ECLI:NL:OGEAC:2022:354

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
CUR202204520
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Staking executie vonnis in kort geding tussen United Telecommunication Services N.V. en Alfo Management & Consultancy N.V.

In deze zaak, die zich afspeelt in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft United Telecommunication Services N.V. (UTS) een kort geding aangespannen tegen Alfo Management & Consultancy N.V. en een onbekende gedaagde, aangeduid als [gedaagde sub 1]. UTS vordert dat de executie van een eerder vonnis van 4 juli 2022, waarbij een vordering van USD 185.823,28 aan [gedaagde sub 1] was toegewezen, onmiddellijk wordt gestaakt. UTS stelt dat zij een groter bedrag aan [gedaagde sub 1] verschuldigd is dan andersom en dat de executie van het vonnis misbruik van recht oplevert, aangezien [gedaagde sub 1] geen verhaal biedt.

Het procesverloop toont aan dat UTS op 14 november 2022 hoger beroep heeft ingesteld tegen het kort gedingvonnis van 11 november 2022, waarin conservatoire beslagen werden opgeheven. UTS heeft ook een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van dat vonnis ingediend. De gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van UTS in haar vordering.

De rechter heeft geoordeeld dat UTS ontvankelijk is in haar vordering, maar dat de vordering tot staking van de executie van het vonnis van 4 juli 2022 moet worden afgewezen. De rechter oordeelt dat de omstandigheden niet zodanig zijn dat het belang van UTS zwaarder weegt dan het belang van de gedaagden bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. UTS wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202204520
Datum uitspraak 21 december 2022
Vonnis in kort geding
in de zaak van
de naamloze vennootschap
UNITED TELECOMMUNICATION SERVICES N.V.,
domicilie kiezende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mr. T.E. Matroos en mr. M. Janssen,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

