ECLI:NL:OGEAC:2022:337

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
CUR202203732
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens vermeend onzorgvuldig gedrag rondom overlijden collega

In deze zaak heeft Ennia Caribe Holding N.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op grond van gewichtige redenen, naar aanleiding van het overlijden van een collega. De verzoekster stelt dat [verweerster] de wens van de overleden collega onzorgvuldig heeft overgebracht aan haar leidinggevende, wat heeft geleid tot een vertrouwensbreuk. De feiten schetsen een situatie waarin [verweerster] op verzoek van de overleden collega een boodschap heeft overgebracht aan haar leidinggevende, wat volgens Ennia onacceptabel was. Het gerecht heeft de zaak behandeld en de argumenten van beide partijen gehoord. Het gerecht oordeelt dat er geen sprake is van een verandering in de omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Het gedrag van [verweerster] wordt niet als ontoelaatbaar beschouwd en de eerdere incidenten uit het verleden zijn niet relevant voor de huidige situatie. Het verzoek van Ennia wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202203732
Beschikking d.d. 16 december 2022
inzake
ENNIA CARIBE HOLDING N.V.,gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. W. ten Veen,
tegen
[VERWEERSTER],wonende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mrs. S. Terpstra en K.A. Doekhi.
Partijen zullen hierna Ennia en [verweerster] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Ennia heeft op 27 september 2022 een verzoekschrift met producties ingediend. Zowel Ennia als [verweerster] hebben op 18 november 2022 producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 21 november 2022. Namens Ennia zijn verschenen [naam 1] (HR-manager) en [naam 2] (chief operations), vergezeld door de gemachtigde voornoemd. [Verweerster] is verschenen samen met haar echtgenoot en is bijgestaan door de gemachtigden voornoemd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities. Zowel [naam 1] en [naam 2] als [verweerster] hebben een nadere toelichting gegeven ter zitting.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
[verweerster] is op 1 mei 1995 in dienst getreden bij Ennia in de functie van Administratief Medewerker. De huidige functie van [verweerster] is Technical Insurance Officer Non-Life. Zij verdient een salaris van NAf [A] bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.2.
Op 11 juli 2022 is collega en goede vriendin van [verweerster], wijlen mevrouw X. [naam 3], overleden. Wijlen [naam 3] was werkzaam op de afdeling Vehicle & Transportation. De heer [naam 4] was als teamleider van die afdeling de leidinggevende van wijlen [naam 3].
2.3.
Voorafgaand aan haar overlijden heeft [naam 3] aan [verweerster] kenbaar gemaakt dat het haar wens was dat [naam 4] niet op haar begrafenis aanwezig zou zijn omdat zij, kort gezegd, in het verleden een dispuut met hem heeft gehad.
2.4. [
[verweerster] heeft deze wens van wijlen [naam 3] na haar overlijden in een persoonlijk gesprek op 13 juli 2022 aan [naam 4] kenbaar gemaakt. [naam 4], aangeslagen door deze boodschap, heeft aangegeven dat hij niet weet hoe hij naar de rest van de afdeling, de direct leidinggevende en de directie zal moeten communiceren dat hij niet naar de begrafenis gaat. [verweerster] heeft daarop geantwoord dat [naam 4] zich op de dag van de begrafenis ziek zou kunnen melden. [naam 4] wilde dat niet en heeft voorgesteld de kwestie met de afdeling HR te bespreken. Naar aanleiding hiervan zijn er verschillende gesprekken met [verweerster] en [naam 4] gevoerd.
2.5.
Op 13 juli 2022 is er gesprek geweest tussen [verweerster], [naam 4], [naam 5] (manager Operations Non-Life en leidinggevende van [verweerster]) en [naam 5] (HR-adviseur). Op 3 augustus 2022 is er een vervolggesprek geweest waarbij naast [verweerster] aanwezig waren [naam 4], [naam 2], [naam 1] en [naam 6] (HR Governance Officer). In die gesprekken is de inhoud van het gesprek tussen [verweerster] en [naam 4] uitgebreid met de betrokkenen besproken. In die gesprekken komt onder meer naar voren dat [naam 4] het heel moeilijk heeft met de wens van wijlen [naam 3], omdat hij het niet meer met haar kan uitpraten en hem de kans wordt ontnomen om op een waardige manier afscheid van haar te nemen. Verder wordt in de gesprekken benoemd dat [verweerster] het verzoek van wijlen [naam 3] eerst intern had moeten bespreken alvorens [naam 4] persoonlijk daarover te benaderen.
