werd onder andere een Samsung Galaxy A10 met [imeinummer #2930] weggenomen. Deze telefoon is getapt en daaruit bleek dat [JdlC] deze telefoon heeft gebruikt.
A: Ik kan verklaren dat ik hem met een Samsung heb gezien en dat ik deze later op zijn verzoek aan iemand heb verkocht.
A: [JdlC] vroeg of ik iemand kende die de telefoon wilde kopen. Hij zei tegen mij “mi a bai kome un ganga” (vrije vertaling verbalisant “Ik ging iets doen”). Ik heb de telefoon inderdaad verkocht aan een kennis van mij genaamd [M.T.] voor NAf 200,-.
A: Onder “mi a bai kome un ganga” verstond ik dat hij iets slechts had gedaan “misdrijf”.
A: Ik weet dat hij die telefoon in folie had gezet en in zijn auto bewaarde.
7. Een proces-verbaal van verhoor van 11 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [5] en [3] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 50 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 september 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[N.P.]:
V: Je verklaarde dat jouw vriend [JdlC] iets fout heeft gedaan. Klopt dat?
A: Ja.
V: Wat ging hij doen?
A: Hij ging een beroving plegen.
V: Wat heeft hij van deze beroving mee naar huis genomen?
A: Hij heeft twee mobiele telefoons meegenomen.
V: Met wie heeft hij deze beroving gepleegd?
A: Met [C.V.] en mijn broer [N.G.].
A: Ze waren bij mijn woning. Ze waren naar de auto van mijn vriend [JdlC]. Ik was daar niet bij.
A: Ze zijn omstreeks 03:00 uur bij mijn woning vertrokken.
8. Een proces-verbaal van verhoor van 12 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [6] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 63 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 september 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[M.T]:
A: Ik heb een telefoon van [N.P.] gekocht.
A: Mijn fout is dat ik deze mobiele telefoon heb gekocht.
V: Welke telefoon bedoelt u?
A: Die ene die ik heb overhandigd bij mijn aanhouding.
Opmerking: bij de aanhouding van de verdachte [M.T.] werd een mobiele telefoon van het merk Samsung met [imeinummer #2931] inbeslaggenomen.
V: Heeft u deze telefoon van [N.P.] gekocht?
A: Ja. Ze zei tegen mij dat ik haar NAf 200,- moest betalen. Ik gaf haar NAf 100,- en zei kom aan het einde van de week terug om de andere NAf 100,- te halen.
9. Een proces-verbaal van herkenning inbeslaggenomen goederen van 12 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [7] en [8] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 88 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 12 september (het Gerecht begrijpt:) 2021 toonden wij [I.R.] enkele in het belang van het onderzoek inbeslaggenomen goederen. [I.R.] verklaarde: “Van de inbeslaggenomen goederen herken ik de mobiele telefoon van het merk Samsung. Ik herken deze aan de scheur op het scherm. Deze is aan de linkerkant van het scherm en loopt tot aan de onderkant van het scherm. Ik herken ook de kleur en het merk.”
Noot: het toestel betreft een Samsung Galaxy A10 met [imeinummer #2931].
10. Een proces-verbaal van huiszoeking [adres 54] van 25 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [9] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 123 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 25 september 2021 is binnengetreden op het [adres 54]. In de woning waren aanwezig [N.G.]en [A.P.]. Tijdens de doorzoeking zijn enkele voorwerpen inbeslaggenomen, waaronder een donkerblauwe/grijze handtas van het merk Tommy Hilfiger.
11. Een proces-verbaal van herkenning inbeslaggenomen goederen van 12 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [9] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 128 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 25 september 2021 werden goederen in beslag genomen in een woning op het [adres 54]. Op 26 september 2021 toonde ik [I.R.] enkele in het belang van het onderzoek inbeslaggenomen goederen. [I.R.] verklaarde: “Ik herken de blauwe tas van het merk Tommy Hilfiger als de tas die de daders tijdens de beroving hebben meegenomen.”
12. Een proces-verbaal van aanhouding buiten heterdaad van 10 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [9] en [4] (Eindprocesverbaal persoonsdossier, V02 [JdlC], pagina 9 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 10 september 2021 om 04.10 uur hebben wij buiten heterdaad aangehouden [JdlC], ingeschreven op [adres 103d]. Bij een onderzoek in het voertuig werd een zwarte mobiele telefoon aangetroffen en inbeslaggenomen (Samsung S9, met [imeinummer #8744], met de naam [voornaam S.R.] in het scherm).
13. Een proces-verbaal van herkenning inbeslaggenomen goederen van 12 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [7] en [8] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 91 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 12 september 2021 toonden wij [S.R.] enkele in het belang van het onderzoek inbeslaggenomen goederen. Nadat zij de voorwerpen had bekeken, verklaarde zij: “Van de inbeslaggenomen goederen herken ik:
  • het zwarte jack met rode strepen op de schouder, had een van de daders aan;
  • de donkergroene joggingbroek met zwarte strepen aan de zijkant, had een van de daders aan;
  • het lichtgrijze jack met capuchon, had een van de daders aan;
  • een mintgroen T-shirt en rood gekleurd t-shirt met korte mouwen. Een van de daders had zijn gezicht bedekt met een roodkleurig t-shirt en een andere dader had een mintgroen kleurig t-shirt aan, dat hij optrok en waarmee hij zijn neus en mond bedekte;
  • de mobiele telefoon van het merk Samsung Galaxy S9. Ik herken deze aan merk en kleur.”