2. de naamloze vennootschap
ALFO MANAGEMENT & CONSULTANCY N.V.,
beiden domicilie kiezende in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof.
Partijen worden hierna UTS en [gedaagde sub 1] en Alfo (gezamenlijk: [gedaagde sub 1] c.s.) genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties 1 tot en met 33 ingediend op 23 november 2022;
- de op voorhand door [gedaagde sub 1] c.s. toegezonden producties 1 tot en met 8;
- de door UTS toegezonden aanvullende producties 34 en 35;
- de behandeling van 7 december 2022, alwaar namens UTS is verschenen de heer [naam 1], in zijn hoedanigheid van bedrijfsjurist van UTS, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Matroos, voornoemd, die namens UTS, conform de overgelegde pleitaantekeningen, het woord heeft gevoerd. [gedaagde sub 1] is via videoverbinding bij de zitting aanwezig geweest, mede namens Alfo, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd, die namens [gedaagde sub 1] c.s., conform de overgelegde pleitaantekeningen, het woord heeft gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Intelsur N.V., een vennootschap naar het recht van de republiek Suriname met als handelsnaam Uniqa (hierna: Uniqa), was in 2015 een 99,993% dochtermaatschappij van United Telecommunication Services Suriname N.V., eveneens een Surinaamse vennootschap (hierna: UTS Suriname). UTS Suriname is op haar beurt een 100% dochtermaatschappij van Dutch United Telecommunication Services B.V. (hierna: DUTS) en DUTS is een 100% dochtermaatschappij van UTS.
2.2.
Van 25 april 2013 tot 30 april 2015 was [gedaagde sub 1] op grond van een opdrachtovereenkomst tussen Uniqa en Alfo statutair directeur van Uniqa. [gedaagde sub 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van Alfo.
2.3.
Uniqa was op dat moment verlieslijdend. UTS verstrekte Uniqu liquiditeit in de vorm van aandeelhoudersleningen.
2.4.
Op 7 januari 2015 is [gedaagde sub 1] samen met twee investeerders, de heren [naam 2] en Braaf, (hierna samen: kopers) een Share Sale and Purchase Agreement (hierna: SPA) met DUTS aangegaan op grond waarvan DUTS alle aandelen in UTS Suriname op 1 februari 2015 (‘Completion date’) aan kopers zou overdragen tegen een koopsom van USD 5.000.000,-, waarbij 1 januari 2015 als ‘Effective date’ is gekozen (artikel 1.2 SPA). In de SPA is onder meer bepaald dat uiterlijk op 1 februari 2015 een eerste termijn van USD 2.000.000,- moet worden betaald (artikel 5.4 sub i SPA). Bij gebreke van voldoening aan een van de opschortende voorwaarden of uit te voeren stappen zal de SPA op 1 februari 2015 worden ontbonden (artikel 7.3 SPA).
2.5.
Voorts is in de SPA bepaald dat kopers uiterlijk 10 januari 2015 een escrow agreement aan dienen te gaan voor de betaling van de koopsom, zij uiterlijk op 1 februari 2015 zekerheden en een bankgarantie van USD 1.000.000,- dienen te verstrekken (artikel 5.5 en 7.1 iv SPA) en kopers vanaf 1 januari 2015 Uniqa dienen te financieren (artikel 8.2 SPA).
2.6.
In artikel 22 van de SPA is bepaald dat de SPA wordt beheerst door Nederlands recht en dat geschillen moeten worden voorgelegd aan de bevoegde rechter in Nederland.
2.7.
Kopers hebben zich in de SPA hoofdelijk jegens DUTS verbonden.
2.8.