2.6.
Bij brief van 4 augustus 2022 wordt [verweerster] op non-actief gesteld. Uit de brief volgt dat het [verweerster] wordt verweten dat zij de boodschap van wijlen [naam 3] op onzorgvuldige wijze heeft overgebracht, zonder daarbij rekening te houden met de gevoelens van [naam 4]. Verder heeft [verweerster] [naam 4], volgens Ennia, aangezet tot liegen door hem voor te stellen zijn afwezigheid op de begrafenis te verhullen door zich ziek te melden. Ten slotte verwijt Ennia [verweerster] dat zij tijdens het gesprek op 3 augustus 2022 heeft aangegeven dat zij van mening is dat [naam 4] een slachtofferrol speelt en het gebeuren dramatiseert. Ennia meldt daarover in de brief het volgende:
“U zult begrijpen of moeten begrijpen dat het op onzorgvuldige wijze overbrengen van een dergelijk bericht als zeer schokkend kan overkomen en een grote psychologische impact kan hebben op een ander. Zeker als de ander, in dit geval de heer [naam 4], niet eens in de veronderstelling was dat er vervelende gevoelens zouden heersen bij wijlen mevrouw [naam 3]. Door een collega – die bovendien leidinggevende is – aan te manen om oneigenlijke, sterker nog leugenachtige, argumenten te gebruiken om een begrafenis van een collega waarmee deze leidinggevende nauw heeft samengewerkt niet bij te wonen, ontneem je de ander de kans om op een waardevolle manier afscheid te nemen.
Als goed werkgever achten wij binnen ENNIA dit soort gedrag en omgang van collega’s onderling als uitermate ongewenst en ongepast. Behalve het feit dat uw gedrag in deze de nodige empathie mist, komt daar nog bovenop dat u een collega aanspoort om een onwaarheid te vertellen (lees: te liegen) in een zeer gevoelige en pijnlijke situatie. U zult begrijpen dat wij dit soort gedragingen die psychologische gevolgen kunnen en zullen hebben bij een ander absoluut niet kunnen tolereren. Daarnaast heeft u als werknemer ook de plicht om zich altijd als ‘goed werknemer’ te gedragen ex art. 7A:1615d BW. Als goed werknemer dient u zich in ieder geval te onthouden van al hetgeen als agressief, asociaal, leugenachtig, respectloos en/of opruiend gedrag tegenover collega’s of leidinggevende(n) aangemerkt kan worden.”
2.7.
Op 11 augustus 2022 vindt er weer een vervolggesprek plaats. Dat gesprek is vastgelegd in een brief van Ennia van 15 augustus 2022. Uit de brief volgt dat Ennia het gedrag van [verweerster] rondom het overlijden van wijlen [naam 3] en haar acties nadien als zeer kwalijk, ernstig en manipulatief beschouwd. Ennia kondigt vervolgens aan dat zij om die reden een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] zal indienen bij het gerecht. Ennia onderbouwt haar beslissing als volgt:
Als we uw rol en uw acties in een breder perspectief plaatsen waarbij vermeld dient te worden dat uw houding, opstelling en attitude al bij herhaling in het verleden op kwalijke wijze aan de orde is geweest, komen we tot de conclusie dat ENNIA geen vertrouwen meer heeft in uw persoon als werknemer van ENNIA”.
2.8.
Ennia heeft vervolgens bij het gerecht een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] ingediend.

3.Het geschil

het standpunt van Ennia
3.1.
Ennia verzoekt het gerecht om de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden.
3.2.
