ECLI:NL:OGEAC:2022:270

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
500.00121/22
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het ambtsgeheim door een ambtenaar in functie

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van het schenden van het ambtsgeheim. De zaak betreft een ambtenaar die in de functie van controle medewerker en/of medewerker in opleiding van de Belastingdienst Curaçao werkzaam was. De verdachte heeft in de periode van 2 tot 4 november 2021 vertrouwelijke informatie over aanstaande controles door overheidsinstanties gedeeld met een derde partij, [man 1], die niet bevoegd was om deze informatie te ontvangen. De verdachte heeft dit gedaan met de intentie om [man 1] een voordeel te verschaffen, wat resulteerde in een schending van zijn geheimhoudingsplicht. Tijdens de zittingen op 31 mei en 5 september 2022 heeft het Gerecht de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zijn ambtsgeheim heeft geschonden door vertrouwelijke informatie te delen, en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1 en 3, terwijl het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van feit 2. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een werkstraf van 120 uur, met een proeftijd van twee jaar. Het Gerecht benadrukte het belang van integriteit bij ambtenaren en de noodzaak om het vertrouwen van de samenleving in de overheid te waarborgen.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00121/22

Uitspraak: 26 september 2022 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [datum] te [land],
wonende in [land] op het adres [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
31 mei 2022 en 5 september 2022.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. Leepel en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. A.N. Sulvaran naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2021 t/m 4 november 2021, althans in of omstreeks de maand november 2021 in Curaçao, een of meerdere geheimen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van
ambt, te weten ambtenaar in de functie van controle medewerker en/of medewerker in opleiding van de [overheidsentiteit], althans van de Belastingdienst Curaçao, en/of
beroep, te weten in de functie van controle medewerker en/of medewerker in opleiding van de [overheidsentiteit], althans van de Belastingdienst Curaçao, en/of
wettelijk voorschrift, te weten artikel 50 Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende algemene bepalingen van formeel belastingrecht (Algemene Landsverordening Landsbelastingen)
verplicht was dat/die/het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
door aan [man 1] een of meermalen telefonisch geheime gegevens mede te dele, in elk geval in een of meerdere telefonisch(e) contact(en) met [man 1] geheime gegevens te openbaren aan die [man 1] , te weten
  • dat op of omstreeks 2 november 2021 een controle zal plaatsvinden door medewerkers van het Multidisciplinair Team van de overheid, althans een of meer (medewerkers van) toezichthoudende instanties van de overheid, en dat voornoemd(e) medewerkers van het Multidisciplinair Team althans voornoemde instanties onderweg zijn naar het westen, alwaar het bedrijf ([naam minimarket]) van die [man 1] zich bevindt en/of gevestigd is en/of gelegen is, en/of
  • dat op of omstreeks 4 november 2021 [man 2], medewerker van het Ministerie van Economische Ontwikkeling en/of het Multidisciplinair Team van de overheid, en/of zijn mensen, althans een of meer medewerkers van toezichthoudende instanties, in de buurt van die [man 1] was/waren, en/of dat hij/zij bezig was/waren met het sluiten van [naam minimarket],
in elk geval een of meer geheime gegevens betreffende een of meer controle(s) door medewerkers van het Multidisciplinaire Team van de overheid, althans een of meer overheidsinstanties en/of ambtenaren, terwijl die [man 1] tot kennisneming daarvan onbevoegd was;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2021 t/m 4 november 2021, althans in of omstreeks de maand november 2021 in Curaçao betrokken was/is geweest in de functie van controle medewerker en/of medewerker in opleiding van de [overheidsentiteit], althans van de Belastingdienst Curaçao,
bij de uitvoering van de Landsverordening, te weten de Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende algemene bepalingen van formeel belastingrecht (Algemene Landsverordening Landsbelastingen),
en de beschikking heeft gekregen over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kende of redelijkerwijs moest vermoeden,
en/of voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht gold,
en de verplichting tot geheimhouding van die gegevens opzettelijk heeft geschonden,
door aan [man 1] een of meermalen telefonisch geheime gegevens mede te dele, in elk geval in een of meerdere telefonisch(e) contact(en) met [man 1] geheime gegevens te openbaren aan die [man 1], te weten