Op 1 februari 2015 zijn kopers geen van hun verplichtingen uit hoofde van de SPA nagekomen. Na een uitstelverzoek van kopers, is DUTS op 1 februari 2015, een zogenoemde uitstelovereenkomst met kopers aangegaan. In deze uitstelovereenkomst is bepaald dat onder de voorwaarde dat DUTS binnen 10 dagen een bedrag van USD 500.000,- van kopers heeft ontvangen, de in de SPA vermelde ‘Completion Date’ alsmede de betaaldatum van de eerste termijn van USD 2.000.000,- nader worden vastgesteld op 16 maart 2015 en de tweede betaaltermijn van eveneens USD 2.000.000,- op 16 april 2015. Voorts is daarin bepaald:
“Indien de Overeenkomst[de SPA, het gerecht]
op 16 maart 2015 ten uitvoer wordt gelegd zal de betaling als voornoemd in mindering worden gebracht op het eerste bedrag dat is bepaald in artikel 5.4 sub i van de Overeenkomst.
Indien echter de Overeenkomst niet op 16 maart 2015 ten uitvoer wordt gelegd zal de Overeenkomst alsdan zijn ontbonden en zal DUTS het bedrag belopend USD 500.000,- behouden als betaling door u, door de heer Braaf en door de heer [naam 2] van hetgeen u allen alsdan aan DUTS verschuldigd zult zijn uit hoofde van de kosten van de bedrijfsvoering van UTS Suriname en van Intelsur vanaf 1 januari 2015 tot 17 maart 2015 alsook uit hoofde van de kosten die DUTS heeft gemaakt in haar onderhandelingen inzake de Overeenkomst, een ander als ook vastgesteld in de brief van DUTS van 31 januari 2015.
Niets uit het in deze brief gestelde doet ook maar enige afbreuk aan het in de Overeenkomst gestelde, met uitzondering van de verschuiving van de datums van voorbereidingshandelingen als in de Overeenkomst vastgelegd en met uitzondering van de omvang van de betaling die is vastgelegd in artikel 5.4 sub i van de Overeenkomst.”
2.9.
Bij brief van 7 mei 2015 heeft DUTS een nader verzocht uitstel door kopers afgewezen en de SPA buitengerechtelijk ontbonden.
2.10.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 4 juli 2022 heeft het gerecht een door [gedaagde sub 1] en Alfo op 24 januari 2020 in rechte tegen UTS ingestelde vordering van USD 185.823,28 toegewezen (hierna: het vonnis van 4 juli 2022).
2.11.
In de in r.o. 2.10 genoemde procedure had DUTS verzocht te mogen tussenkomen om een vordering uit hoofde van de uitstelovereenkomst van USD 500.000,- in te stellen tegen [gedaagde sub 1], maar de vordering tot tussenkomst is bij incidenteel vonnis van 15 juni 2020 afgewezen op grond van het forumkeuzebeding in de SPA. Vervolgens heeft DUTS de vordering op 9 september 2020 gecedeerd aan UTS, die deze op 28 september 2020 in deze procedure in reconventie tegen [gedaagde sub 1] heeft ingesteld, maar ter zake hiervan heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard wegens het forumkeuzebeding in de SPA.
2.12.
Op 18, 19 en 20 juli 2022 hebben DUTS en/of UTS voor de gepretendeerde vordering van USD 500.000,- uit hoofde van de uitstelovereenkomst ten laste van [gedaagde sub 1] diverse conservatoire (eigen)beslagen gelegd onder UTS, onder zichzelf, op de aandelen in Alfo, onder de Stichting Derdengelden Maatschap Soliana Bonapart & Aardenburg, onder Alfo en een conservatoir deelgenotenbeslag.
2.13.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van 11 november 2022 zijn de in r.o. 2.12 genoemde beslagen opgeheven (hierna: het kort gedingvonnis van 11 november 2022).
2.14.
Op 14 november 2022 hebben DUTS en UTS hoger beroep ingesteld tegen het kort gedingvonnis van 11 november 2022.
2.15.
Op 16 november 2022 hebben DUTS en UTS ten aanzien van het kort gedingvonnis van 11 november 2022 een verzoek tot schorsing tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 272 Rv ingediend.

