ECLI:NL:OGEAC:2022:26

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
CUR202100931
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval en bewijsvoering van schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde eiser, wonende in Curaçao, schadevergoeding van de naamloze vennootschap Fatum General Insurance N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 27 oktober 2019 plaatsvond. Eiser stelde dat hij betrokken was bij een aanrijding met een voertuig dat verzekerd was bij Fatum, en dat de bestuurder van dat voertuig aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden. Fatum betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat het ongeval niet authentiek was en in scène was gezet. De zaak kwam voor de rechter na een procesverloop dat onder andere een mondelinge behandeling omvatte, waarbij beide partijen hun standpunten uiteenzetten.

De rechter beoordeelde de bewijsvoering van beide partijen, waarbij eiser onder andere verwees naar een rapport van Caribbean Investigative Agency dat de toedracht van het ongeval bevestigde. Fatum daarentegen voerde aan dat de verklaringen van de betrokkenen niet overeenkwamen met de feitelijke situatie en dat er geen authentiek ongeval had plaatsgevonden. De rechter concludeerde dat Fatum onvoldoende bewijs had geleverd om haar verweer te onderbouwen en dat de aansprakelijkheid voor de schade bij Fatum lag. Eiser werd in het gelijk gesteld en Fatum werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Het vonnis benadrukt het belang van bewijsvoering in aansprakelijkheidszaken en de rol van deskundigen bij het vaststellen van de feiten. De rechter oordeelde dat de verklaringen van de betrokkenen en de rapporten van de deskundigen niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van fraude of dat het ongeval niet had plaatsgevonden zoals door eiser was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 7 maart 2022.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202100931
Vonnis van 7 maart 2022
inzake
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.M.L. Conquet,
tegen
de naamloze vennootschap FATUM GENERAL INSURANCE N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 25 maart 2021 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord van 20 september 2021;
  • de mondelinge behandeling op 24 januari 2022 gehouden, alwaar eiser is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mevrouw J. Meulens, legal counsel en de heer S. Bernabela, claims adjuster & surveyer, bijgestaan door de gemachtigde. Als toehoorder waren tevens aanwezig de heer D. Ruiter en de heer W. Baan Hofman. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet en vragen van het gerecht beantwoord.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde exploiteert een verzekeringsbedrijf en sluit in dat kader, onder meer, overeenkomsten op het gebied van verzekeringen tegen wettelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen.
2.2.
Op of omstreeks 28 oktober 2019 heeft eiser een schadeclaim ingediend bij gedaagde voor zijn betrokkenheid bij een auto ongeval dat zou hebben plaatsgevonden op 27 oktober 2019 tussen hem en een verzekerde van gedaagde.
2.3.
Op 27 oktober 2019 is door Forensys het volgende rapport opgesteld:
[door Forensys ingevuld rapport met gegevens over ongeval]
2.4.
Door Forensys zijn op 27 oktober 2019 tevens foto’s gemaakt van de door hen ter plaatse aangetroffen situatie.
2.5.
De Kia, model Sportage met kentekennummer [kentekennummer auto 1] behoort in eigendom toe aan [eiser]. De Kia is, gelet op de toegebrachte schade bij de aanrijding op 27 oktober 2019, economisch total loss verklaard.
2.6.
De bestuurder, [de bestuurder], van de auto Ford, model Focus met kentekennummer [kentekennummer auto 2] (hierna verder: de bestuurder) heeft na het ongeval het volgende formulier ingevuld bij Forensys:
[door de bestuurder ingevuld formulier met gegevens over ongeval]
2.7.
Bij brieven van 20 december 2019 en 10 januari 2020 heeft [eiser], door tussenkomst van zijn advocaat, Fatum aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het auto ongeval van 27 oktober 2019 geleden schade en Fatum gesommeerd tot vergoeding van die schade.
2.8.
