[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. U.F. Dickens, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. B. Niks, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Zijn vordering behelst voorts:
- de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen en het in beslag genomen mes;
- de verbeurdverklaring van de in beslag genomen mobiele telefoon;
- de teruggave van de in beslag genomen weegschaal, ID-kaart en portefeuille aan de verdachte.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 januari 2021 tot 19 oktober 2021, in Curaçao, tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk in zijn bezit heeft gehad in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 26 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot 19 oktober 2021, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aangewend, in elk geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 155 gram hennep, althans (een) hoeveelheid/-heden (van een materiaal bevattende) hennep, althans van enige bereiding, waaraan de hars, die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot 19 oktober 2021, in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aangewend, in elk geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 10 xtc-pillen en/of 32 gram MDMA, althans (een) meer hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA-HCI (3,4-methylenedioxymethamphetamine) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of methamphetamine, althans enige bereiding van MDMA-HCI (3,4-methylenedioxymethamphetamine) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of methamphetamine, zijnde MDMA-HCI (3,4- methylenedioxymethamphetamme) en/of Nethyl- MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of methamphetamine (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13).
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
een of meer tijdstippen in de periode van 01 januari 2021 tot19 oktober 2021, in Curaçao,
tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk in zijn bezit heeft gehad in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960
en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer26 gram
cocaïne, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne,
althans enige bereiding van cocaïne,zijnde cocaïne
(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
hij op
een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot19 oktober 2021, in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aangewend, in elk gevalin zijn
/hunbezit en
/ofaanwezig heeft gehad,
ongeveer155 gram
hennep, althans (een) hoeveelheid/-heden (van een materiaal bevattende
)hennep
, althans van enige bereiding, waaraan de hars, die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt,zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
3.
hij op
een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot19 oktober 2021, in Curaçao,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens)opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aangewend, in elk gevalin zijn
/hunbezit en
/ofaanwezig heeft gehad,
ongeveer10 xtc-pillen en
/of32 gram
MDMA, althans (een) meer hoeveelhedenvan een materiaal bevattende MDMA
-HCI (3,4-methylenedioxymethamphetamine) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of methamphetamine, althans enige bereiding van MDMA-HCI (3,4-methylenedioxymethamphetamine) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of methamphetamine,zijnde MDMA
-HCI (3,4- methylenedioxymethamphetamine) en/of Nethyl- MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of methamphetamine (een
)middel
(en)als bedoeld in
artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of inde Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
1.Op 20 oktober 2021 heeft de verbalisant [verbalisant] het volgende gerelateerd:
“Op dinsdag 19 oktober 2021 hebben wij een huiszoeking verricht in de woning van de verdachte [VERDACHTE] aan de [adres 1] te Willemstad Curaçao. Tijdens deze zoeking zijn de volgende verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen uit de bovengenoemde woning en voertuig van de verdachte [VERDACHTE], namelijk:
- 6 doorzichtige zakken met vermoedelijk Hennep.
- 4 doorzichtige zakjes met wit poeder, vermoedelijk cocaïne.
- 2 doorzichtige zakjes witachtige poeder en brokjes, vermoedelijk MDMA.
- 4 doorzichtige zakjes bruine brokjes, vermoedelijk MDMA.
- 1 doorzichtig zakje met 10 grijze pillen, vermoedelijk XTC.
Op dinsdag 19 oktober 2021 zijn de stoffen gewogen en getest, met het volgende resultaat:
155 gram brutogewicht - vermoedelijk Hennep
26 gram brutogewicht - vermoedelijk cocaïne
32 gram brutogewicht - vermoedelijk MDMA
10 pillen - vermoedelijk XTC”
2.Op 19 oktober 2021 hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant] het volgende bevonden:
“Op dinsdag 19 oktober 2021, hebben wij, verbalisanten van de collega van de [naam 1], zes (6) doorzichtige plastic zakjes, elk inhoudende een geringe hoeveelheid op hennep gelijkend kruid, vier (4) doorzichtige plastic zakjes, elk inhoudende een hoeveelheid witte poeder, twee (2) doorzichtige plastic zakjes, elk inhoudende een geringe hoeveelheid witachtig poeder en brokjes, vier (4) doorzichtige plastic zakjes, elk inhoudende een hoeveelheid bruine brokjes en een (1) doorzichtige plastic zak inhoudende tien (10) grijze pillen overgenomen. Bovenvermelde verdovende middelen werden tijdens een huiszoeking op heden dinsdag 19 oktober 2021 op het adres [adres 1] aangetroffen en in beslag genomen.
