ECLI:NL:OGEAC:2022:317

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
CUR202200332
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wijziging van erfpachtregistratie en bewijsvoering omtrent achternaam

In deze zaak vordert eiser, [eiser] [achternaam], dat het gerecht hem in plaats van [eiser] Batta als erfpachter in de openbare registers vermeldt. De procedure begon met een verzoekschrift op 2 februari 2022, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De eiser stelt dat zijn achternaam ten onrechte als Batta is geregistreerd en dat dit een gevolg is van een onzorgvuldige erkenning door de notaris en een fout in de burgerlijke stand. Het Kadaster, als gedaagde partij, voert verweer en stelt dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn, omdat het Kadaster slechts een lijdelijke rol heeft in de registratie van erfpacht en niet verantwoordelijk is voor de inhoud van de notariële akte. Het gerecht oordeelt dat de vorderingen van eiser niet kunnen worden toegewezen, omdat hij niet het juiste bewijs heeft geleverd en de vorderingen niet gericht zijn tegen de juiste partij. De rechter concludeert dat de erfpachtakte dwingend bewijs oplevert van de feiten zoals vastgelegd door de notaris en dat de stellingen van eiser onwaarschijnlijk zijn. Het gerecht wijst de vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure, die door het Kadaster op nihil zijn begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
zaaknummer: CUR202200332
Vonnis d.d. 12 september 2022
inzake

[eiser] [NAAM],

wonende in Nederland,
eiser,
gemachtigde: [naam 1],
tegen

de STICHTING KADASTER EN OPENBARE REGISTERS CURACAO,

gevestigd te Curaçao,
gedaagde, hierna: het Kadaster,
gemachtigden: mr. M.G.M. Ascension en ms. [naam 2],

De procedure

1. Het verzoekschrift is ingediend op 2 februari 2022.
2. Het verdere procesverloop:
- de conclusie van antwoord d.d. 28 maart 2022,
- de conclusie van repliek d.d. 23 mei 2022
- de conclusie van dupliek d.d. 20 juni 2022.
3. Uitspraak is bepaald op heden.

De feiten

3. De eiser is op [geboortedatum] 1952 geboren. Zijn ouders zijn gehuwd op 29 april 1948. Zijn vader heette [naam 3] [naam] en zijn moeder (volgens de ambtenaar van de burgerlijke stand) [naam 4] Balta.
4. Op 11 augustus 1961 is door notaris J. Boesveld een akte verleden, waarin namens het eilandgebied Curacao, ter uitvoering van het eilandsbesluit d.d. 17 mei 1961 nummer [A], voor de duur van 60 jaar een perceel grond van 970 m2 te Vredeberg in het tweede district van Curacao, bekend als blok X Kavel [AA] van het Verkavelingsplan “Juan Hato, Calabarie en Vredeberg” (hierna: het perceel) in erfpacht werd uitgegeven aan [eiser] Batta. In de akte is het beroep van de erfpachter aangeduid als “ Olieman”.
5. Bij notariële akte van 10 november 1962 heeft [eiser] Batta aan de Bouwcredietbank van de Nederlandse Antillen hypotheek op het perceel verstrekt in verband met een door de bank aan hem verschafte lening van NAƒ 120.000. In de inschrijving van de hypotheek in de openbare registers is ”olieman” vermeld als beroep van Batta.
6. Bij ministeriele beschikking van 27 oktober 2014 is (een deel van) de Turksweg vernoemd tot Kaya José Jo Mathilda.
7. De eiser staat bij de Landsontvanger geregistreerd als gerechtigd tot de onroerende zaak aan de Kaya Jose Mathilda [B] te Wanapa.