Bij e-mail van 20 januari 2020 heeft Fatum het volgende aan (de gemachtigde van) [eiser] geïnformeerd:

Het verbaast ons ten zeerste dat het voor uw cliënt volstrekt onduidelijk is op grond waarvan wij de schade vooralsnog niet vergoeden daar wij deze persoonlijk mede gedeeld hebben. Wij hebben namelijk op d.d. 15 november 2019 een gesprek gevoerd met de heer [eiser] welke ruim één uur duurde waarin wij uitgebreid onze standpunt hebben uitgelegd.
Na een her evaluatie van het schade geval zijn wij van mening dat de schadevormingen niet overeenkomen met hoe men zegt dat het ongeval is gebeurd kortom de feiten en omstandigheden komen niet met elkaar overeen.
Wij hebben uw cliënt in de gelegenheid gesteld om met een contra expertise rapport te komen welke onderbouwt dat de feiten en omstandigheden wel degelijk met elkaar overeenkomen. Hierdoor hebben wij de schade dan ook nog niet definitief afgewezen maar vermeld dat wij vooralsnog geen reden zien om tot een vergoeding van de schade over te gaan. Tot en met heden hebben wij nog geen contra expertise rapport mogen ontvangen.
2.9.
In een rapport gedateerd 30 juli 2020 van Caribbean Investigative Agency, opgemaakt door de heer E.F.R. Ruiter staat, voor zover hier van belang, het volgende:

III. VRAAGSTELLING
Bij het verrichten van dit onderzoek heb ik mij voornamelijk gebogen over de navolgende vragen:
I. Wat kan uit beschikbare feitelijke informatie, aangevuld met mijn onderzoek worden afgeleid omtrent de feitelijke plaats van het ongeval?
II. Wat kan uit de beschikbare feitelijke informatie aangevuld met mijn onderzoek worden afgeleid omtrent de toedracht van het ongeval?
II. Wat kan aan de hand van de beschuldigingen en het eventueel ter plaatse aanwezige sporenbeeld worden afgeleid ten aanzien van de snelheid waarmee partijen het conflictpunt naderden.
IV. Zijn er feiten of omstandigheden die duiden op een bewuste verkeerde voorstelling van zaken door partijen?
(…)
V. BESCHIKBARE FEITELIJKE INFORMATIE:
Uit de beschikbare feitelijke informatie kan aan de hand van de sporen en andere feitenmateriaal het volgende worden afgeleid:
Het motorrijtuig, voorzien van het kenteken [kentekennummer auto 2] reed vanaf de rijbaan van de Mirla Plateweg, de viersprong op, kennelijk met de bedoeling om in noordelijke richting te gaan rijden, en kwam met de rechtervoorhoek ervan in botsing met de linkerflank van de over de rijbaan van de Welatinaweg vanuit het zuiden naderende motorrijtuig, voorzien van het kenteken [kentekennummer auto 1], die kennelijk als gevolg van de botsing, gecombineerd met een ingezette uitwijkmanoeuvre, naar rechts de rijbaan afreed en in botsing kwam met de erfscheidingsmuur van perceel Welatinaweg 48. Op de plaats van het ongeval zijn motorvloeistoffen vrijgekomen te herleiden tot de [kentekennummer auto 1]. De [kentekennummer auto 1] kon na het ongeval, vanwege de in het ongeval opgelopen beschadigingen niet op eigen kracht verplaatsen en werd door een takelwagen van One Street Towing afgevoerd.
VI. ONDERZOEK PLAATS DES ONGEVALS:
Op 5 juli 2020 heb ik een onderzoek ter plaatse van het ongeval uitgevoerd. Daarbij zijn standen uitgezet en metingen verricht.