Nadien werd door ons, verbalisanten, afzonderlijk vanuit de eerder genoemde zakjes, een monster genomen en dezen in vijf (5) afzonderlijke plastic potjes met dopje voorzien van het opschrift nummer 142/2021 code II-B, I-D en III-B-1 tot en met III-B-3 gedaan. Bedoelde potjes met inhoud werden in een verzegelde enveloppe op dinsdag 19 oktober 2021 ter beschikking gesteld van Drs. L.A. Arrendell afdeling Toxicologie van het Analytisch Diagnostisch Centrum, alhier.”
3.P. de Lannoy-Martines MSc, Afdelingshoofd Toxicologie en Geneesmiddelenonderzoek bij het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. op Curaçao heeft het volgende gerapporteerd:
“Onderwerp: 142/I-D
De ondergetekende verklaart het bij Uw bovenvermelde brief aangeboden materiaal te hebben ontvangen en onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn:
Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal Hennep bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.”
4.P. de Lannoy-Martines MSc, Afdelingshoofd Toxicologie en Geneesmiddelenonderzoek bij het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. op Curaçao heeft het volgende gerapporteerd:
“Onderwerp: 142/II-B
De ondergetekende verklaart het bij Uw bovenvermelde brief aangeboden materiaal te hebben ontvangen en onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn:
Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal Cocaïne bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.”
5.P. de Lannoy-Martines MSc, Afdelingshoofd Toxicologie en Geneesmiddelenonderzoek bij het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. op Curaçao heeft het volgende gerapporteerd:
“Onderwerp: 142/III-B-1 t/m III-B-3
De ondergetekende verklaart het bij Uw bovenvermelde brief aangeboden materiaal te hebben ontvangen en onderzocht. Uit dit onderzoek werd aangetoond dat het materiaal MDMA bevatte. Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal N-Methyl-3,4-methyleiLedioxyamphetamine (XTC) bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.”
6.Op 20 oktober 2021 heeft de verdachte het volgende verklaard:
“
De bij mij thuis aangetroffen cocaïne, MDMA en XTC is voor de militairen aan wie ik drugs verkoop. De in mijn huis aangetroffen hennep is voor mijzelf.”
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumlandsverordening 1960. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Opiumlandsverordening 1960.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumlandsverordening 1960. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Opiumlandsverordening 1960.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumlandsverordening 1960. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Opiumlandsverordening 1960.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het met enige regelmaat verkopen van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende een periode van minder dan 6 maanden, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden gegeven.
Het Gerecht is evenwel van oordeel dat de specifieke omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een straf rechtvaardigen die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht heeft daarbij acht geslagen op het volgende:
- De verdachte heeft zowel ten overstaan van de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting openheid van zaken gegeven over de bewezen verklaarde feiten.
- De verdachte is ondanks zijn medische problemen doende om een positieve wending aan zijn leven te geven, onder meer door het kweken van een kleine plantage.
- Als gevolg van een auto-ongeluk is de verdachte aan zijn linkeroog zodanig verwond dat hij door de SVB arbeidsongeschikt is verklaard.
- De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart, nog niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. Als bijzondere voorwaarde zal het Gerecht hieraan reclasseringstoezicht verbinden teneinde de verdachte te begeleiden, ook met betrekking tot zijn verslaving aan marihuana.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De in beslag genomen telefoon (imei 9440) is vatbaar voor verbeurdverklaring. Dit voorwerp behoort immers toe aan de verdachte en met behulp daarvan is het bewezen verklaarde begaan of voorbereid. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten. Daarbij heeft het Gerecht rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De in beslag genomen verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het bewezen verklaarde is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Het in beslag genomen mes is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Het voorwerp is bij de gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit aangetroffen en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen weegschaal, ID-kaart en portefeuille. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:55, 1:67, 1:74, 1:75, 1:76 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.