ECLI:NL:OGEAC:2022:352

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
CUR202204457
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reizen met minderjarig kind in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de moeder, woonachtig in Curaçao, een verzoek ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao om vervangende toestemming te verkrijgen voor het reizen met haar minderjarige dochter naar Aruba. De moeder en de vader zijn gescheiden en oefenen gezamenlijk gezag uit over hun dochter, die in 2013 is geboren. De moeder heeft aangegeven van 28 december 2022 tot en met 1 januari 2023 op vakantie naar Aruba te willen gaan. Hoewel de vader aanvankelijk via Whatsapp toestemming heeft gegeven, weigerde hij een schriftelijke verklaring te ondertekenen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2022 is gebleken dat de vader geen bezwaar heeft tegen de reis. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder vervangende toestemming kan vragen op basis van artikel 1:253a BW, dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag regelt. De rechter heeft geoordeeld dat de gevraagde toestemming in het belang van het kind is, gezien de omstandigheden van de zaak en de eerdere relatie tussen de ouders.

Het Gerecht heeft de moeder vervangende toestemming verleend om met de dochter naar Aruba te reizen, onder de voorwaarde dat de vader in gebreke blijft zijn toestemming te verlenen. Daarnaast heeft het Gerecht de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202204457
Vonnis in kort geding van 9 december 2022
inzake
[de moeder],
wonende in Curaçao,
eiseres,
hierna te noemen: de moeder,
procederend in persoon,
tegen
[de vader],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
hierna te noemen: de vader,
procederend in persoon.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 21 november 2022 ter griffie ingediend;
  • de mondelinge behandeling op 9 december 2022. Partijen zijn in persoon verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 7 mei 2011 in Curaçao met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen is op [geboortedatum] 2013 in Curaçao een minderjarig kind geboren genaamd: [dochter] (hierna: de dochter).
2.2.
Op enig moment heeft het Gerecht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

3.Het geschil

3.1.
De moeder verzoekt het Gerecht om per direct (uitvoerbaar bij voorraad) vervangende toestemming te verlenen, zodat de moeder onmiddellijk met zekerheid zaken kan afronden ter garantie en in belang van de dochter in casu voor wat de beoogde vakantie betreft, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
3.2.
Aan de vordering legt de moeder ten grondslag dat zij van 28 december 2022 tot en met 1 januari 2023 op vakantie maar Aruba wil gaan. Hoewel de vader per Whatsapp te kennen heeft gegeven daarvoor toestemming te zullen verlenen, weigert hij om daartoe een schriftelijke verklaring te ondertekenen.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn gescheiden, maar oefenen gezamenlijk het gezag uit. Zij hebben een meningsverschil over de vraag of de moeder met de dochter (naar Aruba) mag reizen. Die vraag ligt ter beantwoording voor aan de rechter op grond van artikel 1:253a BW.
4.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan het Gerecht worden voorgelegd. Daarbij neemt de rechter een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.3.
Bij gezamenlijk gezag mag de ene ouder niet zonder toestemming van de andere ouder met een minderjarig kind uitreizen. Weigert een van de ouders toestemming te verlenen dan biedt artikel 1:253a BW de mogelijkheid vervangende toestemming aan het Gerecht te vragen. Het Gerecht zal per geval beoordelen of de gevraagde toestemming in het belang is van het kind, rekening houdende met alle omstandigheden van het geval.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader geen bezwaar heeft tegen een vakantiereis naar Aruba van de moeder met de dochter in de periode van 28 december 2022 tot en met 1 januari 2023. De vordering van de moeder ligt daarom voor toewijzing gereed.
4.5.
Het Gerecht ziet in de aard van de zaak en in de omstandigheid dat partijen met elkaar een affectieve relatie hebben gehad, aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
verleentde moeder, [de moeder], vervangende toestemming om met de minderjarige [dochter] van 28 december 2022 tot en met 1 januari 2023 naar Aruba en weer terug naar Curaçao te reizen voor zover de vader, [de vader] in gebreke blijft zijn toestemming te verlenen;
5.2.
compenseertde kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, bijgestaan door
mr. M.M. Schalk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022.