Noot: Verbalisanten zagen dat [S.R.] haar code intoetste en de telefoon ontgrendelde. Het toestel betrof een Samsung Galaxy S9 met [imeinummer #8744]. [S.R.] verklaarde dat zij bij het doen van haar aangifte dacht dat het een Samsung A9 was maar dat zij zich heeft vergist. Het betrof een Samsung S9.
14. Een proces-verbaal van verhoor (het Gerecht begrijpt gelet op het proces-verbaal van correctie in het eindprocesverbaal persoonsdossier, V02 [JdlC], pagina 41) op 18 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [4] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 114 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [JdlC]
:
Opmerking verbalisant. Nadat jij op 10 september 2021 bent aangehouden werd bij jouw moeder een huiszoeking gedaan. Er werden verschillende goederen in beslag genomen. Deze goederen zijn getoond aan [S.R.]. Zij herkende:
  • het zwarte jack met rode strepen op de schouder, als de kleren van een van de daders;
  • de donkergroene joggingbroek met zwarte strepen op de zijkant, als de
kleren van een van de daders;
  • het lichtgrijze jack met capuchon, als de kleren van een van de daders;
  • een mintgroen t-shirt en roodkleurig t-shirt met korte mouwen. Een van
de daders had zijn gezicht bedekt met een roodkleurig t-shirt en een ander had een mintgroen kleurig t-shirt aan, dat hij optrok om zijn neus en mond mee te bedekken.
Opmerking verbalisant: Bedoelde kleren werden aan de verdachte getoond (bijlage 1).
A: Het zijn mijn kleren.
15. Een proces-verbaal van verhoor op 6 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [5] (Persoonsdossier V3, [N.G.], pagina 21 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 oktober 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[N.G.]:
Ik zal de waarheid vertellen. Ik heb deze beroving gepleegd. Ik zal niet zeggen met wie. Ik stond voor deze woning. Volgens mij zijn de mannen via het raam naar binnen gegaan. Ik heb ongeveer NAf 150,- van deze beroving gekregen.
Opmerking verbalisant: de mobiele telefoon afkomstig van de beroving werd in de auto van de vriend van [N.P.], genaamd [JdlC], bijnaam “bijnaam JdlC]” aangetroffen.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ze hebben de telefoon meegenomen zonder dat wij dat wisten. Ik weet daar niets van.
V: Wat deed je gedurende de beroving?
A: Ik bleef buiten post vatten.
V: Wie waren er nog meer bij betrokken?
A: Ik weet dat ik deel heb genomen.

Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4

1. Een proces-verbaal van aangifte van 13 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [9] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 218 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [H.Y.]:
Op 8 september 2021 stond ik samen met mijn echtgenoot [J.Y] en een medewerker achter de toonbank in de [Z.Y. Bar Restaurant]. Er was een klant bij de bar. Ik zag op een gegeven moment twee gemaskerde en gewapende mannen het restaurant binnen rennen. Ik schrok hevig en wist dat het een beroving was. Samen met de medewerker en [J.Y.] zijn wij naar de achter ruimte bij het restaurant gegaan. Wij bleven daar tot het stil was in het restaurant. Van de klant en op de beelden zag ik dat de daders in de richting van de ijzeren portier kwamen. Aangezien het op slot was, konden zij niet naar achteren komen. Van de klant hoorde ik dat de mannen een mobiele telefoon hebben weggenomen.
Dader 1: grijze lange trui, zwarte capuchon, spijkerbroek,
zilveren pistoolen donkere sportschoenen.
Dader 2; groen trui met lange mouwen, zwarte capuchon, lange donkere broek, zwarte sportschoenen met een witte zool, had een tas in zijn handen.
2. Een proces-verbaal van aangifte van 13 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [9] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 215 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[K.N.]:
Op 8 september 2021 om 22:05 uur zat ik in de [Z.Y. Bar Restaurant] toen twee gemaskerde mannen binnenkwamen. Ik zag dat de mannen gelijk naar het gesloten portierhekwerk liepen. Toen zij merkten dat het op slot was, kwamen ze op mij af. De man met het pistool nam mijn telefoon van de toonbank. Hij wilde zijn linkerhand in mijn broekzak stoppen. Ik pakte zijn hand en zei dat hij me moest doodschieten voordat ik mijn portemonnee aan hem zou geven. Hij bleef het pistool op mij richten. Ze bleven even en vluchtten toen weg. Voordat ze wegvluchtten, deed de man een handeling met het pistool alsof hij het wou laden.
Weggenomen goed: een zwarte mobiele telefoon merk Samsung J2.
3. Een proces-verbaal onderzoek Zheng van 13 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [10] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 221 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2021 omstreeks 22:10 uur heeft er een beroving plaatsgevonden bij [Z.Y. Bar Restaurant]. De beroving werd door twee mannen gepleegd. De eigenaren van het restaurant zagen kans zich achter de balie van het restaurant op te sluiten, zodat de daders niet achter de balie konden komen. Bij de [Z.Y. Bar Restaurant] en in de omgeving van voornoemd restaurant zijn camera’s geïnstalleerd. De eigenaren van het restaurant hebben de beelden vrijwillig afgestaan. Het tijdstip op de afbeeldingen verschilt ongeveer 4 minuten met het daadwerkelijke tijdstip.