  • dat op of omstreeks 2 november 2021 een controle zal plaatsvinden door medewerkers van het Multidisciplinair Team van de overheid, althans een of meer (medewerkers van) toezichthoudende instanties van de overheid, en dat voornoemd(e) medewerkers van het Multidisciplinair Team althans voornoemde instanties onderweg zijn naar het westen, alwaar het bedrijf ([naam minimarket]) van die [man 1] zich bevindt en/of gevestigd is en/of gelegen is, en/of
  • dat op of omstreeks 4 november 2021 [man 2], medewerker van het Ministerie van Economische Ontwikkeling en/of het Multidisciplinair Team van de overheid, en/of zijn mensen, althans een of meer medewerkers van toezichthoudende instanties, in de buurt van die [man 1] was/waren, en/of dat hij/zij bezig was/waren met het sluiten van [naam minimarket],
in elk geval een of meer geheime gegevens betreffende een of meer controle(s) door medewerkers van het Multidisciplinaire Team van de overheid, althans een of meer overheidsinstanties en/of ambtenaren, terwijl die [man 1] tot kennisneming daarvan onbevoegd was;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2021 t/m 4 november 2021, althans in of omstreeks de maand november 2021 in Curaçao, als ambtenaar, in de functie van controle medewerker en/of medewerker in opleiding van de [overheidsentiteit], althans van de Belastingdienst Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie van controle medewerker althans medewerker in opleiding iets heeft gedaan of nagelaten iets te doen ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen,
immers heeft verdachte een of meermalen telefonisch informatie doorgegeven aan [man 1] over aanstaande controles en/of controles die gaande zijn/waren bij een of meer bedrijven door medewerkers van het Multidisciplinair Team van de overheid, althans door een of meer medewerkers van toezichthoudende instanties van de overheid, terwijl die [man 1] onbevoegd was deze informatie te vernemen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Gerecht deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het Gerecht zal, zoals bepleit door de raadsvrouw, het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Aan de verdachte is onder 2 ten laste gelegd dat hij de ingevolge artikel 50, eerste lid van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen voor hem geldende geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Lid 6 van dat artikel bepaalt echter dat vervolging inzake de schending van de geheimhouding slechts wordt ingesteld op klacht van hem te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden. In het onderhavige dossier bevindt zich geen klacht en ook overigens is het Gerecht niet gebleken van een wens van enige klachtgerechtigde tot vervolging van de verdachte.
Bij die stand van zaken komt het Gerecht niet toe aan de door de officier van justitie verzochte bespreking van de juridische verhouding tussen de onder 1 en onder 2 tenlastegelegde feiten.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 2 november 2021 t/m 4 november 2021, in Curaçao, geheimen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van
ambt, te weten ambtenaar in de functie van medewerker in opleiding van de [overheidsentiteit], verplicht was die te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
door aan [man 1] telefonisch geheime gegevens mede te delen, te weten
  • dat op 2 november 2021 een controle zal plaatsvinden door een of meer (medewerkers van) toezichthoudende instanties van de overheid, en dat voornoemde medewerkers van voornoemde instanties onderweg zijn naar het westen, alwaar het bedrijf ([naam minimarket]) van die [man 1] zich bevindt en
  • dat op 4 november 2021 [man 2], medewerker van het Ministerie van Economische Ontwikkeling en het Multidisciplinair Team van de overheid, en zijn mensen, in de buurt van die [man 1] waren, en dat zij bezig waren met het sluiten van [naam minimarket].
Feit 3
hij in de periode van 2 november 2021 t/m 4 november 2021, in Curaçao, als ambtenaar, in de functie van medewerker in opleiding van de [overheidsentiteit],
opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie van medewerker in opleiding iets heeft gedaan ten einde enig voordeel voor een ander te verkrijgen,
immers heeft verdachte meermalen telefonisch informatie doorgegeven aan [man 1] over aanstaande controles door een of meer medewerkers van toezichthoudende instanties van de overheid.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 1 en 3 bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van bevinding van 8 november 2021 met nummer 20211108, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.V. Martina (pagina 45 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In de zaak “Spinnenweb” werden de belcontacten van het aansluitnummer in gebruik bij de verdachte [man 1] , bijgenaamd “[man 1]”, met toestemming van de rechter-commissaris geïntercepteerd.