Ennia legt aan het verzoek ten grondslag dat zij geen vertrouwen meer heeft in [verweerster] gelet op haar kwalijke rol en acties rondom het overlijden van wijlen [naam 3], bezien in een breder perspectief. De kwalijke rol van [verweerster] is volgens Ennia gelegen in de boodschap van wijlen [naam 3] die zij op eigen initiatief aan [naam 4] heeft overgedragen zonder rekening te houden met zijn gevoelens, alsmede in het aanmanen tot ziekmelden en in de opmerking dat [naam 4] zijn rol in deze dramatiseert. Deze kwalijke rol, bezien in het licht van de eerdere problemen betreffende de attitude van [verweerster], maakt dat Ennia geen vertrouwen heeft in voortzetting van de arbeidsrelatie.
het standpunt van [verweerster]
3.3. [
[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4. [
[verweerster] voert aan dat haar omtrent haar gedrag na het overlijden van wijlen [naam 3] geen verwijt kan worden gemaakt. [verweerster] heeft enkel de wens van wijlen [naam 3] in een persoonlijk gesprek aan [naam 4] kenbaar gemaakt. [verweerster] heeft daarbij slechts als boodschapper gefungeerd toen bleek dat [naam 4] namens Ennia bezig was met de organisatie van de begrafenis. Door [naam 4] vooraf te informeren heeft zij ook bedoeld hem te beschermen tegen een weigering bij de ingang van de uitvaart. Met het eerdere conflict tussen [naam 4] en wijlen [naam 3] heeft [verweerster] niets te doen gehad. Ze staat ook niet in een hiërarchische verhouding tot [naam 4] en maakt evenmin deel uit van het team van [naam 4]. Zij heeft er geen enkel belang bij om [naam 4] te beschadigen of verdriet te doen. De suggestie aan [naam 4] om zich ziek te melden kwam voort uit de vraag van [naam 4] hoe hij zijn afwezigheid op de begrafenis intern kon verklaren. [verweerster] heeft [naam 4] nooit aangezet tot liegen. Daar komt bij dat de begrafenis op een zaterdag was, buiten de reguliere werktijden. Ennia ziet over het hoofd dat het overlijden van wijlen [naam 3] ook op [verweerster] een grote impact heeft gehad. [verweerster] verwerpt tenslotte de aantijging dat haar houding binnen Ennia altijd een probleem is geweest. In haar 27-jarige loopbaan heeft zij twee keer, in 2001/2002 en in 2009 een conflict gehad met een leidinggevende. Het heeft geen pas om haar daar zoveel jaar na dato op aan te spreken en aan een ontbindingsverzoek ten grondslag te leggen. Zulks te meer nu zij altijd goede beoordelingen heeft gehad.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] af. Naar het oordeel van het gerecht is er geen sprake van een verandering in de omstandigheden die maakt dat sprake is van een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het gerecht motiveert dat als volgt.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan ontbonden worden op verzoek van de werkgever indien sprake is van veranderende omstandigheden die met zich brengen dat van de werkgever in redelijkheid niet meer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Indien het handelen of nalaten van een werknemer aan het aannemen van veranderende omstandigheden ten grondslag liggen, moet het de werknemer van tevoren wel duidelijk zijn geweest wat wel of niet door de werkgever als toelaatbaar wordt gezien (behoudens evidente zaken als diefstal en dergelijke), waarbij de eisen die de werkgever aan de werknemer mag stellen gangbaar en niet buitensporig zijn.
4.3.
Ennia stelt geen vertrouwen meer in [verweerster] te hebben gelet op de wijze waarop zij de boodschap van wijlen [naam 3] aan [naam 4] heeft overgedragen, alsmede gelet op de suggestie die zij aan [naam 4] heeft gedaan om zich ziek te melden en gelet op de opmerking van [verweerster] dat [naam 4] de situatie dramatiseert. Het gerecht stelt voor op dat dit allemaal geen gedragingen of opmerkingen zijn die verband houden met het werk of met de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd. Het betreft evenmin pestgedrag, stokerij, belediging, bedreiging of onheuse bejegening van een collega door [verweerster]. Verder is ook niet gebleken dat [verweerster] met haar gedragingen een geschreven of ongeschreven interne gedragscode van Ennia heeft geschonden. Er is daarom geen aanleiding om aan te nemen dat het [verweerster] van tevoren duidelijk was of had moeten zijn geweest dat haar gedrag door Ennia als niet toelaatbaar werd gezien.
4.4.
