ECLI:NL:OGEAC:2022:311

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
CUR202203002
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discretionaire bevoegdheid van werkgever bij bonusuitkering en de gevolgen van finale kwijting

In deze zaak heeft verzoekster, een voormalige werknemer van Zarb Corporation N.V., een verzoek ingediend om betaling van een bonus over het jaar 2021. Verzoekster was in dienst als Manager Compliance, Legal & Regulatory Affairs en had een arbeidsovereenkomst met Zarb, waarin een bonusregeling was opgenomen. Na haar vertrek heeft verzoekster verzocht om uitbetaling van de bonus, maar Zarb c.s. weigerde dit, stellende dat de bonus afhankelijk was van de prestaties van de werknemer en de financiële resultaten van het bedrijf. Verzoekster betwistte deze weigering en stelde dat zij recht had op de bonus, aangezien zij in voorgaande jaren altijd een bonus had ontvangen en dat de bonus inmiddels een verworven recht was geworden.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de bonusregeling een discretionaire bevoegdheid van de werkgever inhoudt. Het Gerecht oordeelde dat Zarb c.s. zich op deze discretionaire bevoegdheid mocht beroepen en dat de weigering om de bonus uit te keren niet in strijd was met de normen van goed werkgeverschap. Bovendien oordeelde het Gerecht dat verzoekster finale kwijting had verleend bij de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst, waardoor zij geen aanspraak meer kon maken op de bonus. De vorderingen van verzoekster werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202203002
Beschikking d.d. 19 oktober 2022
Inzake
[VERZOEKSTER],
wonende in [woonplaats], Nigeria,
verzoekster,
gemachtigde: mr. K.D. Keizer,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ZARB CORPORATION N.V.,
gevestigd in Curaçao,
2. de vennootschap naar het recht van de Bahamas
SANYA SERVICES LIMITED,
gevestigd in Nassau, Bahamas,
verweersters,
gemachtigden: mrs. D.A. Matroos-Piar en L.F.F.M. Drissen.
Partijen zullen hierna verzoekster, Zarb en Sanya (gezamenlijk: Zarb c.s.) worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 4 augustus 2022, met de daarbij overgelegde
producties;
- de op voorhand door Zarb c.s. verstuurde pleitnotities met de daarbij behorende producties;
- de op voorhand door verzoekster verstuurde aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling op 21 september 2022, alwaar verzoekster via videoverbinding is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Namens Zarb c.s. is [afdelingshoofd] verschenen, bijgestaan door de gemachtigden voornoemd.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De Pinnacle Groep is een groot concern actief in de online gaming industrie. Zowel Zarb als Sanya zijn entiteiten die onderdeel zijn van de Pinnacle Groep.
2.2.
Verzoekster trad op 4 maart 2015 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst van Zarb als Manager Compliance, Legal & Regulatory Affairs tegen een nettoloon van NAf 14.581,47 per maand. Hoewel verzoekster in dienst was van Zarb fungeerde zij als de legal manager van de Pinnacle Groep.
2.3.
De vorenbedoelde arbeidsovereenkomst bevat een beding waarbij is bepaald dat verzoekster naast haar reguliere salaris in aanmerking komt voor een bonusregeling. Deze bepaling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Depending on the Employee’s performance (as determined by the Employer in its sole discretion but acting reasonably) and the Company’s financial results, an annual bonus of up to 50% of the annual salary may be paid to the Employee.”
2.4.
Op 17 juni 2021 tekende verzoekster een beëindigingsovereenkomst waarmee haar arbeidsovereenkomst met Zarb per 31 mei 2021 als beëindigd zou worden beschouwd. Daarin is, voor zover hier van belang, vermeld:
“(…) Parties hereby agree to terminate the present contract of employment by mutual agreement effective May 31, 2021;
By signing this agreement the Employee explicitly declares that he/she does not have any claim against the Employer on account of the contract of employment, the termination thereof or otherwise, while in this regard Employer has a claim for a total amount of Nafl. 35,600 being a loan on the Employee. Except for the prior mentioned to be paid claim by the employee both parties grant each other a full and final discharge.(…)”
2.5.
Vervolgens is tussen Sanya en verzoekster met betrekking tot de periode van 1 juni 2021 tot en met 31 oktober 2021 een door partijen genoemde “contractor agreement” gesloten op grond waarvan verzoekster haar werkzaamheden als Compliance, Legal & Regulatory Affairs Manager verrichte. Artikel 2.3. van deze overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“The Contractor may be entitled to a performance Fee during the Assignment at the Client’s discretion.”
2.6.
Op 3 november 2021 hebben verzoekster en Sanya de overeenkomst tot 31 december 2021 verlengd. Verzoekster is na 31 december 2021 werkzaamheden voor Sanya blijven verrichten.
2.7.
Verzoekster heeft bij e-mailbericht van 25 januari 2022 aan de Pinnacle Groep verzocht om haar bonus over het jaar 2021 uit te betalen.
2.8.
Op 26 januari 2022 tekende verzoekster een beëindigingsovereenkomst waarmee haar contractor’s agreement met Sanya per 31 januari 2022 is beëindigd. Daarin is, voor zover hier van belang, vermeld:

“(…) Parties hereby agree to terminate the present contract of employment by mutual agreement effectiveJanuary 31, 2022;
By signing this agreement other than the additional agreed fee of USD 3,077.= contractor will get a reimbursement of USD 1,798.= if the company should receive a refund to the Corporate AMEX from Copa Airlines (Reservation number GGXDTY, ticket number 2302172694742). The Contractor explicitly declares that he/she does not have any claim against Client on account of the contractor’s contract, the termination thereof or otherwise, while in this regard Client does not have any claim on the Contractor.
Except for the prior mentioned to be paid claim by the Client both parties grant each other a full and final discharge (…)”
2.9.
Pinnacle Groep heeft op de verzoeken van verzoekster tot betaling van de bonus in eerste instantie bij e-mailbericht van 29 januari 2022 afwachtend geantwoord. Vervolgens heeft Pinnacle Groep bij e-mailbericht van 21 februari 2022 geantwoord verzoekster over 2021 geen bonus zal worden uitgekeerd.
2.10.
De gemachtigde van verzoekster heeft Pinnacle Groep bij brief van 22 april 2022 en 9 juni 2022 wederom verzocht om over te gaan tot uitbetaling van bonus van verzoekster over het kalenderjaar 2021.
2.11.
Bij brief van 23 juni 2022 heeft Pinnacle Groep op de brieven van de gemachtigde van verzoekster gereageerd, zich op de finale kwijting tussen partijen beroepen en uitbetaling van bonus over het jaar 2021 geweigerd.

3.Het geschil

3.1.
Verzoekster heeft het gerecht verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. Zarb en Sanya hoofdelijk te veroordelen om aan verzoekster te betalen de bonus berekend aan de hand van de winst over het jaar 2021, te bepalen aan de hand van door Pinnacle overgelegde bescheiden (artikel 141Rv);
2. Althans subsidiair Zarb en Sanya hoofdelijk te veroordelen om aan verzoekster te betalen de bonus berekend van minimaal USD 45.000,-;
3. Meer subsidiair (i) Zarb te veroordelen om aan verzoekster te betalen o.b.v. de winst over de periode januari 2021 tot en met mei 2021 en (ii) Sanya te veroordelen om te betalen de bonus o.b.v. de winst over de periode juni 2021 tot en met december 2021;
4. Sanya en Zarb ieder hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betekening van het vonnis.
3.2.
Verzoekster legt aan haar verzoek - kort weergegeven - ten grondslag dat zij, zowel op basis van artikel 4.2. van haar overeenkomst met Zarb als artikel 2.3. van haar overeenkomst met Sanya, recht heeft op uitbetaling van haar jaarlijkse bonus over het jaar 2021.
3.3.