Op de plaats des ongevals waren er op onderzoeksdatum, behoudens contactsporen aan de erfscheidingsmuur, geen sporen meer waarneembaar die objectief tot het verkeersongeval op 27 oktober 2019 konden worden herleid:
Navraag bij de wegbeheerder leerde dat er tussen het ongevalsdatum en de onderzoeksperiode, geen infrastructurele wijzigingen ter plaatse zijn verricht. Aan de hand van het door Forensys gedocumenteerde ongevalsmateriaal heb ik een reconstructie in omgekeerd chronologische volgorde verricht en daarbij standen uitgezet.
Uit deze gereconstrueerde standen heb ik metingen ter plaatse verricht.
(…)
VII. SNELHEIDSANALYSE:
Uit de beschikbare feitelijke informatie aangevuld met mijn onderzoek zijn vangeen objectiveerbarefeiten of omstandigheden gebleken waaruit valt af te leiden dat partijen met een snelheid in overschrijding van de heersende snelheidsbeperkingen het conflictpunt waren genaderd.
VIII. VERKLARINGEN VAN BESTUURDERS:
De verklaringen van de bestuurders van de betrokken motorrijtuigen zoals vastgelegd bij ten overstaan van personeel van Forensys heb ik bij de boordeling van feiten betrokken en naar aanleiding daarvan het volgende.
Opmerking naar aanleiding van verklaringen:De door de bestuurders afgelegde verklaringenvinden steunin de toedracht zoals die uit het sporen en ander feitenmateriaal is te reconstrueren,
Een analyse van voren gerelateerde feiten en omstandigheden brengt mij tot de volgende conclusies:
IX. CONCLUSIES:
Uit de beschikbare feitelijke informatie, aangevuld met mijn onderzoek rekening houdend met hetgeen uit algemeen natuurwetenschappelijk onderzoek is komen vast te staan, kan volgens mijn overtuiging het volgende worden verklaard:
1. Uit de door zorg van Forensysende politie vervaardigde ongeval documentatie en opnames aangevuld met mijn onderzoek valt af te leiden dat het ongeval heeft plaatsgevonden op het voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, de samenkomst van wegen gevormd door de Mirla Plateweg en de Welatinaweg op Curaçao.
2. Het ongeval veroorzaakt is doordat de bestuurder van de [kentekennummer auto 2] geen voorrang heeft verleend aan de van rechts naderende [kentekennummer auto 1].
3. Van geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die aanduiden op een bewuste verkeerde voorstelling van zaken door partijen, het ongeval is vastgelegd door Forensys, de politie, de Ambulancedienst en een takelwagenbedrijf, die kort na het ongeval ter plaatse zijn geweest.
(…)
2.10.
In een rapport gedateerd 9 oktober 2020 van Baan Hofman Ongevallenanalyse, gevestigd in Nederland, opgemaakt door de heren W.M. Baan Hofman en ing. A. Baan Hofman staat, voor zover hier van belang, het volgende:

1.2. VRAAGSTELLING
De verklaring van betrokkenen lijken naar onze mening af te wijken van de eindposities van de voertuigen. Om deze reden hebben wij twijfels over de verklaarde toedracht van dit ongeval. Kunt u vanuit uw deskundigheid aangeven of de aanrijding is gebeurd zoals betrokkenen verklaren en indien het naar uw mening niet zo is, kunt u dat dan onderbouwen?
(…)
3.1.
AANPAK ONDERZOEK
Van de locatie wordt vanuit ons verzocht meer foto’s te maken van de ongevallocatie ten behoeve van fotogrammetrie. Hiermee wordt een 3D-model gemaakt van de weg op schaal. Daarna wordt enkelbeeldfotogrammetrie toegepast om de precieze eindposities te bepalen. Daarna wordt een analyse gemaakt van het ongeval en vervolgens worden de verklaringen getoetst op de feitelijke omstandigheden.
(…)
3.3.
ONDERZOEK SCHADEBEELD
3.3.1.
