ECLI:NL:OGEAC:2022:33

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
CUR202104064
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie vordering in kort geding tegen uitlatingen over betrokkenheid bij automatiseringstraject en onregelmatigheden bij overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft eiseres, een voormalig kabinetsmedewerker van de Minister van Financiën, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, de huidige Minister van Financiën, wegens onrechtmatige uitlatingen op sociale media. Eiseres vordert rectificatie van beschuldigingen die door gedaagde zijn gedaan over haar betrokkenheid bij een overeenkomst van opdracht (OVO) en haar rol in een automatiseringstraject. De zaak draait om de vraag of de uitlatingen van gedaagde, die suggereren dat eiseres onregelmatig een contract heeft verkregen en verantwoordelijk was voor gebrekkige software, onrechtmatig zijn.

Het procesverloop toont aan dat eiseres op 17 december 2021 een inleidend verzoekschrift heeft ingediend, gevolgd door een wijziging van eis op 1 februari 2022. De behandeling vond plaats op 10 februari 2022, waarbij beide partijen in persoon verschenen. Eiseres stelt dat de uitlatingen van gedaagde schadelijk zijn voor haar reputatie en dat deze geen feitelijke basis hebben. Gedaagde voert aan dat zijn uitlatingen in een politieke context zijn gedaan en dat hij recht heeft op vrijheid van meningsuiting.

De rechter oordeelt dat de uitlatingen van gedaagde voldoende feitelijke basis hebben en dat eiseres niet ontvankelijk is in haar vorderingen. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de afweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de goede naam.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202104064
Datum uitspraak 24 februari 2022
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart, G.B. Steward en S. González.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties ingediend op 17 december 2021;
- de akte wijziging c.q. aanvulling van eis d.d. 1 februari 2022;
- de op voorhand door [gedaagde] toegezonden producties d.d. 8 februari 2022;
- de op voorhand door [eiseres] toegezonden producties d.d. 9 februari 2022;
- de op voorhand door [gedaagde] toegezonden producties d.d. 9 februari 2022;
- de behandeling van 10 februari 2022, alwaar [eiseres] in persoon is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, die namens [eiseres], conform de overgelegde pleitaantekeningen, het woord heeft gevoerd. [gedaagde] is eveneens in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden voornoemd, die namens hem, conform de overgelegde pleitaantekeningen, het woord heeft gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] was in de periode van mei 2017 tot en met mei 2021 kabinetsmedewerker/kabinetschef in het kabinet van de voormalige Minister van Financiën, de heer [naam 1] tevens vader van [eiseres].
2.2.
Strajetiq B.V. - vertegenwoordigd door [naam 1] als directeur/eigenaar - en de Minister van Financiën zijn op 5 maart 2021 een overeenkomst van opdracht (hierna: OVO) aangegaan. De overeenkomst had een looptijd van 3 jaar, ingaande 15 maart 2021. Op grond van de overeenkomst was het Land een bedrag van NAf 23.680,- (exclusief OB/ABB en eventuele kosten aan derden ) per maand aan Strajetiq B.V. verschuldigd.
2.3.
Op 13 maart 2021 heeft [gedaagde] een bericht afkomstig van een andere Facebookgebruiker op zijn Facebookpagina geplaatst. Het bericht luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“[naam 1] a soru pa su yu muhe haña un contract komo consultant pa 3 aña kontra di advies di financial controller. Zus a overrule e financial controller. E yu muhe ta bai haña 23.600 florin pa luna ingaande 15 mart. Tin indikashon ku e yu muhe no tin sufisiente formashon. Nepotismo di marka mayor. Expose e kos aki. [naam 1] no por sigui hode pais.”
Bij dit bericht heeft [gedaagde], voor zover hier van belang, de volgende opmerking geplaatst:
“ Ta berdad????”
2.4.
Op 18 maart 2021 heeft [gedaagde] het volgende bericht afkomstig van het Facebookaccount van ABC Opleiding & Training op zijn Facebookpagina geplaatst:
“ Minister [naam 1] (MAN) a regla trabao di fl 30.000,- pa luna pa su ju na Ministerio di Finansa. PLEASE SHARE.”
2.5.
Bij brief van 4 mei 2021 heeft [eiseres] haar contract als kabinetsmedewerker per 15 mei 2021 opgezegd.
2.6.
Bij addendum ondertekend op 5 mei 2021 is overeengekomen dat de uitvoering van de OVO op 16 mei 2021 zou aanvangen.
2.7. [
Gedaagde] trad op 14 juni 2021 aan als Minister van Financiën.
2.8.
Bij brief gedateerd 5 augustus 2021 is [naam 1] geïnformeerd dat de Raad van Ministers (hierna: RvM) per direct de OVO met Strajetiq B.V. heeft opgezegd.
2.9.
Op 8 augustus 2021 heeft [gedaagde] een bericht afkomstig van het Facebookaccount van “Entrevista Ku” op zijn facebookpagina geplaatst. Het bericht luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“BREAKING NEWS
Retiro…
Di un nombramentu politiko
iregular, ku ta kosta komunidat
23 mil heldu pa luna na
ministerio di finansas.
Ta trata di yu di un èks minister.”
2.10.
Op 13 augustus 2021 plaatst [gedaagde] een prent afkomstig van een andere Facebookgebruiker op zijn Facebookpagina met, voor zover hier van belang, de volgende bijgevoegde tekst:
“Robinhood korda mi ta adverti bo, pa no mete ku e sra aki, ta mi yu muhe stima esaki ta. No ta pornada ma pone, na SOAW ku un salaris di 23.000,- pa luna !!! Sr. [gedaagde], kita bo man foi mi yu muhe !!!”
2.11.
Op 4 november 2021 heeft [gedaagde] een videofragment van een interview van hem tijdens een uitzending op TV- Direct op zijn Facebookpagina geplaatst waarin onder meer te zien en te horen is dat hij, voor zover hier van belang, de volgende uitlatingen doet:
“Minister [naam 1] su yu muhe tabata esun responsabel pa e parti di automatisering. [Eiseres] ku ta un ex-trahador di BearingPoint. Mi ta stranjami ku sra [eiseres] lo a duna su akkoord pa e produkto ku BearingPoint
a entrega. Pasobra no ta normal ku ta 5% so di e aangifte nan e komputer por verwerk.”
2.12.
Op 5 november 2021 heeft [gedaagde], voor zover hier van belang, het volgende bericht op zijn Facebookpagina geplaatst:
“Ex minfin [naam 1]a tatin un eksperto di automatisering di inisial [eiseres]. den su kabinete. Un eksperto ku años di eksperiensia na BEARINGPOINT. Un eksperto ku diploma universitario di Bestuurlijke Informatiekunde (BIK).
Ta kon ta posibel ku e software por verwerk solamente 5% di e aangiften? Ta kiko a bai robes? Minfin i henter pueblo di Korsou kier sa unda tur e sen a bai?”
2.13.
Per e-mail (met aangehechte brief) van 18 november 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om per direct over te gaan tot verwijdering van alle berichten aangaande [eiseres] op zijn Facebookpagina.
2.14.
Op 7 februari 2022 heeft [gedaagde], voor zover hier van belang, het volgende bericht op zijn Facebookpagina geplaatst:
“Riba mi instrukshon i konsiderando informashon obtene resientemente, mi abogadonan a investiga aun mas detaya no solamente e aspektonan legal pero tambe e susesonan rondo di e kontrakt entre Gobierno ku Bearingpoint (BP). A Sali na kla ku Sra. [eiseres] su envolvimento den e projekto di automatisashon tabata menos di lokual tabata parse I di ku mi a wordu informa dor di e Departamento di Finansas na prome instante. Manera tambe mi a indika anteriormente, lo a strañami ku señora [eiseres] ku su sabiduria I eksperiensia lo a bai di akuerdo ku e - kalidat di e – produkto ku BP a entrega.
