In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiser, [eiser], zich verzet tegen zijn ontslag als voorzitter van de Politie Sport Vereniging (PSV). De eiser stelt dat zijn ontslag op de buitengewone Algemene Ledenvergadering (ALV) van 24 april 2021 niet rechtsgeldig was, omdat de procedure niet in overeenstemming was met de statuten en het huishoudelijk reglement van de vereniging. De eiser vordert onder andere dat het huidige bestuur, dat op de ALV van 3 september 2021 is benoemd, wordt verboden om zich als bestuurders van de PSV op te stellen en dat zijn voorzitterschap wordt hersteld.
De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de eiser niet kunnen worden toegewezen, omdat de bevoegdheid om het ontslag te vernietigen is vervallen. Volgens artikel 2:21 lid 4 BW moet een verzoek tot vernietiging binnen zes maanden na het besluit worden ingediend. De eiser heeft dit niet tijdig gedaan, waardoor de besluiten van de ALV van 24 april 2021 en de benoeming van het huidige bestuur vaststaan. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en oordeelt dat hij niet langer als bestuurder van de PSV kan worden aangemerkt.
In reconventie vordert de PSV betaling van een bedrag van NAf 17.132,70 van de eiser, omdat hij zonder toestemming geld van de vereniging heeft opgenomen. De rechtbank kent een deel van deze vordering toe, maar wijst het resterende deel af. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding.