ECLI:NL:OGEAC:2022:315

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
555.00210/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van psychisch gestoorde verdachte voor doodslag en poging tot doodslag op familieleden met gevangenisstraf en TBS

In deze zaak is de verdachte, een psychisch gestoorde man, veroordeeld voor doodslag en poging tot doodslag op zijn familieleden. De feiten vonden plaats op 10 november 2021, waarbij de verdachte zijn oom dodelijk verwondde en zijn moeder levensgevaarlijk verwondde met een keukenmes. De verdachte werd op 25 november 2022 veroordeeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Tijdens de zittingen op 6 juli en 4 november 2022 werd vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, wat zijn toerekeningsvatbaarheid beïnvloedde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 jaar geëist, maar het Gerecht oordeelde dat de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was. Daarom werd een gevangenisstraf van 2 jaar opgelegd, naast terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Het Gerecht benadrukte de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien zijn psychische toestand en het risico op herhaling. De zaak illustreert de complexe interactie tussen strafrecht en geestelijke gezondheidszorg, en de uitdagingen bij het omgaan met psychisch zieke daders.

Uitspraak

Parketnummer: 555.00210/21
Uitspraak: 25 november 2022
Tegenspraak
vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [datum] in Curaçao,
wonende in Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 juli en van 4 november 2022. Bij vonnis van 20 juli 2022 bepaalde het Gerecht dat dat onderzoek op 6 juli 2022 niet volledig is geweest, en dat het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2022 zal worden hervat. De verdachte is zowel op 6 juli als op 4 november 2022 verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.S. Johannes, advocaat in Curaçao.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van de officier van justitie mr. S.R.C. Polderman en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 primair (doodslag) en 2 primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat het Gerecht hem daarnaast als maatregel zal opleggen ter beschikking stelling met verpleging van overheidswege.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten. Ter zake van de onder 1 en 2 telkens subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsman plaatsing van de verdachte in een (Nederlandse) inrichting bepleit.

Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1 primair
dat hij op
of omstreeks10 november 2021, althans in
of omstreeksde maand november 2021,
inCuraçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [zijn oom] van het leven heeft beroofd, immers heeft
hij,verdachte
,met dat opzet die [oom] met een (keuken) mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een
maalof meermalenin
/aanzijn rug,
althans het lichaamgestoken
en/of gesneden, ten gevolge waarvan voornoemde [oom] is overleden;
Feit 2 primair
dat hij op
of omstreeks10 november 2021
, althans in of omstreeks de maand november 2021inCuraçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf, opzettelijk, [zijn moeder] van het leven te beroven, met dat opzet die [moeder] met een (keuken) mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerpeen
maalof meermalenin
/ aanhaar buik
, althans het lichaam,heeft gestoken
en/of gesneden,zijnde de
verdereuitvoering van dat door hem
,verdachte, voorgenomen misdrijf niet
isvoltooid
;.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Er wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1.Op woensdag 10 november 2021 omstreeks 17:45 uur, werden de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] naar aanleiding van een melding gedirigeerd naar de [woning]. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Daar aangekomen zagen wij (…) een voor ons onbekende man in een stoel op het erf zitten terwijl hij een sigaret rookte. Wij (…) konden gelijk waarnemen dat een verwonde dame, die later bleek te zijn genaamd:
[naam moeder van de verdachte] en wonende te [adres], in een stoel in de ingang van de woning zat. Zij gilde van pijn en bloede hevig ter hoogte van haar buik.
In de woonkamer lag er ook een verwonde man die later bleek te zijn genaamd: [naam oom van de verdachte] en wonende [op hetzelfde adres], op zijn buik in een bloedplas.
De verwonde vrouw (…), wees ons gelijk aan wie haar verwond had. In verband hiermede werd de verdachte genaamd: [naam en adres van de verdachte], door ons (…) ter plaatse, omstreeks 17.55 aangehouden (…). Tijdens aanhouding zagen wij (…) dat verdachte (…) de door hem gebruikte wapen zijnde een vleesmes bij zich op de stoel had.”
2.De moeder van de verdachte] deed op 9 december 2021 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“ Ik ben de moeder van [de verdachte] en ik zal gedurende het gesprek hem [verdachte] noemen. (…) Op die dag van de gebeurtenis in de ochtenduren, zat ik bij de achter porch van ons huis en was bezig met weggooien van papieren. Dichtbij mij stond een vuilnisbak. Na enkele minuten kwam [de verdachte] naar buiten. Ik vroeg aan hem of hij die vuilnisbak buiten kon zetten. [De verdachte] begon mij uit het niets uit te schelden en stak zijn vinger in mijn gezicht. Ik liep naar binnen en [de verdachte] kwam achter mij en bleef mij aanvallen. Ik draaide me om en zwaaide de wandelstok op hem. [De verdachte] blokkeerde de stok en hield deze vast. Wij begonnen met de wandelstok te worstelen met het gevolg dat ik op de bed viel. Hij nam mijn wandelstok en liep met deze naar buiten. Hierna stond ik op en liep naar de keuken om fruit te gaan halen. Ik nam een keukenmes. Terwijl ik bezig was, kwam [de verdachte] achter mij. Ik was boos en begon hem te achtervolgen. Ik had het keukenmes in mijn hand toen ik hem achterna ging. Ik moet wel zeggen dat ik geen enige bedoeling had om hem iets met het mes aan te doen.
In onze woonkamer zijn er gebroken tegels. Ik struikelde over die gebroken tegels en de mes gleed uit mijn hand. Het keukenmes viel dicht bij [de verdachte]. [De verdachte] stond in de voordeur. Hij nam het mes en rende naar buiten. Ik ging in de voordeur staan om te kijken waar [de verdachte] was gegaan. Op een gegeven moment liep hij naar mij toe en voelde ik een prikje ter hoogte mijn buik. Hierna liep hij naar buiten. Kort daarna zakte ik in elkaar. Mijn broer (…) die op dat moment aan de eettafel zat, schrok. Ik vroeg hem om de politie bellen. Toen [mijn broer] naar de telefoon liep, zag ik [de verdachte] over mij springen en liep in de richting van [mijn broer]. Ik riep [mijn broer] maar hij hoorde mij niet. Ik kon zien hoe [de verdachte], [mijn broer] met het keukenmes ter hoogte zijn rug had gestoken. [Mijn broer] viel op de grond en ik kon hem niet helpen doordat ik veel pijn had. Na zijn daad was [de verdachte] naar buiten gelopen en ging op een stoel in de porch zitten."
3.Op 10 november 2021 heeft [verbalisant 3], werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, in het CMC-hospitaal de volgende verklaring afgenomen van [de oom]:
“Ik ben door mijn neef [naam verdachte] in mijn rug gestoken. Hij heeft zijn moeder in haar buik met een mes gestoken. Ik was hevig geschrokken toen ik mijn zus ter hoogte haar buikstreek zag bloeden. Ik ging de telefoon pakken om hulp te vragen voor mijn zus en voelde iets in mijn rug. Ik zag ik dat [de verdachte] met een heel groot mes in zijn hand achter mij staan. Toen pas besefte ik dat ik ook door hem gestoken werd. Ik begon hevig te bloeden vanuit de rechterkant van mijn rug. Ik heb veel bloed verloren en mijn hand had geen kracht hierdoor ik kon niet meer bellen om hulp te vragen. [De verdachte] ging gewoon buiten op het erf lopen.
(…)
V: Met wat heeft [de verdachte] u gestoken?
A: Met een groot mes.”
4.Dr. I. Bosmans, geneeskundige te Curaçao, heeft de [moeder] onderzocht en heeft op 18 november 2021 een medische verklaring opgesteld met onder meer de volgende inhoud:

