ECLI:NL:OGEAC:2022:32

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
CUR202003756
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 2 maart 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van belanghebbende tegen een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur der Belastingen. De Inspecteur had belanghebbende op 29 juni 2012 niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2009. Belanghebbende heeft op 29 juli 2020 een beroepschrift ingediend, maar het Gerecht oordeelt dat dit beroepschrift buiten de wettelijke termijn van twee maanden is ingediend. Belanghebbende had eerder op 6 juli 2012 een tweede bezwaar ingediend, maar het Gerecht concludeert dat dit bezwaar niet als een beroepschrift kon worden aangemerkt, omdat het niet de bedoeling had om beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur had geen doorzendplicht en de termijnoverschrijding wordt niet verschoonbaar geacht. Het Gerecht verklaart het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar gemaakt op 2 maart 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 2 maart 2022
BBZ nr. CUR202003756
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 1 oktober 2010 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2009 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 575.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 17 augustus 2011 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 juni 2012 belanghebbende niet- ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
1.4
Hiertegen heeft belanghebbende op 6 juli 2012 bij de Inspectie der belastingen, bezwaar gemaakt.
1.5
Belanghebbende heeft op 29 juli 2020 bij het Gerecht beroep ingesteld. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 21 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende is [A] verschenen. Namens de Inspecteur is [A] verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht en voorgedragen. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.8
Na sluiting van het onderzoek ter zitting hebben partijen op 5 juli 2021 en 6 juli 2021 nog diverse stukken ingediend. Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
2.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 29 juni 2012. Het beroepschrift is op 29 juli 2020 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
2.4
Belanghebbende heeft op 6 juli 2012 (wederom) tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Hij stelt dat de Inspecteur dit geschrift had moeten doorzenden naar het Gerecht om te worden behandeld als beroepschrift. Volgens belanghebbende heeft hij om deze reden tijdig beroep ingesteld.
2.5
Bij schrijven van 21 juni 2016 heeft de Inspecteur op het tweede bezwaarschrift gereageerd. In zijn schrijven is voor zover van belang het volgende vermeld:
“(…) De dagtekening van de aanslag is 1 oktober 2010. Tegen deze aanslag heeft u op 17 augustus 2011, en dus te laat, een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 29 juni 2012 is de heer [belanghebbende] niet ontvankelijk verklaard. De aanslag is niet ambtshalve verminderd. Op 6 juli 2012 heeft u voor de tweede keer bezwaar gemaakt. Ik kan ermee akkoord gaan dat dit geschrift als een tijdig ingediend beroepschrift wordt aangemerkt. U dient het dan zelf als een beroepschrift in te dienen. Aangezien de rechter niet aan een inhoudelijke behandeling kan toekomen heb ik een aantal vragen gesteld om te kunnen komen tot een beoordeling van het vastgestelde belastbaar inkomen. Aangezien ik geen antwoord krijg op mijn vragen moet ik ervan uitgaan dat het belastbaar inkomen niet te hoog is vastgesteld. (…)”.
2.6
Voorop wordt gesteld dat de ontvankelijkheid van het beroepschrift ambtshalve door het Gerecht wordt beoordeeld. Dat de Inspecteur het geschrift van 6 juli 2012 als een beroepschrift heeft gekwalificeerd, betekent niet dat daarom een rechtsgang bij de rechter wordt geopend.
2.7
In de ALL is geen algemene doorzendplicht vergelijkbaar met artikel 6:15 Awb opgenomen. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur – in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel – brengen mee dat de Inspecteur het ten onrechte bij hem ingediende beroepschrift zo spoedig mogelijk doorzendt naar de bevoegde rechter (vgl. Raad van Beroep, 7 november 1996, ECLI:NL: ORBBNAA:1996:BU5559). In de regel geldt dat het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan - de Inspectie der belastingen – dan beslissend is voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend (vgl. GEA Curaçao 3 oktober 2019, ECLI:NL: OGEAC:2019:225). Naar het oordeel van het Gerecht leidt de doorzendverplichting uitzondering als de belanghebbende niet bedoeld heeft om beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar.
2.8
Die uitzondering doet zich hier voor. Het geschrift is ingediend door een professionele rechtshulpverlener en was kennelijk bedoeld als een verzoek aan de Inspecteur om zijn beslissing te heroverwegen. Belanghebbende voert immers zelf aan (zie pleitnota 28 juni 2021) dat de vragen die de Inspecteur heeft gesteld naar aanleiding van voormeld schrijven volledig zijn beantwoord en dat alle onderliggende documenten zijn overgelegd. Die bedoeling leidt het Gerecht ook af uit de omstandigheid dat belanghebbende, ondanks de mededeling van de Inspecteur dat hij het geschrift (desgewenst) zelf als een beroepschrift moet indienen, dit niet heeft gedaan. Hij heeft pas op 21 september 2020 een beroepschrift ingediend bij het Gerecht, waarbij hij voormeld geschrift als bijlage heeft gevoegd.
2.9
Belanghebbende heeft verder geen bijzondere omstandigheden aangevoerd voor het niet inachtneming van de beroepstermijn. De termijnoverschrijding wordt niet verschoonbaar geacht. Belanghebbende is derhalve niet ontvankelijk in zijn beroep.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 2 maart 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500