Op 2 november 2021 om 09:55:02 uur werd een gesprek tussen [verdachte] ([telefoonnummer] en [man 1] ([telefoonnummer] afgeluisterd en uitgewerkt.
(…)
[verdachte]: Luister eens: Brandweer, MEO en GMN zijn onderweg naar het Westen. Ze hadden mij gevraagd of ik naar het Westen gaat, maar ik had tegen hen gezegd dat ik het te druk heb.
[man 1]: Ok. Goed.
[verdachte]: Goed? Maar ga dit aan niemand vertellen, zodat niemand… op het moment dat ze aankomen men niet gaat zeggen dat men al wist dat ze daar zullen zijn anders krijg ik problemen. Dit omdat ik de enige ben die daarvan op de hoogte is. Verder weet niemand ervan. Begrijp je? Omdat ze mij hadden gevraagd om die kant op te gaan.
[man 1]: Ok. Goed.
[verdachte]: Daarom heb ik aan jou gezegd zodat je je papieren kan controleren.
[man 1]: Ok, ok, ok, ok.
2. Een proces-verbaal van bevinding van 17 december 2021 met nummer 20211217.1730, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.V. Martina (pagina 47 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In de zaak “Spinnenweb” werden de belcontacten van aansluitnummer in gebruik bij de verdachte [man 1], bijgenaamd “[man 1]”, met toestemming van de rechter-commissaris geïntercepteerd.
Op 4 november 2021 om 09:53:09 uur werd een gesprek tussen [verdachte] ([telefoonnummer]) en [man 1] ([telefoonnummer]) afgeluisterd en uitgewerkt.
(…)
[verdachte]: [man 2] en zijn mensen zijn in jouw buurt.
(Het Gerecht merkt op dat deze mededeling in het Papiaments is weergegeven als: “[man 2] nan ta yegando serka bo, nan ta na Barber ey,” hetgeen in bewijsmiddel 4 door verbalisanten wordt vertaald als: [man 2] en zijn mensen komen zo bij jou aan. Ze zijn in “Barber”)
[man 1]: Serieus?
[verdachte]: Ja, volgens mij zijn ze bezig met het sluiten van [naam minimarket].
(…)
3. De door de verdachte ter terechtzitting van 5 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Ik ben sinds 2013 werkzaam bij [overheidsentiteit]. Ik werk bij het Multi Disciplinair Team. Ik ben belast met de uitvoering van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen en de overige belastingwetgeving. Ik moet controles uitvoeren bij bedrijven.
Ik heb op 2 en 4 november 2021 telefonisch contact gehad met [man 1]. Op 2 november heb ik tegen hem gezegd dat brandweer, MEO en GMN onderweg waren naar het westen, waar [naam minimarket] van [man 1] gevestigd is.
Op 4 november heb ik tegen [man 1] gezegd dat [man 2] en zijn mensen bij hem in de buurt waren en dat ze volgens mij bezig waren met het sluiten van [naam minimarket].
4. Een proces-verbaal van verhoor van 3 maart 2022 met nummer 2021-2022030315.50 VTD-02-02, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren I.J.C. Meulens en L.J. Itanare Fernandez-Overman Huerta (pagina 35 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 maart 2022 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
verdachte:
V: Waarom waarschuwt u op 2 november 2021 [man 1] dat brandweer, MEO en GMN onderweg zijn naar Banda Bou?
A: Zodat hij alles in orde had. Ik heb dit tegen hem gezegd zodat hij er bewust hiervan was en dat hij zijn documenten in orde had.
(…)
V: Wat bedoelt u op 4 november 2021 met: “[man 2] en zijn mensen komen zo bij jou aan. Ze zijn in Barber?”
A: Dat ze [naam minimarkt] aan het sluiten zijn.
V: Waarom geeft u deze informatie aan [man 1]?
A: Zodat hij zijn documenten in orde geeft
(het Gerecht begrijpt: heeft).