A. Omschrijving van het letsel
(…)
meerdere gaten in de dikke darm tgv steekwond buik
B. Uitwendig waargenomen letsel
steekwond thv de bovenbuik (…), diepte >20cm
(…)
F. Is medisch ingrijpen noodzakelijk geweest?
ja, (…) open buik operatie
G.Duur behandeling/genezing
[
onduidelijk of er uitzicht is op volkomen genezing of dat sprake is van blijvend letsel]”
5.In zijn forensisch autopsierapport van 18 november 2021 heeft de patholoog dr. L. Althaus onder meer vastgesteld dat [de oom], op 13 november 2021 is overleden als gevolg van een steekwond in de rug.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte tijdens het incident niet het oogmerk had om zijn oom en zijn moeder van het leven te beroven. Hij bepleit daarom vrijspraak van de (poging tot) doodslag.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte zowel zijn oom als zijn moeder met een mes heeft gestoken. In het dossier staan foto’s van het mes dat de verdachte moet hebben gebruikt: het betreft een robuust keukenmes met een lemmet van aanzienlijke lengte. Elk van de slachtoffers liep door toedoen van de verdachte een steekwond op van meer dan 20 centimeter diep. Om zo een diep steekkanaal te veroorzaken, moet de verdachte dat mes doelbewust en met kracht hebben gebruikt.
Een keukenmes dat als wapen wordt gebruikt is bijzonder geschikt om dodelijk letsel toe te brengen. Als iemand met een mes zoals hiervoor omschreven een ander met kracht in het bovenlichaam steekt - een plaats waar zich meerdere vitale organen bevinden - dan is dat handelen naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het - behoudens contra indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte opzet op de dood van zijn slachtoffer had. Omdat van contra-indicaties niets is gebleken, stelt het gerecht vast dat de verdachte opzet had op de dood van zijn slachtoffers. Het verweer wordt daarom verworpen.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen 2:259 (doodslag) juncto artikel 1:119 (poging) van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
(
feit 1 primair)
doodslag; en
(
feit 2 primair)
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het incident ontoerekeningsvatbaar was.
Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling.
Psychiater G.E. Matroos overweegt in zijn rapport van 30 januari 2022 dat de verdachte last heeft van auditieve hallucinaties, hij hoort stemmen die hem opdrachten geven en commentaar leveren, en lijkt waanideeën te hebben. Daarnaast gebruikt hij drugs. De verdachte lijdt aan een gestoord realiteitsbesef, een psychotische stoornis. Ten tijde van het plegen van het delict was hier ook sprake van. Hij concludeert dat het ten laste gelegde (aanzienlijk) verminderd aan de verdachte kan worden toegerekend.
Psychologen P. Wijnstekers en H. Linkels schrijven in hun rapport van 25 november 2021 dat de verdachte zich niet veel van het gebeuren lijkt te herinneren. Hij kampte met drugs afhankelijkheid en was bekend als iemand met psychische problemen. Een drugsverslaving in combinatie met psychische problematiek kan een sterke invloed hebben gehad op zijn impulscontrole, beoordelingsvermogen en zijn realiteitsbesef. Op basis van hun onderzoek moet de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Het Gerecht stelt op basis van de onderbouwde adviezen van gedragsdeskundigen vast dat de verdachte ten tijde van het strafbare feit leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens of een ziekelijke stoornis. De bewezenverklaarde gedraging, gericht tegen naaste familieleden van de verdachte, is ogenschijnlijk zonder aanleiding verricht - uit het niets. Dat maakt een oorzakelijk verband tussen de vastgestelde stoornis en het strafbare feit voldoende aannemelijk. Een verdachte die handelt in een gestoord besef van de realiteit, psychotisch is en stemmen hoort, beseft niet of nauwelijks dat hij een strafbaar feit begaat. Het is dan ook zeer de vraag of het strafbare feit aan de verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte heeft onder invloed van een ernstige psychische stoornis, waanideeën, en mogelijk drugs, kort achter elkaar eerst zijn moeder levensgevaarlijk verwond en zijn oom gedood.
Het Gerecht neemt de conclusies van de psychiaters over en maakt deze tot de zijne. Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die, samen met het middelengebruik, sterke invloed heeft op zijn impulscontrole, beoordelingsvermogen en realiteitsbesef, hetgeen zijn psychotische stoornis geen goed doet. De verdachte is in sterk dan wel in aanzienlijk verminderde mate toerekeningsvatbaar en blijft zonder voortgezette adequate behandeling een gevaar. Het risico is hoog dat hij de controle over zichzelf blijft verliezen. Het bewezenverklaarde kan de verdachte vanwege een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens gepaard gaande met een gestoord realiteitsbesef, dus slechts voor een (zeer) klein deel worden verweten.