FORD
Van de Ford ontvingen we goede foto’s. De Ford had schade rechtsvoor op de bumperhoes. Op de bumperhoes waren horizontaal gerichte krassen zichtbaar. Deels was de grijze lak eraf geschaafd en deels waren hier groene horizontaal gerichte sporen zichtbaar. Afbeelding 3 laat de schade aan de Ford zien. De groene vegen lopen over de bumperhoes tot aan het voorwiel. Het rechter fender vertoont boven de bumperkap ook een kras. Afbeelding 4 laat de voorzijde van de bumperhoes zien met de schade.
(…)
3.3.2.
KIA
Van de Kia ontvingen wij foto’s die gemaakt zijn kort na het ongeval op de ongevallocatie. De Kia had schade aan het linker portieren en de fender linksvoor. Hierop waren horizontale krassen zichtbaar en naar achteren gericht.
De rechter voorzijde was zwaar beschadigd. De bumperhoes was geheel losgekomen van de bumperbalk. De rechter fender was tot boven het rechter voorwiel ingedeukt. De bumperbalk was verbogen naar voren en getordeerd. Tevens is de bumperbalk losgescheurd van de rechter bumpersteun. De rechter voorband was lek geraakt. Het rechter voorwiel was in het geheel naar achteren gedrukt en was tegen het binnenscherm gekomen. Daarbij heeft het wiel schade aangericht tot in de dorpel rechts. Afbeelding 5 laat de schade aan de linkerzijde zien van de Kia.
(…)
Afbeelding 6 laat de schade rechtsvoor zien van de Kia. Hierop is de vervorming van de bumperbalk zichtbaar en de koplamp ligt op het wegdek en is niet of nauwelijks beschadigd. De koplamp is alleen losgeraakt.
(…)
3.4.
FOTOGRAMMETRIE
Binnen de geodesie heeft de fotogrammetrie (het meten aan foto’s) zich ontwikkeld tot een zeer nauwkeurige en efficiënte meettechniek. Het vakgebied van deze verwering van digitale beelden met een computer wordt de digitale fotogrammetrie genoemd. Uit meerdere foto’s worden punten herkend en kan een vorm worden bepaald. Hierdoor ontstaat een model waarbij de punten relatief ten opzichte van elkaar kloppen en willekeurig georiënteerd is. Door schaalinformatie toe te voegen en oriëntatiepunten kan het model georiënteerd en verschaald worden. Dit kan door middel van GPS-coördinaten of schaalinformatie. Wij gebruiken deze techniek om 3D-modellen te verkrijgen van relevante objecten. De grootte van de objecten maakt geen verschil. Binnen de geodesie worden vanuit luchtfoto’s kaarten verkregen, maar ook kunnen andere voorwerpen in detail worden gereconstrueerd. (…)
3.5.
SPOREN EN EINDPOSITIES
Na het ongeval zijn foto’s gemaakt, waarbij de voertuigen nog in hun eindpositie stonden. De betrokkenen verklaarden dat de voertuigen niet waren verplaatst na het ongeval.
(…)

5.SAMENVATTING

De Kia is tegen pilaar 3 gebotst. Hierop is de Kia geroteerd en terecht gekomen in de eindpositie zoals is aangetroffen en op de foto’s staat. De botssnelheid tegen de muur bedroeg ongeveer 40 km/h. Daarvoor zou de Kia zijn aangereden door de Ford. Daarna zou de bestuurder van de Kia zijn uitgeweken naar rechts, volgens verklaringen. Deze aanrijding kan mogelijk hebben plaatsvonden echter niet zoals betrokkenen verklaarden. Het botspunt heeft dan verder terug gelegen in de rijrichting van de Kia. Daarnaast is de Kia onder een zeer kleine hoek tegen pilaar 3 gereden omdat anders de koplamp en de motorkap beschadigd zouden zijn. Dat was niet het geval. Daarom is slechts het gedeelte van de Kia naast de rechter koplamp geraakt en het wiel. Dat past alleen bij een botsconfiguratie ongeveer parallel met de muur.