Zarb c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover voor de te nemen beslissing van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Verzoekster legt aan haar vordering ten grondslag dat zowel de overeenkomst met Zarb als de overeenkomst met Sanya een bonusbepaling bevat die bepaalt dat bij goed functioneren een bonus aan verzoekster toekomt. Volgens verzoekster heeft zij in 2021 en tot aan haar vertrek begin 2022 uitstekend gefunctioneerd. Hoewel verzoekster in 2021 niet op haar functioneren was beoordeeld, waren haar beoordelingen tot 2021 steeds uitstekend, hetgeen ook blijkt uit de jaarlijkse bonus die verzoekster ontving. Daarnaast ontving verzoekster eind 2021 een forse salarisverhoging en is zij door Pinnacle Groep nooit op haar functioneren aangesproken. Aan de bonusregeling dient Pinnacle Groep zich dan ook te houden, aldus verzoekster. Verder meent verzoekster dat het feit dat er in de bonusregeling is opgenomen dat bepaling of de ‘performance’ van verzoekster voldoende was voor toekenning van de bonus ter discretie van de werkgever is, niet afdoet aan het voorgaande. Pinnacle Groep kan zich namelijk niet zonder meer beroepen op haar discretionaire bevoegdheid in de bonusregeling. Het besluit van Pinnacle Groep om geen bonus toe te kennen moet ook voldoen aan de eisen van goed werkgeverschap. Dat Pinnacle Groep de bonus over het jaar 2021 enkel niet wil uitkeren omdat verzoekster in dat jaar haar ontslag heeft ingediend, mag volgens verzoekster ook niet. Deze zogenaamde ‘regel’ van Pinnacle Groep is nergens vastgelegd en in de overeenkomsten staat ook geen voorbehoud tot betaling van de bonus bij einde dienstverband. Bovendien geldt dat verzoekster weliswaar voor het einde van 2021 heeft opgezegd, maar zij heeft wel heel het kalenderjaar 2021 en begin 2022 werkzaamheden voor Pinnacle Groep verricht. Pinnacle Groep kan daarenboven niet de ene werknemer wel en de andere werknemer geen bonus verstrekken over hetzelfde fiscale jaar enkel omdat de ene werknemer zelf ontslag heeft genomen. Naar de mening van verzoekster is dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Voorts heeft verzoekster aangevoerd dat haar bonus inmiddels een verworven recht is geworden. Verzoekster heeft de bonus immers sinds haar indiensttreding in 2015 elk jaar ontvangen. In 2017 en 2018 heeft verzoekster inderdaad geen ‘cash’ bonus ontvangen, maar in die jaren ontving zij de bonus in de vorm van aandelen in de Pinnacle Groep, met een waarde van (toen) circa
USD 200.000,-. Ten slotte heeft verzoekster nog betoogd dat de bonus niet onder de in de beëindigingsovereenkomsten opgenomen finale kwijting valt. De kwijtingsbepalingen in de beëindigingsovereenkomsten met Zarb en Sanya zijn te breed omschreven en maken niet duidelijk waar die exact op zien. Bij de beëindiging met Sanya gold dat verzoekster ervan uitging dat de bonus een vanzelfsprekend onderdeel van haar eindafrekening zou zijn. Vandaar dat zij zowel voor als na het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst om betaling van de bonus heeft gevraagd, aldus nog steeds verzoekster.
4.2.
Zarb c.s. betwist dat verzoekster aanspraak kan maken op uitbetaling van bonus over 2021. In dat kader heeft Zarb c.s. aangevoerd dat uit de formulering van de bonusbepalingen blijkt dat het uitbetalen van de bonus afhankelijk is van de prestatie van de werknemer. Goed werk kan (“may be”) resulteren in een prestatiebonus. De beoordeling hoe een werknemer of opdrachtnemer heeft gefunctioneerd is aan de discretie van Zarb c.s. Zarb c.s. is echter van mening dat verzoekster in 2021, in vergelijking met de voorgaande jaren, niet goed heeft gepresteerd. Voorts is het uitkeren van de bonus niet alleen onderhevig aan een ‘performance’ oordeel, maar is het ook afhankelijk van de discretionaire beoordeling van de directie. Volgens Zarb c.s. kan zij daardoor bepalen dat zij geen bonus uitkeert aan een werknemer die tijdens het dienstjaar de organisatie verlaat. Er zijn meerdere goede gronden voor een werkgever te bedenken om tegen een werknemer te zeggen dat, ondanks dat er aan de voorwaarden van een bonusregeling is voldaan, het voor de houdbaarheid van de bonusregeling van belang is om toch niet uit te keren, aldus Zarb c.s. Bovendien speelt bij de bonusbepaling in de overeenkomst met Zarb c.s. ook nog dat de uitbetaling afhankelijk is van de financiële resultaten van Zarb. In verband hiermee heeft Zarb gesteld dat haar financiële situatie haar niet toelaat om de bonus over het jaar 2021 uit te keren. Zarb c.s. heeft tevens als verweer aangevoerd dat, ook al zou verzoekster aan de voorwaarden voor uitbetaling van de bonus voldoen, zij geen aanspraak meer daarop kan maken omdat verzoekster uitdrukkelijk afstand ervan heeft gedaan. Verzoekster heeft in de beëindigingsovereenkomst met zowel Zarb als Sanya namelijk erkend geen enkele vordering meer op hun te zullen hebben en voorts heeft verzoekster aan beide entiteiten finale kwijting verleend, aldus nog steeds Zarb c.s.
4.4.
Het gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
4.5.