5. Een proces-verbaal van verhoor van 17 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren I.J.C. Meulens en J. Bijker (pagina 111 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 februari 2022 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[man 2]:
Ik ben medewerker bij het Ministerie van Economische Ontwikkeling. Het MEO maakt deel uit van het Multidisciplinaire Team. Wij voeren primair controles uit op de naleving van de economische wetgeving.
Van 2 tot 5 november vorig jaar hadden wij controles in Banda Abou. Bij deze controles was GMN aanwezig.
6. Een geschrift, zijnde een op 16 mei 2020 door de verdachte ondertekende leer/werkovereenkomst met de Stichting Belastingaccountantsbureau betreffende de periode 1 april 202 tot en met 31 december 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Artikel 4
Plichten medewerker in opleiding
(…)
b. (…) Het is de medewerker in opleiding verboden informatie betreffende de werkgever of daarmee verband houdende informatie aan derden te verschaffen.
(…)
Bewijsoverwegingen en bespreking van verweren
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 en 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat – kort samengevat – geen sprake was van geheimen, waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt of beroep verplicht was deze te bewaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. De verdachte heeft [man 1] slechts in algemene zin geadviseerd om zijn papieren op orde te hebben, zoals hij altijd aan iedere burger adviseert. De verdachte heeft daarvan geen enkel voordeel genoten en [man 1], die zijn zaken sowieso altijd al op orde heeft, evenmin. De verdachte heeft niet tegen [man 1] gezegd dat er bij hem een controle zou plaatsvinden, en dat is ook niet gebeurd.
[man 1] was iemand die de verdachte regelmatig van tips voorzag over waar er in het bijzonder gecontroleerd moest worden. De verdachte heeft [man 1] in dat kader slechts een terugkoppeling gegeven van wat er met diens informatie werd gedaan.
Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
De verdachte is sinds 2013 werkzaam bij de [overheidsentiteit], vanaf 1 april 2020 in de functie van medewerker in opleiding. De verdachte heeft verklaard dat hij in die hoedanigheid lid is van het Multi Disciplinaire Team (MDT) en dat hij belast is met de uitvoering van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen. Hij voert controles uit bij bedrijven in het kader van de belastingwetgeving. De verdachte heeft bij het aangaan van zijn huidige leer/werkovereenkomst de voorwaarde “Het is de medewerker in opleiding verboden informatie betreffende de werkgever naar of daarmee verband houdende informatie aan derden te verschaffen” geaccepteerd.
De verdachte moet in zijn functie worden aangemerkt als ambtenaar.
Het strafrechtelijke begrip ambtenaar moet autonoom worden uitgelegd, dus los van het bestuursrechtelijke begrip ambtenaar. In de jurisprudentie wordt het strafrechtelijke begrip ambtenaar ruim en naar het doel van de desbetreffende strafbepaling uitgelegd. Een ambtenaar in de zin van artikel 1:205 van het Wetboek van Strafrecht is iemand die onder toezicht en verantwoording van een overheidsinstelling is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd, ten einde een deel van de taak van het Land of zijn organen te verrichten. Onder een overheidsinstelling kan ook worden verstaan een private onderneming waarin enige overheid een overwegende invloed kan uitoefenen in de leiding of bedrijfsvoering van die onderneming.
Vast staat dat [bedrijf] deel uitmaakt van het Ministerie van Financiën, dat als algemene doelstelling onder meer heeft het bevorderen van een doeltreffend en evenwichtig financieel beleid en beheer voor Curaçao. De taak van de verdachte ligt op dit terrein. Gelet op het voorgaande, kan een openbaar karakter aan verdachtes functie niet worden ontzegd en dient de verdachte in strafrechtelijke zin als ambtenaar te worden aangemerkt.
De tenlastelegging en de bewezenverklaring zijn toegesneden op artikel 2:232 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel luidt:
“Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.”
Eerst dient de vraag te worden beantwoord of in dit geval sprake was van geheimen waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt of wettelijk voorschrift verplicht was het te bewaren.
Bij de beoordeling of daarvan sprake is, dient acht te worden geslagen op onder meer de aard van de informatie en het moment waarop en de hoedanigheid waarin de geheimhoudingsplichtige hiervan kennis kreeg.