Het geschil

8. [ [eiser] vordert dat het gerecht:
verklaart voor recht dat er sprake is van een kennelijke schrijffout of misslag in de leveringsakte van 11 augustus 1971 waar het perceel werd geleverd aan [eiser] Batta,
bepaalt dat iedere notaris gehouden is correctie hieraan te laten brengen indien het gerecht hierin zelf niet voorziet,
bepaalt dat indien de aangewezen notaris niet binnen een redelijke termijn de wijzigingen dan wel correcties heeft aangebracht ter inschrijving daarvan in de daartoe bestemde registers, dit vonnis in de plaats treedt van de op te maken leveringsakte of deel daarvan,
in plaats van [eiser] Batta de erfpachter aan te geven als [eiser] [eiser achternaam] en deze te laten inschrijven als een correctie in de openbare registers.
9. Hij stelt in dat verband dat:
- de achternaam van de erfpachter [naam] blijkt te zijn en niet Batta,
- zijn moeder wenste dat hem een stukje grond werd toegewezen,
- zijn moeder ten onrechte de naam van Batta aan de notaris heeft gezegd, uitgaande van de oude gedachte en cultuur dat de kinderen van een vrouw de meisjesnaam van die vrouw konden dragen.
- de notaris hem onzorgvuldig heeft erkend en herkend als [eiser] Batta.
- de achternaam van zijn moeder bij het verwerken, rechttrekken en automatiseren van persoonsgegevens bij de burgerlijke stand en de basisadministratie ten onrechte is veranderd van Batta in Balta,
- het perceel thans door de Landsontvanger wordt aangeduid als Kaya Jose Jo Mathilda [B] en volgens een ministeriele beschikking uit 2014 als Turksweg [B].
10. Het Kadaster voert gemotiveerd verweer.