Allereerst zal de vraag beantwoord worden of Zarb c.s. een discretionaire bevoegdheid heeft bedongen bij het al dan niet toekennen van een bonus, zoals door Zarb c.s. is gesteld, of dat de bonus inmiddels geldt als een verworven recht, zoals verzoekster heeft gesteld. Uit de desbetreffende bepalingen in de overeenkomsten, zoals aangehaald in r.o. 2.3. en 2.5. (“
Depending on the Employee’s performance (as determined by the Employer in its sole discretion but acting reasonably) and the Company’s financial results, an annual bonus of up to 50% of the annual salary may be paid to the Employee” en
“The Contractor may be entitled to a performance Fee during the Assignment at the Client’s discretion”) komt, naar het oordeel van het gerecht, voldoende duidelijk naar voren dat de bonus niet een vaste beloning betreft maar dat het hier om een discretionaire bevoegdheid van Zarb c.s. gaat. Door verzoekster zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die tot een andere conclusie leiden. Uit haar stellingname dat zij sinds haar indiensttreding in 2015 elk jaar een bonus heeft ontvangen, volgt niet zonder meer dat verzoekster ervan uit mocht gaan dat de bonus als verworven recht, dus onafhankelijk van enige beoordeling van Zarb c.s. als werkgever, heeft te gelden.
4.6.
In vervolg op hetgeen hiervoor is overwogen zal het gerecht de vraag beantwoorden of de wijze waarop Zarb c.s. in het onderhavige geval die discretionaire bevoegdheid heeft ingevuld, in strijd is met de normen van goed werkgeverschap althans met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend. Het gerecht acht daarbij van belang dat verzoekster haar stelling, dat zij tot haar vertrek in 2022 uitstekend heeft gefunctioneerd, gelet op de betwisting door Zarb c.s., onvoldoende nader heeft onderbouwd. Zarb c.s. heeft daartegen aangevoerd dat er vanaf begin 2021 een duidelijke kentering in de prestaties van verzoekster kwam. Dit kwam volgens Zarb c.s. direct aan het begin van het jaar ter sprake in de maandelijkse een-op-een gesprekken met haar directe leidinggevende en CEO [naam] (hierna: de CEO). Ter onderbouwing hiervan heeft Zarb c.s. een verklaring van de CEO in het geding gebracht waarin zij onder meer verklaart dat: “
beginning in 2021, Ms. [naam verzoekster] performance materially declined. This led me to discuss her poor performance during our one-to-one sessions.”In dit kader heeft Zarb c.s. voorts betoogd dat verzoekster, tussen januari 2021 en haar vertrek naar Nigeria in april 2021, voornamelijk in de weer was met de woonsituatie van haarzelf en haar gezin. Daarover heeft de CEO het volgende verklaard: “
The strain that Ms. [naam verzoekster] relocation and changed work conditions brought to the business’s ability to rely on her for management of its legal and compliance affairs was extremely apparent during her time in transit and between residences and even after she arrived at her new home in [woonplaats], Nigeria. Between the months of April and August 2021, I received numerous complaints from the Pinnacle legal counsels located in Curacao. (…)”Gezien deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van verzoekster gelegen om haar stelling aangaande haar functioneren nader feitelijk te onderbouwen. Dit heeft verzoekster nagelaten. Ook de stelling van verzoekster dat Zarb c.s. het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden door, enkel niet aan haar de bonus te betalen omdat zij ontslag heeft genomen, zal door het gerecht worden gepasseerd. Uit de door Zarb c.s. verstrekte gegevens, over het door haar gevoerde beleid, kan worden opgemaakt dat Pinnacle Groep, naast verzoekster, bij tien andere werknemers gebruik heeft gemaakt van haar discretionaire bevoegdheid om de bonus niet uit te keren. Het betrof allemaal gevallen waarbij de werknemers vóór de uitbetaling van hun bonus ontslag hebben genomen.
4.7.
Het gerecht acht het, gelet op de hierboven genoemde redenen, niet onaanvaardbaar dat Zarb c.s. zich op haar discretionaire bevoegdheid beroept en niet overgaat tot uitbetaling van de bonus over 2021 aan verzoekster.
4.8.
Afgezien van het voorgaande slaagt ook het verweer van Zarb c.s. dat verzoekster (tweemaal) finale kwijting heeft verleend. De gestelde en gebleken omstandigheden kunnen niet leiden tot het oordeel dat Zarb c.s. er niet op heeft mogen vertrouwen dat de algehele kwijting mede zag op de bonusregeling.
4.9.
De vorderingen van verzoekster zullen dan ook door het gerecht worden afgewezen. De overige stellingen en verweren van partijen hoeven, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen bespreking meer.
4.10.
Verzoekster zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zarb c.s. worden tot op heden begroot op NAf 3.000 aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de verzoeken van verzoekster af;
5.3.
veroordeelt verzoekster in de proceskosten, aan de zijde van Zarb c.s. tot op heden begroot op NAf 3.000;
5.4.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 19 oktober 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.