Oplegging van straf en maatregel

Met een keukenmes heeft de verdachte zijn moeder levensgevaarlijk verwond en kort daarna zijn oom die bij hem in huis woonde met een messteek om het leven gebracht.
Aan dit familiedrama ging een jarenlange tevergeefse zoektocht vooraf, van de moeder van de verdachte naar hulp voor de psychische problemen van haar zoon. Al die jaren heeft het huishouden - dat naast de verdachte bestond uit de moeder, twee oudere broers en de inwonende oom, en hebben de mensen in de wijk - geleden onder uitbarstingen, bedreigingen en ander wangedrag van de verdachte. Adequate hulp heeft de familie nooit ontvangen, en de situatie is van kwaad tot erger geëscaleerd met dit incident als triest hoogtepunt. Op de zitting is duidelijk geworden hoe zeer de familie hierdoor getraumatiseerd is geraakt. Maar op de zitting is ook duidelijk geworden dat het gebeuren de verdachte die geestesziek is maar in beperkte mate toegerekend kan worden.
Met het oog op vergelding en beveiliging van de samenleving heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte voor het bewezen verklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren. Het Gerecht vindt die straf geen recht doen aan de sterk verminderde toerekenbaarheid van het bewezenverklaarde, want bij sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid is er maar weinig plaats voor vergelding. Bovendien is er in dit geval een andere mogelijkheid om de samenleving tegen de verdachte te beschermen. Zoals hierna wordt uiteengezet, kan de gemeenschap niet alleen worden beveiligd door het opleggen van een kale gevangenisstraf van zeer lange duur, maar ook door de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Die maatregel biedt mogelijkheden voor behandeling van een veroordeelde die de gevangenis niet heeft. Door het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden voorkomen dat een veroordeelde met een geestelijke stoornis na het uitzetten van zijn gevangenisstraf onbehandeld weer op straat terecht komt.
De wettelijke regeling ziet er (onvolledig weergegeven) als volgt uit.
Ingevolge artikel 1:81 van het Wetboek van Strafrecht kan de verdachte die tijdens het begaan van het feit leed aan een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel vereist.
Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de dat vereist kan de rechter op de voet van artikel 1:82 van het Wetboek van Strafvordering bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Artikel 1:91 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de terbeschikkingstelling geldt voor de tijd van twee jaren, te rekenen van de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd onherroepelijk is geworden. Die termijn kan door de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, telkens hetzij met een jaar hetzij met twee jaren worden verlengd, indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging vereist.
De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gaat ingevolge artikel 1:92 van het Wetboek van strafrecht een periode van vier jaren niet te boven, tenzij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In zijn aanvullende rapport van 19 oktober 2022 heeft psychiater F. Heijtel, mede namens de medisch directeur van de Caprileskliniek psychiater R. Kleppe, aangegeven dat de Capriles kliniek bereid is om mee te werken met de behandeling van de verdachte, zolang dat de veiligheid voor personeel en medepatiënten van de Caprileskliniek voldoende is gewaarborgd, onder meer door een mogelijkheid tot terugplaatsing van de verdachte vanuit de Caprilesklinek naar de Forensische Observatie en Behandel Afdeling van de gevangenis. Het opleggen van de maatregel in samenwerking met de Caprileskliniek zou de meest praktische oplossing zijn. Bij de 2 jaarlijkse evaluaties van de maatregel zou dan middels een risicotaxatie, overplaatsing naar de Caprileskliniek besproken kunnen worden en bij een daadwerkelijke overplaatsing blijft de mogelijkheid behouden tot terugplaatsing. Voorheen was deze samenwerking tussen Foba en Caprileskliniek in het kader van een TBS niet mogelijk, dit zou een eerste keer worden.
Zoals hiervoor is overwogen bestond bij de verdachte ten tijden van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Op het door hem begane feit staat naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer, en nu de deskundigen de kans op herhaling aanwezig achten, vereist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de terbeschikkingstelling van de verdachte, en de verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling geldt voor de tijd van twee jaren, te rekenen vanaf de dag dat dit vonnis onherroepelijk is geworden. Nu de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kan de termijn van de terbeschikkingstelling telkens en onbeperkt met een of twee jaren worden verlengd, zolang de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die verlenging vereist.
Aan de pleitnota van de raadsman was een handgeschreven brief van de moeder van de verdachte gehecht, waarin zij het Gerecht vraagt om haar zoon naar een instantie in Nederland te sturen opdat hij daar de nodige hulp en behandeling kan krijgen. Die wens is begrijpelijk, omdat er in Nederland meer mogelijkheden zijn om psychiatrische patiënten te behandelen. Het Wetboek van Strafrecht kent de mogelijkheid dat terbeschikkinggestelden worden verpleegd in een ‘elders in het Koninkrijk aangewezen inrichting.’ Daarvoor is echter een afweging nodig van onder meer de kosten die daarmee gemoeid zullen zijn en de belangen van de terbeschikkinggestelde die dan ver van zijn familie en zijn vertrouwde omgeving verwijderd zal zijn. Omdat die afweging nog niet is gemaakt, kan het verzoek nu nog niet worden gehonoreerd. Dat neemt niet weg dat het verzoek tijdens de tenuitvoerlegging nogmaals kan worden gedaan.
Het Gerecht acht, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, passend dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege.
Het Gerecht zal daarnaast aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen. Zoals hiervoor is overwogen, is gelet op de sterk verminderde toerekenbaarheid van het strafbare feit maar weinig ruimte voor vergelding. Om die reden, en omdat het Gerecht een gevangenisstraf in dit geval voor de bescherming van de samenleving niet nodig acht (daarvoor is de terbeschikkingstelling meer geschikt) zal deze straf beduidend lager zijn dan door de officier van justitie gevorderd. Een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren is passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften (alleen als ook straf wordt opgelegd)

De op te leggen straf en maatregel zijn behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht (meerdaadse samenloop), zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door R.A. Caupain, zittingsgriffier, en op 25 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.