Op afbeelding 1 om 22:04:46 is te zien dat twee subjecten achter elkaar aan rennen over de parkeerplaats in de richting van de ingang van [Z.Y. Bar Restaurant].
Op afbeelding 3 om 22:08:52 is te zien dat de subjecten zich in het restaurant bevinden. Subject 1 heeft een vuurwapen in zijn rechterhand. Subject 2 staat achter subject 1. Te zien is dat subject 1 het vuurwapen richt op de balie. Subject 1 heeft een lange spijkerbroek aan en een wit hemd met lange mouwen. Zijn gezicht is bedekt met zwarte stof. Subject 2 heeft ene lange zwarte broek aan met een groen/grijs hemd met lange mouwen. Hij heeft een tas in zijn handen. Zijn gezicht is bedekt met zwarte stof.
Op afbeelding 4 is om 22:08:54 uur te zien subject 1 buiten bij de toonbank staat. Subject 2 staat achter subject 1.
Op afbeelding 5 is te zien dat om 22:09:02 uur subject 1 een klant bedreigt met het vuurwapen. Te zien is dat subject 2 een donkere rugtas vasthoudt.
Op afbeelding 6 is te zien dat om 22:09:02 uur subject 1 voor het slachtoffer gaat staan. Hij heeft een vuurwapen in de rechterhand.
Op afbeelding 7 is te zien dat om 22:09:10 uur subject 1 het vuurwapen op het slachtoffer richt.
Op afbeelding 8 is te zien dat om 22:09:16 uur de twee subjecten wegrenden.
4. Een proces-verbaal van aangifte van 13 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [4] en [5] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 237 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [
N.P.]:
Opmerking 8 september 2021 omstreeks 22:05 uur werd een man die zich op dat moment in de [Z.Y. Bar Restaurant] bevond door twee mannen beroofd.
Ik, verbalisant [4], liet de getuige [N.P.] videobeelden zien van de beroving in de [Z.Y. Bar Restaurant].
V: wat kun je hierover verklaren?
A: Ik herken de man met de witte trui met de lange spijkerboek als mijn stiefvader [D.P.], [bijgenaamd D.P.]. Ik herken de man met de grijze trui met de lange zwarte broek als mijn broer [N.G.], bijgenaamd [bijnaam N.G.]. Ik herken hun aan hun lichaamsbouw en de manier van lopen.
5. Een proces-verbaal van verhoor op 6 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [5] (Persoonsdossier V3, [N.G.], pagina 37 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 oktober 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[N.G.]:
Ik heb deze beroving samen met [D.P.] gepleegd. [D.P.] en ik hebben samen het plan beraamd om de beroving te gaan plegen. [D.P.] had een vuistwapen in handen, maar het was geen echt vuistvuurwapen. Wij waren te voet naar de [Z.Y. Bar Restaurant] gelopen. Ik had een zwarte legging en een zwarte jas aan. Ik had een zwarte bivakmuts aan mijn gezicht.
Opmerking verbalisant:
Op 25 september 2021 werd je met twee gesprekken geconfronteerd. Tijdens een van deze gesprekken zei je dat het niet goed ging. Toen [bijnaam JdlC] aan jou vroeg wat er misging, zei jij “Chinees” (Chino). Wat kun je hierover verklaren.
A: Ik heb met [bijnaam JdlC] over de beroving gesproken, die niet goed is gegaan.
6. Een proces-verbaal van aangifte van 26 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T.E.A. Lasten (Persoonsdossier V6, [D.P.] pagina 20 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[D.P.]:
Opmerking verbalisant: Je ben aangehouden voor een beroving op 8 september 2021 van de [Z.Y. Bar Restaurant]. Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik heb die beroving samen met [N.G.] gepleegd. [N.G.] is mijn stiefkind. Ik kwam met het idee om de beroving te gaan plegen. Ik was in het bezit van een vuurwapen. Wij konden tot bij het hekwerk komen. De toegangsdeur van het restaurant om achter de toonbank te komen was op slot. Wij konden het niet opmaken. Tijdens de beroving zat er een man in het restaurant. Ik zei hem om al zijn goederen aan mij te geven. Hij begon te lachen en zei dat ik hem moest neerschieten om zijn goederen weg te kunnen nemen. We hadden op dat moment besloten om weg te gaan. Ik heb alleen de mobiele telefoon van die man die op de toonbank lag, meegenomen. Het restaurant is in de omgeving van onze woning. We zijn daarnaar toe gelopen.
Ik droeg de witte trui, [N.G.] droeg de groene trui en zwarte lange broek. We hebben die dag besloten om de beroving te gaan plegen. Na de beroving zijn we naar onze woning gerend.
Opmerking: Op de beelden is te zien dat je het vuurwapen op de man in restaurant richt en dat je het wapen probeert te laden.
A: Ik wilde hem alleen maar bang maken.