De schade aan de Ford op de bumperhoes rechtsvoor is van twee evenementen. De groene krassen zijn onmogelijk afkomstig van de botsing met de Kia. Daarnaast zou de hoek waaronder ze elkaar raakten in het geheel niet passen in deze vermeende aanrijding. Een deel van de schade aan de Ford zou overeen kunnen komen met de schade aan de Kia aan de linker zijde. Er zijn geen specifieke kenmerken aangetroffen op de schade waar zekerheid over kan worden gegeven. Echter gezien de hoek waaronder de voertuigen met elkaar in botsing zouden zijn gekomen past niet op het kruispunt en bij de eindposities.
Voorgaand onderzoek heeft geleid tot de volgende conclusie: De feiten van de aanrijding komen niet overeen met de afgelegde verklaringen.
2.11.
Door Baan Hofman is een 3D renconstructie van het auto ongeval gemaakt waarbij het verloop van het ongeval digitaal in scène is gezet. Aan de hand van de verklaringen van de betrokkenen zijn twee mogelijke verlopen van het ongeval gereconstrueerd. Bij geen van beide mogelijkheden komen de auto’s na het botsmoment in de simulatie op dezelfde positie terecht als die waarin de auto’s feitelijk na het ongeluk zijn aangetroffen en gefotografeerd door Forensys.
2.12.
Fatum heeft de door [eiser] gevorderde schade tot op heden niet vergoed.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair: Fatum veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een bedrag van NAF 22.300 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2019 en vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten verband houdende met het vervangende voertuig, tevens te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair: een beslissing neemt die het gerecht in goede justitie mocht vermenen te behoren;
primair en subsidiair: Fatum veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2. [
eiser] heeft het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd. Op 27 oktober 2019 heeft een auto ongeval plaatsgevonden waarbij het door hem bestuurde voertuig in botsing is geraakt met een bij Fatum verzekerd voertuig. De bestuurder van het bij Fatum verzekerde voertuig heeft het auto ongeval veroorzaakt en heeft de aansprakelijkheid voor het ongeluk aanvaard. Fatum weigert tot vergoeding van de door hem geleden schade over te gaan, terwijl Fatum daartoe wel gehouden is op grond van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna verder: LAM).
3.3.
Fatum heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met veroordeling van [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten en de nakosten. Fatum heeft in dat kader weersproken dat zich op 27 oktober 2019 een authentiek auto ongeval zou hebben voorgedaan. Zij is daarom evenmin aansprakelijk voor de door [eiser] als gevolg van dat (niet authentieke) ongeval geleden schade.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

de aansprakelijkheid
4.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of Fatum aansprakelijk is voor de door [eiser] gestelde schade en daarom gehouden is tot vergoeding van die schade.
4.2. [
eiser] stelt dat het auto ongeluk van 27 oktober 2019 is veroorzaakt door een door de bestuurder van een bij Fatum op grond van de LAM verzekerd voertuig, gemaakte verkeersfout. Volgens [eiser] heeft de bestuurder op een T-kruising van de Mirla Plateweg met de Welatinaweg, nagelaten voorrang te geven aan hem, als gevolg waarvan zij met de voorkant van haar auto tegen de linkerzijkant van de auto van [eiser] is opgebotst en [eiser] vervolgens met zijn auto door een uitwijkmanoeuvre tegen een omheiningsmuur is opgebotst. Volgens [eiser] bestaat er helemaal geen reden voor hem om dit (ernstige) auto ongeluk in scène te zetten, zoals steeds beweerd door Fatum, en kende hij de bestuurder voor het ongeval in kwestie niet.
4.3.