Awor a Sali na kla ku señora [eiseres] en todo kaso no tabata responsabel pa e produkto di BP, pero tabata forma parti di e stuurgroep ku tabata tuma sierto desishonnan tokante e projekto aki, bandi su funkshon komo jefe di e Kabinete di ex Minister [naam 1]. Durante di e investigashon tambe a sali na kla ku for di aña 2019 a wordu konstata door di (un miembro di) e stuurgroep/Programme Board ku e – kalidat di e produkto – ku BP a entrega no ta kumpli ku e ekspektativanan. Ademas ku e mesun stuurgroep/Program Board a inisia den 2019 pasonan legal pa atende ku e defisiensianan kontraktual di lado di BP.”
2.15.
Voornoemd bericht is door verschillende media overgenomen, althans is daar door verschillende media over gerapporteerd.

3.Het geschil

3.1. [
Eiseres] c.s. vordert - na eiswijziging - dat het gerecht bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen dan wel zal bevelen om binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis dan wel na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, en wel zonder enig bijkomend commentaar, de navolgende rectificatie op zijn Facebookpagina te (doen) plaatsen en gedurende minimaal vier weken te “pinnen” dan wel zodanig te plaatsen dat de rectificatie bovenaan de Facebookpagina van [gedaagde] zichtbaar zal zijn en blijven en voorts in de eerstvolgende nieuwsuitzending van TV-direct te (doen) rectificeren:
“ Ami, [gedaagde] a bisa of a insinua of propaganda ku sra [eiseres] loa hanja un contract serka Ministerio di Finansas riba un manera irregular.
Esaki no ta kuadra ku berdat. E contract ku sra [eiseres] a hanja tabata riba un forma completamente regular I sra [eiseres] tabatin kapacidad I eksperensha necesario pa hasi e trabow”
“Lokwal ku mi a bisa ku sra [eiseres] tabata responsabel pa e parti di e automatisering di Belastingdienst no ta kwadra ku berdat. Basa riba esey kuestionamentu ku sra [eiseres] a duna akkoord pa e produkto ku Bearing Point a entrega no tin base. Sra [eiseres] no tabatin nada di haber ku aprobashon di e software ku Bearing Point a entrega na Inspectie der Belastingen I Ontvanger. Via di un veredicto den un caso sumario mi a wordu obliga door di corte pa rectifica mi ponensianan I insinuacionnan”
Dan wel een door het gerecht in goede justitie te bepalen rectificatie en bij gebreke waarvan [gedaagde] aan [eiseres] een onmiddellijk opeisbare dwangsom verschuldigd wordt van NAf 1.000,- per uur voor ieder uur of gedeelte van een uur dat [gedaagde] niet voldoet aan de door het gerecht geformuleerde veroordeling, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [
Eiseres] legt - kort gezegd - aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de (sociale) media berichten te plaatsen en uitlatingen over [eiseres] te doen die als beledigend kunnen worden aangemerkt. De door [gedaagde] gedane beschuldigingen en insinuaties vinden geen steun in het beschikbare feitenmateriaal en doen afbreuk aan de goede naam en reputatie van [eiseres].
3.3. [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] in haar vordering dan wel afwijzing van haar vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vordering ligt besloten in de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag liggende stelling, inhoudende dat de uitlatingen van [gedaagde] schadelijk zijn voor haar goede naam en reputatie.
Ontvankelijkheid
4.2. [
Gedaagde] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiseres] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen omdat [gedaagde] zijn uitlatingen in zijn hoedanigheid van Minister van Financiën heeft gedaan. Waar [gedaagde] in zijn hoedanigheid van Minister van Financiën handelde en opinieerde had [eiseres] de openbare rechtspersoon het Land Curaçao in rechte moeten betrekken en niet [gedaagde] als privé persoon, aldus [gedaagde].
4.3.