Ten aanzien van feit 6
1. Een proces-verbaal van aangifte van 28 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [2] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 378 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 augustus 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [M.L]
:
Ik, [M.L.] geboren op [geboortedatum], woon samen met mijn zus [E.L.]. Op 27 augustus 2021 omstreeks 04:42 uur werd ik wakker. Ik liep naar mijn slaapkamerdeur. Ik hoorde een geluid of er aan het raam gerammeld werd. Ik deed het gordijn opzij en werd verrast door vier personen. Zij hadden hun gezichten bedekt. Ik merkte dat een van de daders een houten balk in zijn handen had. De daders maanden mij om rustig te blijven. Zij maanden mij, onder bedreiging van de houten balk, om geld en sieraden te geven. Ik zei dat wij geen geld en sieraden in de woning hebben. Onder bedreiging moest ik op het bed gaan zitten. De daders hebben mijn hele slaapkamer doorzocht en alles door elkaar gegooid. Ik zag hoe een van de daders de televisie van het merk Samsung pakte. Verder hebben ze enkele niet gouden sieraden gepakt. Hierna zijn ze naar de koelkast gegaan en hebben 3 flessen bier gepakt. Op aanmaning van de daders heb ik de voordeur opengemaakt. Daarna zijn de daders gevlucht.
Wegenomen goederen:
  • televisie Samsung Plasma
  • mobiele telefoon Samsung A30 in een rood hoesje
  • 3 flessen bier merk Zulia
  • Verschillende niet gouden sierden.
2. Een proces-verbaal van aanvullende aangifte van 14 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [2] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 383 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[M.L.]:
Na het opruimen van de woning hebben we gemerkt dat er nog meer goederen wegwaren. De daders hebben een kussensloop met bloemenprint weggenomen. Vanuit mijn koelkast hebben ze 3 flesbier van het merk Zulia meegenomen en een blik Coco Rici, een blik Royal Club, een blik Tonic water, een blik Soda water, een blik Coca Cola en een blik Sprite. De daders hebben die goederen in de sloop gedaan en meegenomen.
3. Een proces-verbaal van aangifte van 29 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [2] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 387 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 augustus 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [
E.L.]:
Ik, [E.L.], geboren op [geboortedatum], lag op 27 augustus 2021 omstreeks 04:42 uur te slapen. Op een gegeven moment hoorde ik mijn zus [M.L.] schreeuwen. Ik stond op en opende mijn kamerdeur. Ik werd verrast door 4 mij onbekende jongens. Die jongens hadden hun gezicht bedekt. Ik schrok hevig bij het zien van die jongens. De daders eisten gelijk dat ik geld en sieraden gaf. Ik zei dat er geen gouden sieraden in de woning zijn. Wij zijn twee oude vrouwen en wij hebben geen geld. De daders hebben mijn slaapkamer doorzocht. Vanuit mijn damestas hebben zij mijn portemonnee genomen. Hieruit hebben zij ongeveer NAf 75,- weggenomen. De daders hadden een houten balk. Ik wist niet wat zij hiermee van plan waren. Ik voelde me hierdoor ernstig bedreigd.
Weggenomen goed:
  • een geldbedrag van ongeveer NAf 75,-
  • een onbekende hoeveelheid niet gouden sieraden.
4. Een proces-verbaal van verhoor van 11 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [5] en [3] (aanvullend proces-verbaal van 4 oktober 2021, deelonderzoek Hoen, pagina 50 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 september 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[N.P.]:
V: Is dit de enige keer dat men rond dat tijdstip vertrok om een beroving te gaan plegen?
A: Bij mijn woning wel. De andere keren zijn ze van de woning van [I], bijgenaamd “[bijnaam I]” in Rooi Santu vertrokken.
V: Ben je op de hoogte van berovingen die ze hebben gepleegd?
A: Ja. Ik weet dat ze een keer een beroving gingen plegen en ze hebben limonade en bier meegenomen.
A: Dat was in de maand augustus 2021 als ik mij niet vergis.
V: Wie waren er allemaal bij deze beroving betrokken?
A: [C.V.], mijn broer [N.G.], mijn vriend [JdlC] en [I.], bijgenaamd [bijnaam I.].
V: Hoe weet je van deze beroving?
A: Dat heeft [bijnaam I] mij verteld.
5. Een proces-verbaal van verhoor van 13 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [11] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, deelonderzoek Zheng, pagina 390 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[N.P.]:
Opmerking van verbalisant: Je verklaarde dat [JdlC], [I], [N.G.] en [C.V.] betrokken waren bij de bedoelde beroving.
A: Ja dat klopt. [I.] is niet zelf bij de beroving geweest, maar hij was degene die het plan heeft beraamd en de woning heeft gezocht waar de beroving moest worden gepleegd.
V: Hoe weet je van deze beroving?
A: Na de beroving zijn ze bij de woning van [bijnaam I] geweest. Op die dag verbleef ik bij de woning van [bijnaam I]. [Bijnaam I] is woonachtig in Rooi Santoe.
V: Je verklaarde dat ze een televisie en een mobiele telefoon hadden meegenomen.
A: [bijnaam R.F.] is met de televisie gekomen.
V: Wat hebben ze nog meer meegenomen?