Fatum heeft zich op het standpunt gesteld dat er op 27 oktober 2019 geen authentiek auto ongeluk heeft plaatsgevonden tussen [eiser] en de bestuurder. Volgens Fatum kwam zij tot die conclusie na bestudering van de verklaringen van de betrokkenen, de situatieschets en de door Forensys gemaakte foto’s na het vermeende ongeval. Volgens Fatum is het haar gebleken dat niet alles met elkaar in overeenstemming was. Zo klopte de stand van de voertuigen na het ongeval niet met de door [eiser] en de bestuurder gestelde toedracht van het ongeval. Daar komt bij volgens Fatum, dat [eiser] in de periode van 2012 – 2020 betrokken was bij tien auto ongevallen met zeven verschillende auto’s.
4.4.
Volgens Fatum draagt [eiser] de bewijslast van zijn stelling dat er sprake was van een authentiek auto ongeval op 27 oktober 2019 nu hij zich op de rechtsgevolgen van dat ongeval beroept. Volgens [eiser] draagt juist Fatum de bewijslast van haar verweer dat er geen sprake is van een authentiek auto ongeval, omdat dit verweer als een bevrijdend verweer dient te worden aangemerkt.
4.5.
Ingevolge artikel 129 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere rechtsregel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
4.6.
Artikel 2 lid 1 van de LAM bepaalt dat de wettelijke aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven, gedekt moet zijn door een verzekeringsovereenkomst welke aan de bij en krachtens deze landsverordening gestelde bepalingen beantwoordt, indien dat motorrijtuig zich op de weg bevindt, of indien het daarbuiten deelneemt aan het verkeer op een terrein dat toegankelijk is voor het publiek of voor een zeker aantal personen die recht hebben daar te komen. In artikel 3 lid 1 van de LAM staat dat de verzekering de wettelijke aansprakelijkheid moet dekken van ieder bezitter, houder en bestuurder van het verzekerde motorrijtuig, alsmede van degene die daarmee worden vervoerd. Het derde lid bepaalt dat de verzekering de wettelijke aansprakelijkheid voor de door het motorrijtuig veroorzaakte schade moet dekken zoals die aansprakelijkheid voortvloeit uit de toepasselijke wet.
4.7.
Het gerecht begrijpt de stellingen van [eiser] dat er sprake is van wettelijke aansprakelijkheid voor de door hem geleden schade als gevolg van een auto ongeval die ingevolge de LAM is gedekt door een verzekeringsovereenkomst die in dit geval is aangegaan met Fatum. Fatum betwist die aansprakelijkheid, zo begrijpt het gerecht het verweer van Fatum. Ingevolge de hoofdregel van artikel 129 Rv rust de bewijslast van de stelling dat er sprake is wettelijke aansprakelijkheid waartoe het bij Fatum verzekerde voertuig aanleiding heeft gegeven, op [eiser].
4.8.
De wettelijke aansprakelijkheid ligt volgens [eiser] besloten in de door de bestuurder gemaakte verkeersfout die het auto ongeluk heeft veroorzaakt. Als bewijs van die stelling, heeft [eiser] verwezen naar de verklaring van de bestuurder waarin zij erkent dat het auto ongeluk dat plaatshad op 27 oktober 2019 werd veroorzaakt doordat zij geen voorrang had gegeven aan [eiser] die op een voorrangsweg reed. Voorts heeft [eiser] een rapport overgelegd van Caribbean Investigative Agency die in opdracht van [eiser] onderzoek heeft verricht naar de toedracht van het bewuste auto ongeval. In dit rapport komt de door [eiser] ingeschakelde deskundige tot de conclusie dat het ongeval is veroorzaakt doordat de bestuurder geen voorrang heeft verleend aan de van rechts naderende [eiser].
4.9.
Fatum heeft de wettelijke aansprakelijkheid betwist en als tegenbewijs verwezen naar een rapport van Baan Hofman die in opdracht van Fatum onderzoek heeft verricht naar de toedracht van het auto ongeval. Volgens Fatum was er geen sprake van een verkeersfout maar is het ongeluk in scène gezet. De door Fatum ingeschakelde deskundige komt tot de conclusie dat de aanrijding mogelijk kan hebben plaatsgevonden, echter niet zoals betrokkenen hebben verklaard. De feiten van de aanrijding komen niet overeen met de afgelegde verklaringen.