Dat verweer gaat niet op. Los van het gegeven dat [gedaagde] sommige van de gewraakte berichten heeft geplaatst voordat hij als minister aantrad, heeft [gedaagde] zowel het videofragment van het interview op TV- Direct van 4 november 2021 als de overige gewraakte uitlatingen en berichten op zijn persoonlijke Facebookaccount geplaatst waardoor ervan uit kan worden gegaan dat de gewraakte uitlatingen en berichten op persoonlijke titel zijn gedaan. Voorts is hierbij eveneens bepalend dat de uitlatingen en berichten van [gedaagde] niet door de woordvoerder van het Land Curaçao of door de overige ministers van het Kabinet zijn overgenomen of herhaald. Het gerecht gaat dan ook over tot de inhoudelijke beoordeling van vorderingen.
Rectificatie
4.4. [
Eiseres] heeft aan haar vordering tot het plaatsen van een rectificatie ten grondslag gelegd dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door beledigende, onjuiste en bepaaldelijk suggestieve uitlatingen over haar te doen. Het eerste verwijt dat [eiseres] aan [gedaagde] maakt is dat hij door het plaatsen van de onder r.o. 2.3., 2.4., 2.4., 2.9. en 2.10. opgenomen berichten en uitlatingen op zijn Facebookaccount bewust bij derden de indruk heeft gewekt dat er bij het aangaan van de OVO tussen haar en de Minister van Financiën sprake zou zijn geweest van “onregelmatigheden” en dat [eiseres] daarmee van doen had. Dat [eiseres] op een onregelmatige wijze een contract zou hebben gekregen bij het Ministerie van Financiën is in strijd met de waarheid en feitelijk onjuist, aldus [eiseres]. [Gedaagde] moet zich ervan bewust zijn dat zijn uitlatingen en het delen en verspreiden van berichten van derden die onjuist zijn, vanwege zijn positie in de maatschappij, [eiseres] zeer negatief raken en derhalve in strijd zijn met de rechten van [eiseres]. [Gedaagde] had de berichten, die hij via zijn Facebookaccount met het brede publiek heeft gedeeld, op juistheid moeten controleren voordat hij deze via zijn persoonlijke Facebookpagina met het brede publiek verder is gaan delen. Door dat te hebben nagelaten, hebben de vorenbedoelde gedragingen van [gedaagde] een onrechtmatige daad jegens [eiseres] opgeleverd die de rectificatie van die berichten en uitlatingen rechtvaardigt, aldus nog steeds [eiseres].
4.5.
Het tweede verwijt van [eiseres] aan [gedaagde] betreft de berichten die hij meermaals op zijn Facebookaccount heeft geplaatst waarin is opgenomen dat [eiseres] “responsabel” zou zijn geweest voor het automatiseringstraject van de Belastingdienst, welk project in gang is gezet door BearingPoint (hierna: BP). In verband hiermee heeft [eiseres] verwezen naar het hiervoor onder r.o. 2.11. opgenomen fragment van het interview van [gedaagde] met TV-Direct en het hiervoor onder r.o. 2.12. opgenomen Facebookbericht van [gedaagde]. Volgens [eiseres] moeten deze uitlatingen in de context worden gezien van de overige uitlatingen van [gedaagde] dat [eiseres] tijdens het ministerschap van haar vader de expert was op het gebied van automatisering, en wel een expert met jarenlange ervaring bij BP en met een universitaire diploma Bestuurlijke Informatiekunde. Deze uitlatingen hebben volgens [eiseres] ten onrechte bij derden de indruk gewekt dat er een verband bestond tussen BP, [eiseres] en het door BP volgens [gedaagde] geleverde gebrekkige product, waarbij hij tevens de indruk trachtte te wekken dat [eiseres] daarvoor verantwoordelijk was. Immers was [eiseres] volgens [gedaagde] de expert op het gebied van automatisering. Deze uitlatingen zijn naar de mening van [eiseres], onjuist en niet op de waarheid gebaseerd en hebben [eiseres] negatief geraakt en geschaad, aldus [eiseres].
4.6.