A: Ze kwamen met flessen bier van het merk Zulia en blikken limonade van het met Royal Club. Ze hadden deze dranken in een lichtkleurige kussensloop meegenomen.
Ten aanzien van feit 7
1. Een proces-verbaal van aangifte van 31 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar L. Manuella (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, pagina 396 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 augustus 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[Y.C.]:
Ik, [Y.C.], geboren op [geboortedatum], lag op 22 augustus 2021 alleen in mijn kamer op bed. Ik hoorde een hard geluid. Hierdoor werd ik wakker. Direct daarna werd de deur van mijn kamer kapot gemaakt. Een mij onbekende man liep de kamer binnen. Hij schreeuwde in het Papiaments tegen mij om niet te schreeuwen. Ik ben erg geschrokken. Ik voelde dat mijn leven en veiligheid in gevaar was. Hij zei zoek geld en drugs voor mij. Een tweede man kwam en zei tegen mij om stil te blijven. Anders zou hij mij doodmaken. Hij vroeg om geld. Ik hoorde geluiden in de woonkamer en vernam dat een derde persoon in mijn woning aan het zoeken was. De eerste persoon nam mijn mobiele telefoon weg. Daarna heeft hij een witte plasticzak in brand gestoken. Hij gooide deze op mijn benen. Mijn benen zijn in brand gestoken. Ik sprong van angst van het bed en deed het vuur uit. De tweede man zei tegen de eerste dat hij weg moest gaan. Hij zei tegen mij dat ik de politie niet mocht bellen. Anders zouden ze terugkomen en mijn huis afbranden. Hierna zijn ze weggegaan. Ik zag dat ze alles in mijn woning op en neer hebben gegooid. Het raam in de keuken was stuk.
Weggenomen goed: een mobiele telefoon van het merk Samsung met simkaartnummer [#7118].
2. Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot onderzoek camerabeelden in de omgeving van [adres 165] van 23 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [10] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, pagina 399 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op zondag 22 augustus 2021 vond een beroving plaats in de woning op het [adres 165]. Drie mannen zijn de woning binnengedrongen en hebben een mobiele telefoon meegenomen. In de omgeving van [adres 165] zijn camera’s geïnstalleerd. De camerabeelden zijn vrijwillig aan het onderzoeksteam afgestaan.
Opmerking verbalisant: Screenshots van videomateriaal levert kwaliteitsverlies op. Op de screenshots zijn vaak minder details te zien dan wanneer de video zelf wordt bekeken. Er is geen tijdsverschil.
Op afbeelding 1 te zien dat om 02:08:53 3 subjecten lopen in zuidelijke richting.
Subject 1 heeft een crèmekleurige hoed met rand op zijn hoofd, heeft een telefoon in zijn rechterhand waarvan het beeldschermlicht aan is, heeft een roodkleurig T-shirt aan en draagt een donkere broek.
Subject 2 loopt rechts naast subject 1 en s moeilijk te omschrijven omdat er onvoldoende licht is.
Subject 3 loopt achter de subjecten 1 en 2. Hij heeft donkere kleren aan.
3. Een proces-verbaal van aangifte van 13 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [11] en [2] (eindproces-verbaal procesdossier Grands van 1 maart 2022, pagina 404 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [N.P.]
:
Opmerking verbalisant. Aan de getuige worden de video-opnames (het Gerecht begrijpt: van de overval op [adres 165] op 22 augustus 2021) getoond.
A: Op de videopnamen die mij zijn getoond, zag ik drie mannen lopen. Ik herken zeker twee van deze mannen. Ik herken de man met het roodkleurige t-shirt als de man die ik ken als [bijnaam C.V.]. Ik herken hem aan zijn manier van lopen en aan de bouw van zijn lichaam. Ik herken hem ook aan de crèmekleurige pet die hij altijd op zijn hoofd draagt. De man die achteraan loopt herken ik als mijn broer [N.G.]. Ik herken hem aan zijn lichaamsbouw en manier van lopen.
4. Een proces-verbaal van verhoor op 30 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar E.G. Apolina (Persoonsdossier V3, [N.G.], pagina 53 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 oktober 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[N.G.]:
Opmerking verbalisant. Jij gaf tijdens je eerdere verhoor te kennen dat je jezelf op de aan jou getoonde videobeelden binnen het onderzoek [adres 165] had herkend.
V: Blijf je daarbij?
A: Ja.
V: Was je bij de beroving op 22 augustus 2021 bij de [adres 165] betrokken?
A: Ja.
Opmerking verbalisant. Op de beelden was je samen met twee mannen.
V: Wie zijn dat?
A: Ik beken betrokken te zijn geweest, maar zal niet zeggen wie die twee mannen zijn.
V: Hoe zijn jullie de woning binnengekomen?
A: Volgens mij via het raam.
A: Ik was degene die via het raam naar binnen was gegaan.
A: Ik ben naar binnengegaan en heb de toegangsdeur geopend voor de andere mannen.
A: Ik heb het gedaan om wat geld te krijgen, maar het was niet goed gegaan.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 4 een beroep gedaan op de afwezigheid van alle schuld. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het gelet op het ontwikkelingsniveau, de leeftijd, de verhouding met de mededader (verdachtes stiefvader) en het feit dat sprake was van een neppistool, aannemelijk is dat de verdachte zich er niet bewust van was dat hij strafbaar zou zijn voor het feit dat zijn stiefvader met een speelgoedwapen dreigde tijdens de overval.