4.10.
Beide deskundigen hebben een nadere rapportage opgesteld, waarin zij reageren op het door de andere deskundige uitgevoerde onderzoek. Geen van beide deskundigen komen in hun nadere rapportage tot andere of nadere conclusies.
4.11.
Ter zitting is zijdens Caribbean Investigative Agency desgevraagd nader toegelicht dat bij het onderzoek is uitgegaan van het beschikbare feitenmateriaal (foto’s gemaakt door Forensys na het auto ongeval en de verklaringen van de betrokkenen) dat na het ongeluk is vastgelegd, dat er ter plaatse onderzoek is gedaan en dat er tevens rekening is gehouden met natuurwetenschappelijke omstandigheden zoals bijvoorbeeld onbewust menselijk handelen.
Zijdens Baan Hofman is ter zitting desgevraagd nader toegelicht dat voor het maken van de 3D reconstructie van het ongeval, er gebruik is gemaakt van het beschikbare feitenmateriaal en foto’s van de locatie van het ongeval zoals aangeleverd door de opdrachtgever, Fatum.
4.12.
Volgens Caribbean Investigative Agency moet er rekening mee worden gehouden dat de verklaringen van de betrokkenen afgegeven ter plaatse kort na het ongeval, op punten kunnen afwijken van de exacte toedracht. Bij het doen van onderzoek wordt er daarom vooral onderzocht of het ongeval op de door de betrokkenen verklaarde wijze kan hebben plaatsgevonden, waarbij ook rekening wordt gehouden met factoren zoals, onder andere, de mentale toestand van de betrokkenen na een ongeluk, onbewust menselijk handelen, de feitelijke situatie ter plaatse en of er een band bestaat tussen betrokkenen. Volgens Caribbean Investigative Agency was er geen sprake van zogenaamde ‘red flags’.
Baan Hofman benadrukt dat het ongeval, uitgaande van de eindpositie waarin de auto’s werden aangetroffen en de verklaringen van de betrokkenen, niet kan hebben plaatsgevonden zoals door de betrokkenen is verklaard. Uit de 3D reconstructie volgt dat bij simulatie van het ongeval, uitgaande van de voornoemde gegevens, de uitkomsten van het auto ongeval afwijken van de feitelijke omstandigheden. Het botspunt volgende uit de verklaringen van de betrokkenen, kan feitelijk niet correct zijn. Om die reden concludeert Baan Hofman dat het ongeval niet kan hebben plaatsgevonden zoals door betrokkenen verklaard.
4.13.
Beide deskundigen verklaren dat het ongeval kán hebben plaatsgevonden, echter komen de deskundigen ieder tot een andere eindconclusie ten aanzien van de wijze waarop het ongeval heeft of kan hebben plaatsgevonden. Caribbean Investigative Agency houdt rekening met een marge waarbinnen verklaringen kunnen afwijken van de exacte toedracht, terwijl Baan Hofman volledig en alleen uitgaat van de verklaringen zoals afgelegd door de betrokkenen na het ongeval.
4.14.