De beoordeling

10. [ [eiser naam] wil met zijn vorderingen bereiken dat hij in plaats van [eiser] Batta in de openbare registers als erfpachter wordt vermeld.
Onduidelijk is echter waarom hij daartoe het Kadaster in rechte heeft betrokken.
De positie van erfpachter wordt ontleend aan de notariële akte van 11 augustus 1961. Dat is een overeenkomst tussen twee partijen, het eilandgebied Curaçao en (volgens de akte) [eiser] Batta. Het Kadaster was daar niet bij betrokken, en diende slechts haar wettelijke taak uit te voeren: het diende de erfpachtverlening, en later de hypotheekvestiging, in te schrijven en deed dat aan de hand aan de hand van (afschriften van de) desbetreffende notariële aktes. Dat is ook gebeurd, waarbij zij aangetekend dat het Kadaster die aktes niet op juistheid behoefde te controleren.
Als [eiser] partij bij de erfpachtovereenkomst was en die overeenkomst wil aantasten, zal hij dat moeten doen in een procedure tegen de wederpartij, dus de rechtsopvolger van het eilandgebied Curaçao. Een verklaring voor recht als verzocht in vordering a, heeft op zichzelf geen rechtsgevolgen voor het Kadaster. [naam] heeft dan ook geen belang bij deze, uitsluitend tegen het Kadaster gerichte vordering. Reeds daarom is die niet toewijsbaar.
Hetzelfde geldt voor vordering b, die zich richt tegen alle notarissen. Die zijn echter niet in het geding betrokken. Niet valt in te zien waarom deze vordering is ingesteld tegen het Kadaster. Ook deze is dus niet toewijsbaar.
Vordering d, waarmee [eiser] kennelijk beoogt het Kadaster te verplichten in de openbare registers Batta als erfpachter te vervangen door hemzelf, is in strijd met het systeem van de wet. Uit art. 3:17 BW volgt dat het Kadaster een lijdelijke rol heeft: het heeft geen zelfstandige bevoegdheid om feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, in de openbare registers in te schrijven, maar kan dat slechts doen aan de hand van door derden aangeboden stukken en slechts als de wet daartoe de ruimte biedt. Art. 3:317 lid 1 BW bevat in dit verband elf categorieën feiten die kunnen worden ingeschreven, ook categorieën die leiden tot de door [eiser] beoogde wijziging. Die zou namelijk kunnen worden gerealiseerd door een notariële akte van rectificatie of een rechterlijke uitspraak, welke feiten op grond van art. 3:17 lid 1 sub a BW respectievelijk art. 3:17 lid 1 sub e BW door het Kadaster zouden kunnen (en moeten) worden ingeschreven. Als het gerecht in dit vonnis zou bepalen dat [eiser] de erfpachter is, zal dat vonnis kunnen worden ingeschreven. Het Kadaster kan echter niet worden veroordeeld tot wijziging van de naam. Vordering d is reeds daarom niet toewijsbaar.
Vordering c is onduidelijk geredigeerd, maar strekt er kennelijk toe dat het gerecht in dit vonnis de door [naam] beoogde wijziging bepaalt en tevens bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van (een deel van) de daartoe op te maken akte. Ook hier geldt dat niet valt in te zien waarom deze vordering is ingesteld tegen het Kadaster, want die staat hier volledig buiten. Vordering c is reeds daarom niet toewijsbaar.
11. Hieruit volgt dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
11. Als het Kadaster wel de juiste wederpartij was geweest, zouden de vorderingen overigens vanwege het ontbreken van een deugdelijke feitelijke grondslag moeten worden afgewezen.
Het gerecht stelt daarbij voorop dat de erfpachtakte van 11 augustus 1961 op grond van art. 136 lid 1 Rv. tegen een ieder – dus ook tegen [eiser] - dwingend bewijs oplevert van hetgeen de notaris binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard. Dat dwingend bewijs houdt in dit geval in dat op 11 augustus 1961, in aanwezigheid van de getuigen [naam 5] en [naam 6], voor de notaris zijn verschenen de comparanten [naam 7] (als vertegenwoordiger van het eilandgebied) en [eiser] Batta, dat die comparanten verklaringen hebben afgelegd, en dat de notaris, de comparanten en de getuigen de akte hebben ondertekend.
De akte levert dus ook dwingend bewijs op voor het feit dat een persoon met de naam [eiser] Batta bij de notaris is verschenen, heeft verklaard en de akte heeft ondertekend.
13. Op grond van art. 130 lid 2 Rv. is tegenbewijs tegen dit dwingend bewijs mogelijk. Dat tegenbewijs heeft [eiser] niet geleverd. Integendeel.
De vorderingen zijn gebaseerd op stellingen van [eiser] die er op neer komen dat hij de Batta is aan wie het erfpachtrecht is verleend. Echter, als dat zo zou zijn, zou een erfpachtsrecht zijn verleend aan een minderjarige van 9 jaar oud. Dat is zeer onaannemelijk, mede gelet op het doel van de erfpacht (het daarop optrekken en hebben van een woonhuis). Mogelijk zou het eilandsbesluit dat aan de erfpachtverlening ten grondslag ligt (dat van 17 mei 1961 met nummer [A]), hierover meer duidelijkheid kunnen gebieden, maar een kopie van dat eilandsbesluit is in deze procedure niet overgelegd.
Verder valt, zoals het Kadaster terecht stelt, het verlenen van een erfpachtsrecht aan een 9-jarige moeilijk te rijmen met het in de notariële akte vermelde beroep “olieman” van de erfpachter (welk beroep bovendien ook in de stukken inzake de hypotheek is genoemd).
Wat de stellingen van [eiser] nog onwaarschijnlijker maakt, is dat de notaris die minderjarige niet door zijn wettelijke vertegenwoordigers heeft laten vertegenwoordigen, en dat dezelfde minderjarige ruim een jaar later een forse lening bij een bank heeft afgesloten, en aan die bank een recht van hypotheek heeft verschaft.
Eveneens onwaarschijnlijk is dat als de moeder van [eiser] over de erfpachtverlening contact heeft gehad met de notaris, toen heeft gemeld dat de geslachtsnaam van haar zoon “Batta” was., Zij was immers toen al 13 jaar getrouwd en had inmiddels met haar echtgenoot 4 kinderen, die allen de achternaam [naam] droegen.
Voorts blijkt uit de (in produktie 4) overgelegde stukken niet dat door een fout bij de burgerlijke stand en de basisadministratie de geslachtsnaam van de moeder is gewijzigd van Batta in Balta en blijkt uit de overgelegde stukken ook niet dat het perceel later gelegen was aan de Turksweg [B] en vervolgens Kaya Jose Jo Mathilda.
14. Een partij die een dergelijk onwaarschijnlijk verhaal aannemelijk wil maken en bovendien tegenbewijs wil leveren van het onder 11 weergegeven dwingend bewijs, zal met een veel sterkere onderbouwing moeten komen dan [eiser] heeft gedaan. Het gerecht concludeert hoe dan ook dat het betoog van [eiser] zeer onwaarschijnlijk is en op essentiële punten een deugdelijke onderbouwing mist.
15. [ [Eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die door het gerecht aan de zijde van het Kadaster zullen worden bepaald op nihil.

De beslissing

Het gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van het Kadaster begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en op 12 september 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.