Het Gerecht verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen verklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Van een zodanige onbewustheid kan slechts sprake zijn, indien de verdachte ten tijde van het begaan van het feit in de overtuiging verkeerde dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was.
Voor zover de raadsvrouw heeft willen aanvoeren dat de verdachte een beroep kan doen op afwezigheid van alle schuld omdat hij in de overtuiging verkeerde en mocht verkeren dat het voorhanden hebben van een speelgoedwapen tijdens een overval niet ongeoorloofd was, volgt het Gerecht haar niet. Nog daargelaten dat de verdachte dit zelf niet heeft verklaard, hoeft het – naar het oordeel van het
Gerecht – geen betoog dat het voorhanden hebben van het wapen onder de geschetste omstandigheden en gelet op de uiterlijke kenmerken van het wapen, ongeoorloofd was. Niet is gebleken van een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de aanwezigheid van dat wapen daar en toen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Ten aanzien van feit 1
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3
medeplegen van diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930;
Ten aanzien van feit 6
medeplegen van diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 7
medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Het Gerecht heeft kennis genomen van een Pro Justitia rapportage van 17 oktober 2021, opgemaakt door psychologen P. Wijnstekers en H. Linkels. Dit rapport houdt voor zover hier relevant, zakelijk weergegeven, het volgende in:
De verdachte is enigszins verminderd toerekeningsvatbaar voor het tenlastegelegde. Dit hangt nauw samen met de kennis en inzicht van het toelaatbare en niet-toelaatbare en het niveau van begaafdheid van de verdachte, te weten licht verstandelijk beperkt.
Het Gerecht heeft ook kennis genomen van het psychiatrisch rapport van 18 november 2021, opgemaakt door psychiater F.G.M. Heijtel. Dit rapport houdt voor zover hier relevant, zakelijk weergegeven, het volgende in:
De verdachte is ten gevolge van zijn lichte verstandelijke beperking en ADHA makkelijk beïnvloedbaar en impulsief. Op grond hiervan kan het tenlastegelegde de verdachte verminderd worden toegerekend.
Het Gerecht neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. Het bewezen verklaarde kan de verdachte derhalve slechts verminderd worden toegerekend.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat hij van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 6 en 7 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van één jaar met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd. In het bijzonder heeft de raadsvrouw bepleit dat geen PIJ-maatregel wordt opgelegd, omdat niet voldoende is gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een andere straf of maatregel dan de PIJ-maatregel. De raadsvrouw stelt voor om aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van bepaalde duur met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden waaronder bijvoorbeeld een gedwongen opname en begeleiding door de reclassering.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg voor bepaalde strafbare feiten zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “atrako” waarbij er sprake is geweest van dreigen met geweld als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren is gegeven en van het dreigen met een vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren is gegeven. Als strafverlagende omstandigheden gelden de jonge leeftijd en/of het gebrekkige ontwikkelingsniveau van de verdachte. Als strafverhogende omstandigheden gelden dat het feit is gepleegd in een woning en dat het feit in vereniging is gepleegd.
In het onderhavige geval heeft de verdachte zich samen in een korte periode met een of meer anderen schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten.
De verdachte heeft zich op 6 september 2021 als medeplichtige schuldig gemaakt aan een woningoverval. De verdachte en de mededaders zijn omstreeks 04:00 uur naar de betreffende woning gegaan, waarna drie van hen, via een slaapkamerraam de woning zijn binnengegaan. Zij hebben de woning doorzocht en de bewoners, twee oudere mensen en hun dochter, om geld en goud gemaand en hen daarbij bedreigd. De verdachte is buiten op de uitkijk blijven staan.
De verdachte heeft zich op 27 augustus 2021 samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. De verdachte en de drie mededaders zijn omstreeks 04:45 uur de woning binnengegaan. Zij hebben de woning doorzocht en van de bewoonsters, twee oudere dames, onder bedreiging van een stuk hout geld en goud geëist.
De verdachte heeft zich op 22 augustus 2021 samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. De verdachte en twee mededaders zijn tussen 02:00 en 03:00 uur de woning van [Y.C.] binnengegaan. De verdachte is door het raam naar binnen gegaan en heeft de toegangsdeur voor de anderen geopend. Zij hebben de woning doorzocht en de bewoonsters, een alleenstaande vrouw van middelbare leeftijd, om geld gevraagd. Een van hen heeft een plastic zak in brand gestoken en die brandende zak op de benen van de bewoonster gegooid.
De verdachte en een mededader hebben zich daarnaast op 8 september 2021 schuldig gemaakt aan een poging tot een overval op de [Z.Y. Bar Restaurant]. Zij zijn daartoe later op de avond gemaskerd en bewapend het restaurant binnengegaan. Het is bij een poging gebleven omdat de eigenaar een medewerker, zijn echtgenote en zichzelf tijdig in veiligheid heeft kunnen brengen en het hek heeft afgesloten, waardoor de verdachte en zijn mededader niet achter de toonbank konden komen. Een toevallige bezoeker die daar aan de bar zat, is bedreigd en zijn telefoon, die op de bar lag, is door de daders meegenomen.
