Uitspraak
Parketnummer: 500.00238/21
Vonnis van dit Gerecht
[verdachte],
BESLISSING
spreekthem daarvan
vrij;
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 mei 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 563735 gram cocaïne op of omstreeks 21 september 2021. Tijdens de openbare terechtzitting op 6 mei 2022 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van zes jaren geëist, met verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde subsidiair een strafmaatverweer. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen.
Het Gerecht concludeerde dat er sterke aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij een drugsoverdracht op zee, waarbij een overdracht van verdovende middelen plaatsvond tussen verschillende vaartuigen. Ondanks deze aanwijzingen oordeelde het Gerecht dat het bewijs tekortschiette om de verdachte als medepleger van de invoer van verdovende middelen aan te merken. De verdachte ontkende enige betrokkenheid en de medeverdachten bevestigden dat zij de verdachte niet kenden. Het Gerecht kon niet vaststellen dat de verdachte enige uitvoeringshandeling had verricht of dat hij nauw samenwerkte met anderen.
Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens werd de bewaring van de in beslag genomen wit/oranje boot en het geldbedrag van USD 15.050,- gelast, aangezien er geen rechthebbende kon worden aangemerkt. De voorlopige hechtenis van de verdachte was al opgeheven op 11 mei 2022. Het vonnis werd uitgesproken door rechter G.P. Verbeek, bijgestaan door de zittingsgriffiers R.J. Gras en N.R.H. Marsera.