In deze zaak heeft de moeder, woonachtig in Curaçao, een verzoek ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao om vervangende toestemming te verkrijgen voor het reizen met haar minderjarige dochter naar Aruba. De moeder en de vader zijn gescheiden en oefenen gezamenlijk gezag uit over hun dochter, die in 2013 is geboren. De moeder heeft aangegeven van 28 december 2022 tot en met 1 januari 2023 op vakantie naar Aruba te willen gaan. Hoewel de vader aanvankelijk via Whatsapp toestemming heeft gegeven, weigerde hij een schriftelijke verklaring te ondertekenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2022 is gebleken dat de vader geen bezwaar heeft tegen de reis. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder vervangende toestemming kan vragen op basis van artikel 1:253a BW, dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag regelt. De rechter heeft geoordeeld dat de gevraagde toestemming in het belang van het kind is, gezien de omstandigheden van de zaak en de eerdere relatie tussen de ouders.
Het Gerecht heeft de moeder vervangende toestemming verleend om met de dochter naar Aruba te reizen, onder de voorwaarde dat de vader in gebreke blijft zijn toestemming te verlenen. Daarnaast heeft het Gerecht de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.