De verdachte en zijn mededader(s) hebben zich in al deze gevallen slechts laten leiden door eigen financieel gewin, zonder zich te bekommeren om de (gevolgen daarvan voor de) slachtoffers. Het is algemeen bekend dat roofovervallen voor de slachtoffers traumatische gebeurtenissen zijn. De verdachte en zijn mededader(s) hebben met hun handelen dan ook telkens op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De omstandigheid dat dit heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren in hun woningen, een plek waar zij zich bij uitstek veilig behoren te kunnen voelen, maakt een en ander des te kwalijker. Het Gerecht neemt het de verdachte kwalijk dat hij, kennelijk louter gedreven door financieel gewin, heeft gekozen om dergelijk ernstige feiten te begaan.
Bij de overval op de [Z.Y. Bar Restaurant] is bovendien gebruik gemaakt van een voor afdreiging geschikt voorwerp, althans daarvan moet het Gerecht uitgaan nu het wapen niet onderzocht is. Wat daarvan ook zij, het voorhanden hebben van een dergelijk, nauwelijks van een echt vuurwapen te onderscheiden, voorwerp is onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uit kan gaan voor anderen en de gevoelens van onrust en onveiligheid die hiermee kunnen worden veroorzaakt.
Feiten als deze dragen bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. Voor dit alles hebben de verdachte en zijn mededaders kennelijk telkens de ogen gesloten. Het Gerecht rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het Gerecht heeft bij de strafoplegging ook acht te slaan op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en op grond van andere stukken in het dossier is gebleken. Het Wetboek van Strafrecht biedt naast de straf van jeugddetentie, ook de mogelijkheid voor het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). Voor het opleggen van de PIJ-maatregel dient ingevolge artikel 1:174, eerste lid, Sr aan drie voorwaarden te worden voldaan, waaronder de voorwaarde dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Het derde lid van dat artikel schrijft voor dat de PIJ-maatregel slechts kan worden opgelegd na een daartoe strekkend advies van een of meer gedragsdeskundigen, van wie in ieder geval één een psychiater moet zijn.
Het Gerecht heeft in dit verband acht geslagen op de navolgende rapporten.
Op 17 oktober 2021 hebben de psychologen P. Wijnstekers en H. Linkels een psychologisch rapport opgesteld over de persoon van de verdachte. Zij hebben daarin geconcludeerd dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is voor het tenlastegelegde, welk oordeel nauw samenhangt met de kennis en inzicht van het (on)toelaatbare en het niveau van verdachtes begaafdheid, te weten licht verstandelijk beperkt. De verdachte wordt niet volledig in staat geacht te kunnen handelen in de gecompliceerde situaties, waarin hij dagelijks lijkt te verkeren. Zijn besef van oorzaak en gevolg is onvoldoende. De verdachte is niet voldoende intelligent en heeft daarnaast ADHD met mogelijk een aanloop naar oppositie gedragsstoornis of erger. De dagelijks terugkerende gecompliceerde situaties hebben te maken met het feit dat de verdachte sinds zijn zesde in verschillende internaten is geplaatst en hij ook op dit moment geen goede basis of stabiele factor heeft die hem structuur biedt. Binnen zijn milieu zijn triggers en risico’s tot crimineel gedrag aanwezig. Het recidiverisico wordt zonder interventie als hoog ingeschat. Geconcludeerd wordt dat de verdachte baat kan hebben bij medicatie en een behandeling van zijn ADHD. Daarbij is een consequente en gestructureerde omgeving noodzakelijk. Indien zijn ouders geen structurele omgeving kunnen bieden waarbij de verdachte kan werken aan doelen, waaronder de eigen identiteit emotieregulatie, scholing en werk, lijkt plaatsing in een inrichting de beste oplossing. Het is in dat geval belangrijk dat hem therapie geboden wordt en dat zijn ouders betrokken worden bij de behandeling zodat ook zij tools aangereikt krijgen en beter in staat worden gesteld de verdachte te ondersteunen.
Op 18 november 2021 heeft psychiater F.G.M. Heijtel een psychiatrisch rapport opgesteld over de persoon van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte sinds zijn verblijf in internaat Sint Jozef ook bekend is bij Yudaboyu (kinder- en jeugdpsychiatrisch centrum), waar hij psychologische begeleiding kreeg en medicamenteuze behandeling met concerta en risperidone. Volgens de verdachte gebruikt hij deze medicatie niet meer sinds hij uit het huis van zijn vader is vertrokken omstreeks mei 2021. Ook de psychiater constateert dat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en ADHD. De verdachte is volgens hem ten gevolge van zijn lage intelligentie makkelijk beïnvloedbaar voor zijn omgeving. Door zijn ADHD wordt dat nog eens versterkt door impulsief mee te doen. Verdachtes pedagogisch milieu was vanaf zijn tweede levensjaar zwak en er is sprake van affectieve verwaarlozing. Geadviseerd wordt de verdachte het delict verminderd toe te rekenen. De kans op recidive is afhankelijk van de omstandigheden waarin de verdachte verkeert. In het criminele milieu van moeder en zus is de kans op recidive groot, in het milieu van de familie van vader lijkt de recidivekans kleiner. Het afronden van school en het leren van een vak kan de recidivekans doen afnemen evenals het weer oppakken van zijn psychiatrische behandeling, inclusief medicatie. Er wordt getwijfeld of oplegging van de PIJ-maatregel moet worden geadviseerd of dat volstaan kan worden met een (strafrechtelijke) ondertoezichtstelling met begeleiding van de jeugdreclassering.