Ten aanzien van het bericht van 7 februari 2022 waarin [gedaagde] enigszins teruggekomen is op zijn eerdere uitlatingen, stelt [eiseres] dat dit geen rectificatie is van de diverse onjuistheden die [gedaagde] eerder over [eiseres] heeft geuit. Zo heeft [eiseres] geen Bestuurlijke Informatiekunde gestudeerd en is zij geen expert op het gebied van automatisering. Dergelijke onjuiste uitlatingen zijn onrechtmatig en moeten alsnog worden gerectificeerd. Dit vooral omdat die uitlatingen door [gedaagde] zijn gedaan in de context dat [eiseres] steken heeft laten vallen en de producten van BP door haar zouden zijn begeleid en goedgekeurd. De uitlating van [gedaagde] dat de bemoeienissen van [eiseres] achteraf minder omvangrijk zijn gebleken, behelst volgens [eiseres] dus geen rectificatie van eerdere uitlatingen. Hij had moeten rectificeren zonder enig nader commentaar, vindt [eiseres]. [Gedaagde] heeft niet kunnen nalaten om alsnog de vinger naar [eiseres] te wijzen of ten minste te laten doorschemeren dat er in elk geval wel sprake was van deelneming door [eiseres] aan een stuurgroep of program board die beslissingen heeft genomen ten aanzien van het automatiseringsproject. Dit commentaar over haar deelname in enige stuurgroep of program board is eveneens feitelijk onjuist. [Eiseres] is nooit onderdeel geweest van enige stuurgroep of program board die met het automatiseringsproject was belast. Kortom [gedaagde] heeft zich ook in zijn meest recente publieke uitlating met betrekking tot [eiseres] schuldig gemaakt aan het verspreiden van diverse feitelijke onjuistheden over haar waardoor [eiseres] in haar eer en goede naam is geschaad. Daardoor is er in het onderhavige geval nog altijd sprake van onrechtmatige uitlatingen van de zijde van [gedaagde] die rectificatie daarvan rechtvaardigen, aldus nog steeds [eiseres].
4.7. [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [Gedaagde] ontkent dat hij door het plaatsen van de berichten op zijn Facebookaccount dan wel het doen van de gewraakte uitlatingen onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. [Gedaagde] stelt daar voorts bij dat zijn uitlatingen in een politieke context zijn gedaan en dat aan politici een grote mate van vrijheid toekomt wanneer het gaat om het aan de kaak stellen van maatschappelijke misstanden. Ten aanzien van de gedane uitlatingen en geplaatste berichten omtrent de OVO heeft [gedaagde] het volgende aangevoerd. In het politieke veld zijn de in die context gedane uitlatingen anders te bezien. Het woord “iregular” is voor wat de OVO betreft, naar de mening van [gedaagde], niet feitelijk onjuist of onnodig grievend gebruikt. De besluitvorming omtrent een OVO van een dergelijke financiële omvang zou volgens [gedaagde] over het algemeen in de Raad van Ministers plaatsvinden. Toen hij navraag bij de Secretaris van de RvM heeft gedaan is gebleken dat de OVO van [eiseres] niet ter besluitvorming aan de RvM was voorgelegd, ook bleek er geen dossier daarvan bij de Secretaris van de RvM of in de archieven van de RvM te zijn. [Gedaagde] heeft daardoor geconcludeerd dat de overeenkomst van opdracht op een “ongebruikelijke” manier tot stand is gekomen, aldus [gedaagde].
4.8.
Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat er eveneens voldoende feitelijke basis is voor de gewraakte uitlating dat [eiseres] “responsabel” was voor de oplevering van de door BP uitgevoerde diensten en opgeleverde software. [Gedaagde] heeft ter onderbouwing hiervan betoogd dat nader onderzoek naar aanleiding van deze kort geding procedure ertoe heeft geleid dat de betrokkenheid van [eiseres] in het BP automatiseringstraject nog verder is bevestigd. [Eiseres] was immers lid van de program board en van de stuurgroep, die juist belast waren met het toezicht terzake de software en de upgrade bij de Belastingdienst. Tevens was [eiseres] ook de kabinetschef van de voormalige Minister van Financiën alwaar de goedkeuring van de afgeleverde software van BP heeft plaatsgevonden. [Eiseres] was ook ex-werknemer van BP, heeft in Tilburg een relevante opleiding gehad en heeft onder meer bij BP ervaring opgebouwd. Aldus is er volgens [gedaagde] sprake van op feitelijkheden gebaseerde meningen en waardeoordelen. De door hem gedane uitlatingen en op zijn Facebookaccount geplaatste berichten zijn niet zonder grondslag en zijn te herleiden tot de feitelijkheid dat [eiseres] bij het BP project betrokken was. [Gedaagde] kon in deze context redelijkerwijs het woord “responsabel “ gebruiken. Responsabel sluit volgens [gedaagde] daarenboven niet uit dat [eiseres] tezamen met anderen verantwoordelijk was voor het toezicht op de uitvoering van het door BP opgeleverde werk en de software applicaties. Ten slotte heeft [gedaagde] nog betoogd dat er geen reden meer bestaat tot enige rectificatie aangezien hij de vorenbedoelde (recentere) onderzoeksresultaten terzake de betrokkenheid van [eiseres] bij het BP automatiseringstraject reeds op zijn Facebookaccount heeft geplaatst, aldus nog steeds [gedaagde].
4.9.
Het gerecht overweegt als volgt.
4.10.
Bij de beoordeling wordt door het gerecht vooropgesteld dat het in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten gaat, namelijk aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van [eiseres] het recht op bescherming van eer en goede naam en op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Toewijzing van de vordering van [eiseres] tot rectificatie zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de individuele vrijheden) neergelegde grondrecht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).
4.11.
Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen en berichten van [gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen. Omstandigheden die in dit geval met name van belang zijn, zijn de inkleding van de uitlatingen en de mate waarin de uitlatingen ten tijde van de publicaties steun vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal.
Overeenkomst van opdracht
4.12.
Naar het oordeel van het gerecht is in kort geding niet voldoende aannemelijk geworden dat de uitlatingen van [gedaagde] dan wel de geplaatste berichten door [gedaagde] over de wijze waarop de OVO tot stand is gekomen, onvoldoende steun vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal. De door [gedaagde] geplaatste berichten komen er op neer dat oud Minister [naam 1] werk zou hebben ‘geregeld’ voor zijn dochter en dat het zou gaan om een ‘nombramentu politiko iregular’. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] de dochter is van de voormalige Minister van Financiën. Voorts staat tussen partijen vast dat het Ministerie van Financiën bij het aangaan van de OVO met de vennootschap van [eiseres] afgezien heeft van de gebruikelijke openbare aanbestedings- en offerteprocedure, terwijl de OVO enkele dagen voor de verkiezingen van 2021 is gesloten. Ten slotte heeft [gedaagde] er onweersproken op gewezen dat het in een situatie als deze, waar het gaat om een OVO van een dergelijke financiële omvang - namelijk een totaalbedrag van NAf 852.480,- exclusief OB over een periode van drie jaar -, het volstrekt ongebruikelijk is om de OVO niet ter besluitvorming aan de RvM voor te leggen, hetgeen in het onderhavige geval niet is gebeurd. Gelet op voornoemde omstandigheden kan de uitlating van [gedaagde] dat de totstandkoming van de OVO als “iregular” te kwalificeren is, niet onrechtmatig worden geacht. Daar komt bij dat ook op [eiseres] de verantwoordelijkheid rustte om, bij het contracteren met de regering, erop toe te zien dat dit conform de regels verloopt. Als kabinetschef van de voormalige Minister van Financiën wordt [eiseres] ook geacht bekend te zijn met die regels. Bovendien had het op de weg gelegen van [naam 1], zijnde de dochter van de Minister van Financiën en tevens in dienst van de Minister van Financiën, om op toe te zien dat er extra zorgvuldig werd omgegaan met de regels die strekken ter bescherming van publieke gelden, juist om verwijten als die gedaan door [gedaagde] te voorkomen. De stelling dat de ministeriële beschikking waarbij van de aanbestedingsregels is afgezien werd ondertekend door de Minister van Economische Ontwikkeling, juist vanwege de belangenverstrengeling met de Minister van Financiën, legt onvoldoende gewicht in de schaal. Het betreft immers een contract van grote waarde waarvan de wet heeft bepaald dat in dergelijke gevallen alleen in landsbelang - lees: bij zwaarwegende belangen – kan worden afgezien van de openbare aanbestedingsregels. Dat er sprake was van dergelijke zwaarwegende belangen is in dit kort geding niet aannemelijk geworden. De door [gedaagde] geplaatste berichten over de ongebruikelijke wijze waarop de OVO tussen [eiseres] en het Ministerie van Financiën is gesloten, hebben, naar het oordeel van het gerecht, dan ook voldoende feitelijke basis. Er is op dit punt derhalve geen aanleiding voor toewijzing van de gevorderde voorziening.