Voor zover Ennia stelt dat [verweerster] zich van het overbrengen van de boodschap had moeten onthouden in verband met de gevoelens van [naam 4], geldt het volgende. Niet ter discussie staat dat de boodschap [naam 4] veel verdriet heeft gedaan. Het gaat echter te ver om [verweerster] dat aan te rekenen. Immers, de gevoelens van [naam 4] zijn terug te voeren op zijn – naar nu blijkt – onjuiste veronderstelling dat het conflict dat hij eerder met wijlen [naam 3] heeft gehad, was opgelost. [verweerster] heeft met dat conflict niets van doen gehad. Ze is niet bij betrokken geweest, noch heeft zij zich daar op enig moment mee bemoeit. Ze werkt niet samen met [naam 4] en ze valt ook niet onder zijn leiding. Het stellen van de eis dat [verweerster] zich van dit gedrag had moeten onthouden vanwege de gevoelens van [naam 4] is, gelet op deze omstandigheden, dan ook buitensporig. Sterker nog, Ennia had in haar overwegingen moeten betrekken de mogelijkheid dat [verweerster] met het overbrengen van de boodschap [naam 4] heeft beschermd tegen een mogelijk nog onaangenamere situatie dat hem op de begrafenis publiekelijk de toegang zou zijn geweigerd.
4.5.
In hetzelfde licht dient ook de opmerking van [verweerster] aan [naam 4] om zich ziek te melden te worden geplaatst. Uit de gespreksverslagen kan niet worden afgeleid dat [verweerster] [naam 4] daartoe heeft aangemaand of aangezet. Zij heeft hem dat voorgesteld in antwoord op zijn vraag hoe hij zijn afwezigheid naar de betrokken werknemers en directie van Ennia kon verklaren. De eis dat [verweerster] zich van het doen van een dergelijke suggestie had moeten onthouden is gelet op de onderhavige omstandigheden, eveneens volstrekt buitensporig. Dat geldt te meer nu de begrafenis op een zaterdag was en dus buiten werktijd, zodat een ziekmelding niet tot ongeoorloofd verzuim zou leiden.
4.6. [
[verweerster] heeft in één van de velen gesprekken die naar aanleiding van dit onderwerp zijn gevoerd de mening geuit dat [naam 4] een slachtofferrol aanneemt en de situatie dramatiseert. Met die uitlating blijft [verweerster] naar het oordeel van het gerecht binnen de grenzen van het door artikel 10 EVRM beschermde recht van vrijheid van meningsuiting, alsmede het goed werknemerschap. Het gerecht betrekt daartoe in het oordeel de aard van de mededeling, de omstandigheden waaronder de mededeling is gedaan en het motief van [verweerster] voor het doen van de uitlating. De gevoelens van [naam 4] waar Ennia herhaaldelijk naar verwijst zijn te betreuren, maar op zich zelf bezien onvoldoende om de gewraakte uitlating als ontoelaatbaar te bestempelen.
4.7.
Ook indien het gedrag van [verweerster] wordt geplaatst in de context van de eerdere problemen met haar houding, kan dat niet leiden tot het oordeel dat er sprake is van veranderende omstandigheden die een ontbinding rechtvaardigen. Het gaat in het onderhavige geval om twee incidenten die zich in een ver verleden hebben voorgedaan, te weten in 2001/2002 en 2009. Deze incidenten hadden betrekking op samenwerkingsproblemen met haar toenmalige leidinggevende. Ennia heeft de voorgedane incidenten destijds opgelost. Verder zijn deze incidenten niet (meer) in de verdere loopbaan van [verweerster] bij Ennia aan de orde gekomen. Voor zover er achter de schermen klachten zijn geweest over [verweerster], is zij daarvan niet in kennis gesteld. [verweerster] heeft nooit een waarschuwing of berisping gehad. Haar beoordelingen zijn altijd goed geweest. Incidenten uit het verleden kunnen onder deze omstandigheden niet bijdragen aan het oordeel dat het gedrag van [verweerster] ontoelaatbaar is.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het gedrag van [verweerster] rondom het overlijden van wijlen [naam 3] niet leidt tot een verandering in de omstandigheden. De arbeidsovereenkomst met [verweerster] zal dus niet worden ontbonden.
4.9.
Ennia zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op NAf 1.000 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de verzoeken van Ennia af;
5.2.
veroordeelt Ennia in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op NAf 1.000;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gewezen door , mr. S.M. Christiaan rechter, en op 16 december 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.