Op 31 januari 2022 heeft psychiater F.G.M. Heijtel een aanvullend psychiatrisch rapport opgesteld waarin antwoord is gegeven op de vraag of oplegging van de PIJ-maatregel geïndiceerd is, en zo ja waar deze moet worden uitgevoerd, in Brasami of in het JJIC.
Gezien verdachtes leeftijd, zijn voorgeschiedenis, de delicten en het feit dat de verdachte het goed doet in het JJIC adviseert hij oplegging van de PIJ-maatregel met uitvoering in het JJIC.
Ten slotte zijn er meerdere rapporten ‘plan van aanpak’ opgemaakt. In het rapport van 6 juni 2022 wordt oplegging van de PIJ-maatregel geadviseerd. Dit heeft volgens de opsteller te maken met verdachtes lage denkniveau, het feit dat hij zeer negatief beïnvloedbaar is, hij weinig emoties toont, het een ernstig delict betreft en de verdachte de nodige behandelingen nodig heeft om zich verder positief te ontwikkelen. Hoewel vader en grootvader openstaan om de verdachte te ondersteunen, zijn zij niet voldoende geëquipeerd om de verdachte dat te geven wat hij nodig heeft, namelijk structuur, positieve opvoeding en een behandeling die aansluit op zijn niveau van functioneren. De Justitiële Jeugdzorg is van oordeel dat de JJIC aan de verdachte de benodigde behandeling kan bieden omdat het belangrijk is dat dit binnen een gesloten, gecontroleerde en gestructureerde omgeving gebeurt. De Justitiële Jeugdzorg adviseert oplegging van een PIJ-maatregel, waarbij de maatregel na een jaar zal worden geëvalueerd om de mogelijkheden voor eventueel verlof te kunnen overwegen in het kader van resocialisatie.
Het Gerecht neemt de hiervoor genoemde bevindingen en conclusies over. Het Gerecht leidt hieruit af dat de verdachte baat heeft bij behandeling in een gecontroleerde en gestructureerde omgeving, die zijn vader en opa – hoe graag zij dat ook zouden willen – thans niet kunnen bieden. Op grond van hetgeen de psychologen, de psychiater en de reclassering in hun rapporten vermelden is het Gerecht van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. De maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Deze maatregel is bovendien in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Het Gerecht stelt vast dat ook overigens aan de voor oplegging van de PIJ-maatregel gestelde eisen is voldaan.
Alles afwegende, veroordeelt het Gerecht de verdachte tot jeugddetentie gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De opgelegde jeugddetentie is korter dan door de officier van justitie gevorderd, mede omdat het Gerecht tot een iets andere bewezenverklaring komt dan waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd. Bovendien legt het Gerecht de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) op en acht het Gerecht het van belang dat zo spoedig mogelijk met de behandeling van de verdachte wordt aangevangen.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [
R.R.]heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 3.760,00 bestaande uit:
  • een bedrag van NAf 1.760,00 aan materiële schade;
  • een bedrag van NAf 2.000,00 aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële deel niet is onderbouwd en ook overigens niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen. Daarbij is in het bijzonder gelet op de ingrijpende inbreuk die op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, het psychisch letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen en op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters wordt toegekend.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De benadeelde partij
[I.R.]heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 5.715,00 bestaande uit:
  • een bedrag van NAf 3.715,00 aan materiële schade;
  • een bedrag van NAf 2.000,00 aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële deel niet is onderbouwd en ook overigens niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen. Daarbij is in het bijzonder gelet op de ingrijpende inbreuk die op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, het psychisch letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen en op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters wordt toegekend.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De benadeelde partij
[S.R.]heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 3.458,20 bestaande uit:
  • een bedrag van NAf 1.458,20 aan materiële schade;
  • een bedrag van NAf 2.000,00 aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële deel niet is onderbouwd en ook overigens niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen. Daarbij is in het bijzonder gelet op de ingrijpende inbreuk die op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, het psychisch letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen en op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters wordt toegekend.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:78, 1:119, 1:123, 1:124, 1:136, 1:174,
2:291 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem/haar daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 6 en 7 primair ten laste gelegde feit(en) heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 291 (tweehonderdeenennegentig) dagen.
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de plaatsing van de verdachte in een
inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 (twee) jarenwegens deze feiten met het advies voornoemde plaatsing ten uitvoer te leggen in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao;
beveelt dat de maatregel na een jaar ter terechtzitting zal worden geëvalueerd;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [
R.R.]geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 2.000,- (zegge: tweeduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat indien en voor zover (een van) de mededader(s) van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[I.R.]geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 2.000,- (zegge: tweeduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat indien en voor zover (een van) de mededader(s) van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [S.R.] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 2.000,- (zegge: tweeduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat indien en voor zover (een van) de mededader(s) van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Mulder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao op 13 juli 2022.