In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van een inbraak en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumlandsverordening 1960. De verdachte werd vrijgesproken van de inbraak, omdat de bewijsvoering onvoldoende concreet en specifiek was om zijn betrokkenheid te bevestigen. De camerabeelden waren te vaag en de verdachte ontkende elke betrokkenheid. De medeverdachte had wel gestolen goederen in zijn bezit, maar verklaarde alleen te zijn geweest bij de inbraak.
Wat betreft de Opiumwetgeving werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van 73 gram hennep. Dit werd aangetoond door de inbeslagname van de hennep tijdens een huiszoeking op 13 juli 2022. De verdachte had verklaard dat de drugs van hem waren, voor eigen gebruik en verkoop. Het Gerecht oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar het Gerecht legde een gevangenisstraf van 41 dagen op, gelijk aan het voorarrest, en sprak de verdachte vrij van de inbraak.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.M. van Vuure, bijgestaan door griffier mr. J. Mulder, en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl. De zaak is geregistreerd onder parketnummer 555.00133/22.