Het Gerecht is in dit verband het volgende gebleken.
De verdachte is als medewerker van [overheidsentiteit] lid van het MDT. Het MDT zou in de eerste week van november 2021 controles gaan uitvoeren bij bedrijven (snacks en minimarkets) in Banda Bou. De verdachte wist dit omdat [man 2], medewerker inspectie bij het Ministerie van Economische Ontwikkeling en in die hoedanigheid lid van het MDT, hem daarover had geïnformeerd. De verdachte heeft deze informatie gedeeld met [man 1], die eigenaar is van een minimarket op Banda Bou en die daardoor belang heeft bij het verkrijgen van die informatie.
Anders dan de raadsvrouw stelt, geeft de verdachte in de gewraakte telefoongesprekken niet (slechts) het advies aan de [man 1] om – al dan niet in algemene zin – zijn zaken op orde te hebben. De door de verdachte in de ten laste gelegde gesprekken gegeven informatie, kort gezegd: de instanties zijn onderweg naar Banda Bou en: [man 2] en zijn mensen zijn in jouw buurt, kan naar de inhoud ervan niet anders worden begrepen dan als een waarschuwing aan [man 1] dat er in de omgeving waar zijn onderneming is gevestigd mogelijk controles door overheidsinstanties zouden plaatsvinden.
Het spreekt voor zich dat dergelijke informatie, waarover de verdachte ambtshalve kon beschikken, geheim hoort te blijven, al was het maar om te voorkomen dat personen of bedrijven zich aan die controle zouden kunnen onttrekken door de zaak te sluiten. Dat de verdachte dit ook wist, blijkt uit het feit dat hij [man 1] op het hart drukt dit aan niemand te vertellen, omdat hij, verdachte, daar problemen mee kan krijgen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft bedoeld en gewild dat deze informatie bij [man 1] terecht zou komen, terwijl deze – als gewoon burger – niet bevoegd was om over die informatie te beschikken. Daarmee is het opzet van de verdachte gegeven.
Dit geldt ook indien de stelling juist zou zijn dat de verdachte [man 1] in diens hoedanigheid van tipgever heeft willen informeren. Immers, het motief van de verdachte vormt geen bestanddeel van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten. Reeds met de verstrekking van de informatie aan de tipgever heeft de verdachte, ongeacht zijn motief, zijn geheimhoudingspicht geschonden.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte tevens misbruik heeft gemaakt van zijn functie. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij de informatie aan [man 1] heeft verstrekt, zodat deze ervoor kon zorgen dat hij zijn zaken op orde had. Hiermee is gegeven dat de verdachte deze informatie heeft verstrekt ten einde (dus: met de bedoeling om) [man 1] voordeel te bezorgen, in de vorm van voorkennis van mogelijk op handen zijnde controles van zijn bedrijf.
Of die controles daadwerkelijk zijn gevolgd, en in hoeverre [man 1] zijn zaken op orde had, is hierbij niet relevant.