Betrokkenheid automatiseringstraject
4.13.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] nog voor de behandeling van dit kort geding op 7 februari 2022 een bericht heeft geplaatst op Facebook waarin hij zijn uitlatingen omtrent de betrokkenheid van [eiseres] bij het automatiseringsproject van BP deels heeft gerectificeerd. [gedaagde] zegt daarin – kort samengevat – dat de betrokkenheid van [eiseres] bij nader inzien beperkter is geweest en dat [eiseres] in ieder geval niet verantwoordelijk was voor het product van BP, maar dat zij in een stuurgroep zat die beslissingen nam ten aanzien van het project naast haar functie als kabinetschef.
4.14.
Nu [gedaagde] reeds publiekelijk heeft erkend dat [eiseres] niet verantwoordelijk was voor het automatiseringsproject van BP, heeft [eiseres] geen belang meer bij de door haar gevorderde rectificatie op dit punt.
4.15. [
Eiseres] heeft gesteld dat er nog meer onjuistheden in de eerdere berichten van [gedaagde] stonden opgenomen, zodat daarvoor alsnog een veroordeling tot rectificatie dient te komen. Het zou daarbij gaan om de uitlating dat [eiseres] deel zou hebben uitgemaakt van de stuurgroep, dat [eiseres] bestuurlijke informatiekunde zou hebben gestudeerd en dat [eiseres] een expert zou zijn op het gebied van automatisering.
4.16.
Ten aanzien van de uitlatingen betreffende de stuurgroep heeft [gedaagde] aangevoerd, en ter zitting aangetoond, dat [eiseres] weldegelijk deel uitmaakte van de stuurgroep en in dat kader ook communiceerde met BP. [Eiseres] heeft ter zitting ook erkend dat zij meerdere vergaderingen met BP heeft bijgewoond, volgens [eiseres] uit hoofde van haar functie als kabinetschef. Het gerecht is van oordeel dat in kort geding voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] betrokkenheid had bij de stuurgroep/program board die belast was met het automatiseringstraject. In kort geding is onvoldoende aannemelijk geworden dat de door [gedaagde] gedane uitlatingen in dit kader feitelijk onjuist en daarom onrechtmatig zijn.
4.17.
Ten aanzien van de uitlatingen gedaan door [gedaagde] over de opleiding en ervaring van [eiseres] heeft [eiseres] onvoldoende gesteld welk belang van haar met de uitlatingen wordt geschaad en op welke wijze deze uitlatingen haar eer en goede naam schaden. Dat deze uitlatingen in samenhang met de uitlatingen over haar verantwoordelijkheid voor het automatiseringstraject als grievend kunnen worden aangemerkt doet er thans niet meer toe, nu die laatste uitlating door [gedaagde] reeds is gerectificeerd. De vordering tot rectificatie zal daarom ook op dit punt worden afgewezen.
4.18.
De overige stellingen en verweren van partijen behoeven, gelet op het voorgaande, geen bespreking.
4.19. [
Eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding
5.1.
wijstde vorderingen van [eiseres]
af;
5.2.
veroordeelt[eiseres] in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
5.3.
verklaartdit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. Lasten, en op 24 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.