3.Het geschil

3.1.
UTS vordert dat het gerecht bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] c.s. beveelt executie van het vonnis van 4 juli 2022 onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte aan UTS van een dwangsom van USD 100.000,- per dag, primair tot de bevoegde rechter in een onherroepelijk vonnis heeft beslist over de vordering van DUTS en/of UTS op [gedaagde sub 1], en subsidiair totdat het schorsingsverzoek als bedoeld in productie 30 [het gerecht begrijpt: productie 32] is uitgeprocedeerd, kosten rechtens.
3.2.
UTS legt - kort gezegd - aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] een groter bedrag aan UTS verschuldigd is dan andersom, en dat zij na verrekening niets verschuldigd is aan [gedaagde sub 1]. Daarnaast is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om van UTS te verlangen dat zij een bedrag van USD 185.000,- aan [gedaagde sub 1] betaalt, omdat [gedaagde sub 1] tot op heden geen verhaal biedt en verhaal van UTS jegens hem onmogelijk heeft gemaakt. Executie van het vonnis levert dan ook misbruik van recht op. Ten slotte is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om de executie van het vonnis voort te zetten, nu UTS hoger beroep heeft ingesteld tegen het kort gedingvonnis en eveneens een schorsingsverzoek als bedoeld in artikel 272 Rv heeft ingediend.
3.3. [
gedaagde sub 1] c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van UTS in haar vordering, dan wel ontzegging van haar vordering, met veroordeling van UTS, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid UTS
4.1. [
gedaagde sub 1] c.s. voert aan dat UTS niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering, omdat het instellen van herhaalde identieke vorderingen in strijd is met de eisen van een goede procesorde en misbruik van procesrecht oplevert.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat, binnen de grenzen van de goede procesorde, in civiele procedures geen verbod bestaat om een vordering meermaals aan de rechter voor te leggen. Het strafrechtelijke uitgangspunt van ‘ne bis in idem’ geldt in civiele procedures niet, althans niet onverkort. Het gerecht is van oordeel dat de vordering van UTS in de onderhavige procedure die strekt tot staking van de executie van het vonnis van 4 juli 2022 wezenlijk anders is dan de door UTS (en DUTS) in eerdere procedures ingestelde (geld)vorderingen. Dat het in al deze procedures gaat om een identiek feitencomplex doet daar niet aan af. Het voorgaande brengt met zich dat met het instellen van de onderhavige procedure geen sprake is van strijd met de eisen van een goede procesorde en van misbruik van procesrecht. Dit betekent dat UTS ontvankelijk is in haar vordering.
spoedeisend belang
4.3.
Het spoedeisend belang van UTS vloeit voort uit de aard van de vordering.
staking executie vonnis
4.4.
In dit kort geding ligt ter beoordeling voor de vraag of de tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 juli 2022 op grond van artikel 438 Rv moet worden gestaakt totdat primair in hoger beroep onherroepelijk is beslist, subsidiair totdat het schorsingsverzoek als bedoeld in artikel 272 Rv is uitgeprocedeerd.
4.5.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar bij voorraad dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van voormelde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
4.6.
Door tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 juli 2022 is geen sprake van misbruik van bevoegd in de zin van artikel 3:13 BW.
4.7.
UTS heeft een rechtsmiddel ingesteld tegen het kort gedingvonnis van 11 november 2022. Als UTS heeft beoogd de executie van dit kort gedingvonnis te doen staken, dan kan de onderhavige procedure daartoe niet leiden nu deze procedure ziet op staking van de executie van het vonnis van 4 juli 2022. Datzelfde geldt voor het door UTS ingediende verzoek tot schorsing tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 272 Rv, nu dit verzoek eveneens betrekking heeft op het kort gedingvonnis van 11 november 2022 en niet op het vonnis van 4 juli 2022. In feite komt de onderhavige procedure neer op een verkapt appel tegen het kort gedingvonnis van 11 november 2022. Het voorgaande betekent dat de vordering moet worden afgewezen.
4.8.
Ook als de onderhavige procedure wel betrekking zou hebben gehad op het kort gedingvonnis van 11 november 2022, zou de vordering voor afwijzing gereedliggen. Daartoe heeft het volgende te gelden. Om vast te kunnen stellen of het beroep van UTS op verrekening slaagt, zal inhoudelijk beoordeeld moeten worden of UTS een vordering van USD 500.000,- op [gedaagde sub 1] heeft. Volgens eigen stelling van UTS mag het gerecht in kort geding echter alleen marginaal toetsen, zodat zij niet aan een inhoudelijke beoordeling van de gepretendeerde vordering toekomt, nog daargelaten dat het gerecht zich bij vonnis van 4 juli 2022 onbevoegd heeft verklaard ten aanzien van de gepretendeerde vordering van UTS vanwege het forumkeuzebeding in de SPA. Hierbij wordt opgemerkt dat de door UTS als productie 34 overgelegde verrekeningsverklaring geen kracht heeft zolang niet vast staat dat de vordering van UTS op [gedaagde sub 1] bestaat. Met betrekking tot de stelling van UTS dat haar verhaalsmogelijkheden op [gedaagde sub 1] door hem gefrustreerd worden, wordt overwogen dat [gedaagde sub 1] deze stelling gemotiveerd heeft betwist. Partijen staan wat dat betreft dus lijnrecht tegenover elkaar. Voor de beoordeling wie van partijen gelijk heeft, is onderzoek naar de feiten en omstandigheden nodig en mogelijk bewijslevering. Daarvoor biedt de onderhavige kortgedingprocedure gegeven haar beperkte karakter niet de mogelijkheid. Dit leidt tot de conclusie dat op dit moment onvoldoende duidelijk is of UTS daadwerkelijk door [gedaagde sub 1] gefrustreerd wordt in haar (eventuele) verhaalsmogelijkheden op hem. Dat sprake is van misbruik van recht kan dan ook niet worden vastgesteld. Gelet op het bovenstaande is naar voorlopig oordeel van het gerecht geen sprake van door UTS gestelde omstandigheden die meebrengen dat het belang van UTS zodanig zwaar weegt dat afwijking van het in r.o. 4.5 genoemde uitgangspunt gerechtvaardigd zou zijn.
4.9.
De overige stellingen en verweren van partijen hoeven niet besproken te worden, omdat dit niet kan leiden tot een ander oordeel ten aanzien van de gevorderde staking van de executie van het vonnis.
proceskosten
4.10.
UTS wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding
5.1.
wijst afde vordering;
5.2.
veroordeeltUTS in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. tot op heden begroot op NAf 1.000,-;
5.3.
verklaartdit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 21 december 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.