De conclusie uit het voorgaande is dat de verweren worden verworpen en dat het bewijs van het onder 1 en 3 ten laste gelegde is geleverd.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit verklaringen van getuigen blijkt dat het geven van terugkoppeling aan tipgevers die informatie hebben verschaft hier te lande een volstrekt gebruikelijke gang van zaken is, reden waarom het wederrechtelijk karakter van verdachtes handelen ontbreekt, zodat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Dit verweer faalt, nu ook indien het geven van terugkoppeling aan een tipgever een gebruikelijke gang van zaken zou zijn, dit niet leidt tot de conclusie dat het daarbij schenden van de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd is.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Ten aanzien van feit 1

opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van feit 3
als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doen ten einde enig voordeel voor een ander te verkrijgen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit verklaringen van getuigen blijkt dat het geven van terugkoppeling aan tipgevers die informatie hebben verschaft hier te lande een volstrekt gebruikelijke gang van zaken is, reden waarom dit handelen de verdachte niet kan worden verweten, zodat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Dit verweer faalt, nu ook indien het geven van terugkoppeling aan een tipgever een gebruikelijke gang van zaken zou zijn, dit niet leidt tot de conclusie dat het daarbij schenden van de geheimhoudingsplicht niet aan de verdachte kan worden verweten.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 120 uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, en daarnaast zal worden ontzet uit het ambt van medewerker bij [overheidsentiteit], de Belastingdienst Curaçao en het Ministerie van Financiën voor een periode van drie jaren. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte
– naast oplegging van de hiervoor genoemde werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf – voorwaardelijk zal worden ontzet uit het ambt van medewerker bij [overheidsentiteit], de Belastingdienst Curaçao en het Ministerie van Financiën voor een periode van drie jaar met een proeftijd van drie jaar, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zijn werkgevers ([overheidsentiteit] en de Belastingdienst Curaçao) binnen twee weken na het onherroepelijk worden schriftelijk in kennis stelt van dit vonnis, met afschrift van die kennisgeving aan de officier van justitie.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het Gerecht gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, alsook op de straffen die in vergelijkbare gevallen door het Hof en de Gerechten plegen te worden opgelegd. Daarbij heeft het Gerecht in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als ambtenaar, te weten medewerker van [overheidsentiteit], tweemaal opzettelijk zijn ambtsgeheim geschonden door aan een derde vertrouwelijke informatie over aanstaande controles te verstrekken. Op die manier heeft de verdachte tevens opzettelijk misbruik gemaakt van zijn functie, teneinde die derde te bevoordelen. Integriteit van ambtenaren behoort tot de fundamenten van de rechtsstaat. Het maatschappelijk belang van een integere en eerlijke overheid, die al haar burgers gelijk behandelt, is groot. De samenleving moet er zonder meer op kunnen vertrouwen dat ambtenaren hun ambtsgeheim niet schenden en hun positie niet misbruiken om zichzelf of anderen te bevoordelen. Dat vertrouwen heeft de verdachte geschonden.
Het Gerecht is van oordeel dat het voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van verbodsbepalingen, waaronder het verbod op schending van de geheimhoudingsplicht, essentieel is dat overtreding van die verbodsbepaling niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te geschieden.
Gelet hierop acht het Gerecht in het onderhavige geval de oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De voorwaardelijk straf dient ertoe te bewerkstelligen dat de verdachte zich in de toekomst meer rekenschap geeft van de aard en de inhoud van de informatie waarvan hij als ambtenaar/medewerker van [overheidsentiteit] kennis neemt en om hem ervan te weerhouden opnieuw zijn geheimhoudingsplicht te schenden en zijn functie te misbruiken. Het Gerecht ziet, in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat incidenten als de onderhavige zich vaker hebben voorgedaan, mede gelet op verdachtes (overigens) kennelijk goede staat van dienst, geen aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde bijkomende straf op te leggen van (voorwaardelijke) ontzetting uit het ambt van medewerker bij [overheidsentiteit], de Belastingdienst Curaçao en het Ministerie van Financiën.
Het Gerecht wijst oplegging van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde af, omdat deze niet valt aan te merken als strekkende ter bevordering van een goed levensgedrag van de verdachte, nu deze voorwaarde niet strekt tot het voorkomen van strafbaar gedrag van de verdachte, noch een gedraging betreft waartoe de verdachte uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht, bijvoorbeeld jegens slachtoffers van het bewezenverklaarde feit, zodat de gevorderde voorwaarde niet kan worden aangemerkt als een voorwaarde is betreffende het gedrag van de verdachte als bedoeld in art 1:21, lid 2 onder k van het Wetboek van Strafvordering.
Dit laat onverlet de mogelijkheid dat de werkgever van de verdachte als derde belanghebbende zo nodig een verzoek indient bij het gerecht tot verstrekking van een afschrift van dit vonnis.
Het Gerecht ziet in de persoonlijke omstandigheden, zoals deze uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, geen bijzonderheden die in strafmatigende of strafverhogende zin zouden moeten meewegen.
Het feit dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, maakt dit niet anders, aangezien die veroordeling een andersoortig strafbaar feit betrof en van geruime tijd geleden dateert.
Het Gerecht acht, alles afwegende, oplegging van na te noemen straffen passend en geboden. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:136, 2:232 en 2:354 van Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte ten aanzien van feit 2;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. J. Mulder, griffier, en op 26 september 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.