Het gerecht is van oordeel dat de onderbouwde stellingen van [eiser] door Fatum onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken. Zo volgt uit de verklaring van de bestuurder en het rapport van Caribbean Investigative Agency dat het auto ongeluk in kwestie was veroorzaakt door een door de bestuurder gemaakte verkeersfout. Het verweer van Fatum, dat er geen sprake was van een verkeersfout en het auto ongeluk niet authentiek is omdat deze in scène zou zijn gezet, komt er op neer dat door [eiser] en de bestuurder (een poging tot) verzekeringsfraude is gepleegd. Aan dit verweer is, anders dan met het rapport van Baan Hofman, geen handen en voeten gegeven. Het rapport van Baan Hofman alleen acht het gerecht onvoldoende onderbouwing van het verweer dat er sprake zou zijn van door [eiser] (en [de bestuurder]) gepleegde fraude. Baan Hofman sluit immers niet uit dat het ongeluk kan hebben plaatsgevonden, maar concludeert dat de verklaringen zoals afgelegd door de betrokkenen kort na het auto ongeluk niet overeenkomen met het feitelijke bewijsmateriaal. Dit acht het gerecht onvoldoende om het door [eiser] overgelegde bewijsmateriaal te ontkrachten. Bij die overweging neemt het gerecht tevens in aanmerking dat het om een serieus auto ongeluk gaat. Voor het verweer dat dit in scène is gezet is door Fatum geen enkel aanknopingspunt aangevoerd, laat staan onderbouwd. Zo heeft Fatum geen feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op fraude, anders dan dat het ongeval technisch gezien niet kan hebben plaatsgevonden zoals door de betrokkenen verklaard. Echter, de enkele omstandigheid dat de verklaringen van de betrokkenen over de toedracht niet volledig aansluiten op het schadebeeld, betekent niet zonder meer dat door betrokkenen dan wel fraude moet zijn gepleegd, zoals Fatum meent. Het gerecht acht de uitleg gegeven door Caribbean Investigative Agency ten aanzien van de mogelijke discrepantie tussen de verklaringen van de betrokkenen afgelegd kort na het ongeval en het feitelijke bewijsmateriaal dan ook voldoende aannemelijk.
4.15.
Gelet op al het voorgaande is het gerecht van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat Fatum wettelijk aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van het op 27 oktober 2019 door de verzekerde van Fatum veroorzaakte auto ongeluk.
de schade
4.16.
Fatum heeft de door [eiser] gestelde schade aan de auto niet weersproken, zodat die schade voor toewijzing gereed ligt. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat de auto is gerepareerd voor een bedrag van NAf 17.550,-.
4.17.
De schade betrekking hebbende op het door [eiser] gehuurde vervangende voertuig is door Fatum wel weersproken. Fatum heeft in dat kader aangevoerd dat er geen noodzaak bestond voor het huren van een vervangende auto omdat [eiser] over meerdere auto’s beschikte, terwijl [eiser] de auto die betrokken was bij het ongeluk op 27 oktober 2019 op enig moment heeft laten repareren en daar weer gebruik van kon maken. Aan dit verweer van Fatum wordt voorbij gegaan. Uit de door partijen overgelegde correspondentie volgt afdoende dat het enige tijd heeft geduurd voordat door Fatum de aansprakelijkheid werd afgewezen. [eiser] heeft niet weersproken dat hij over meerdere auto’s beschikte, doch diende die ter verhuur en betrof dit een bron van inkomen. Dat [eiser] genoodzaakt was een vervangende auto te huren wordt dan ook niet onredelijk geacht. De vordering van [eiser] ter zake van de huurkosten ter hoogte van NAf 9.537,50 zal worden toegewezen.
4.18.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, waarin mede begrepen zit de kosten verband houdende met het deskundigenonderzoek, zijn door Fatum niet bestreden zodat die kosten van NAf 5.495,77 zullen worden toegewezen zoals gevorderd.
4.19.
Ook tegen de gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd, zodat ook die zal worden toegewezen zoals gevorderd, met dien verstande dat de wettelijke rente over de huurkosten en de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.
4.20.
Fatum zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Die zullen tot op heden worden begroot op NAf 750,- aan griffierechten, NAf 341,45 aan deurwaarderskosten en NAf 2.500,- aan gemachtigdensalaris (2 punten x tarief 5).

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt Fatum tot betaling aan [eiser] van een bedrag van NAf 17.550,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 28 oktober 2019 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Fatum tot betaling aan [eiser] van het bedrag van NAf 9.537,50 en van het bedrag van NAf 5.495,77 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Fatum in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [eiser] en tot op heden begroot op het bedrag van NAf 3.591,45;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M Lasten, rechter, en op 7 maart 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.