ECLI:NL:OGEAC:2022:251

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
500.00068/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en ontucht met minderjarige in Curaçao

Op 16 mei 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van het seksueel misbruiken van een 15-jarig meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De feiten vonden plaats op 23 maart 2021, waarbij de verdachte het slachtoffer onder druk zette en gedwongen handelingen verrichtte die als verkrachting en ontucht werden gekwalificeerd. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op meerdere data, waarbij de verdachte bijgestaan werd door verschillende advocaten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 52 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak of een voorwaardelijke straf. Het Gerecht oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigenverklaringen en bewijs uit een dagboek, voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringsbegeleiding. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, het slachtoffer, voor de geleden schade.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00068/21

Uitspraak: 16 mei 2022 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in [locatie].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2021, 3 november 2021, 14 januari 2022 en 25 april 2022. Bij de eerste zitting is de verdachte bijgestaan door de waarnemend raadsvrouw, mr. A.M.P. Perigault-Monte, advocaat in Curaçao. Bij de tweede en derde zitting is de verdachte met zijn raadsvrouw, mr. M.A. Becher, advocaat in Curaçao, verschenen. Bij de inhoudelijke behandeling van 25 april 2022 is de verdachte aanwezig geweest, bijgestaan door de waarnemend raadsman, mr. R.A. Gonet, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 52 (tweeënvijftig) maanden, met aftrek van voorarrest.
Verder heeft zij verzocht om de gevangenneming van verdachte te bevelen.
Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Primair (verkrachting)
hij op of omstreeks 23 maart 2021, te Curaçao door geweld of (een) andere feittelijkhe(i)d(en) en/ of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 1](geboren
[geboortedatum] 2005)heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die {mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1],hebbende hij, verdachte, (telkens )
  • zijn penis en/of vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/ of geduwd en/of gehouden en/ of
  • die [slachtoffer 1] betast en/of gelikt over/aan haar borsten en/of benen, althans haar lichaam en/of
  • die [slachtoffer 1] op haar mond en/of hals, althans gezicht gekust en/of over haar gezicht gelikt en/of
  • die [slachtoffer 1] (over de kleding) de schaamstreek van aangeraakt en/of gestreeld en/of
  • zijn, verdachte’s, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] aangeduwd/aangedrukt en/of
welk geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/ of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin heeft / hebben bestaan dat hij, verdachte,(telkens) opzettelijk
  • die [slachtoffer 1] in zijn verdachte ‘s auto naar een oppas/leegstand huis en/of afgelegen plek heeft gebracht en/of
  • aldaar die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 1] binnen de woning heeft gebracht/meegenomen en/of haar broek heeft opengemaakt en/of op haar mond gekust en/of
  • de ritssluiting van zijn, verdachte ’s broek heeft open gemaakt en/of de broek/panty van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en/of
  • die [slachtoffer 1] van achteren heeft benaderd en/of voorover (heeft laten) buigen althans voorover heeft gedrukt en/of
  • (onverhoeds) zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
  • op de vloer is gaan liggen en/of die [slachtoffer 1] aanmanen op hem te komen liggen en/of
  • verdachte en/of die [slachtoffer 1] terugtrekken als zij probeert weg te rennen en/of (daarbij) misbruik en/of die [slachtoffer 1] aanmanen voorover te buigen en/of
  • gebruik maakt van zijn fysieke overwicht waardoor (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of
  • een voor die [slachtoffer 1], gelet op het leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer 1] en/of de afgelegen/onbewoonde woning en/of verdachte’ s fysieke en/of psychische overwicht, een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

(artikel WvSr 2:197 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair
(ontuchtige handelingen met minderjarige tussen de 12-16 jaar oud)
hij op of omstreeks 23 maart 2021, te Curaçao, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2005), die de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd , die bestond(en) uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1],immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- meermalen, althans eenmaal, de borsten en/of de gezicht en/of nek en/of vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of vastgepakt en/of gestreeld en/of gelikt en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachte’ s, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachte’ s, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht
zulks terwijl hij dit feit heeft begaan jegens zijn minderjarige passagier / de dochter van zijn collega die hij, verdachte van school moest halen, te weten een kind waar hij, verdachte, in een gezagsverhouding tegenover staat en/ of een minderjarig kind dat aan zijn, verdachte’ s zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd;

(art. 2:200 jo 2:210 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

en/of
(Ontucht)
hij op een of meerdere tijdstip en in of omstreeks de periode vanaf 16 maart 2021 tot en met 23 maart 2021 te Curaçao, ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige t.w. [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2005), bestaande de ontucht hierin dat hij verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, de billen en/of de borsten en/of de gezicht en/of nek en/of vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of vastgepakt en/of gestreeld en/of gelikt
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachte ’s, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachte ’s, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht.

(art 2:208 Wetboek van Strafrecht)

Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair ten laste gelegde verkrachting en de cumulatief ten laste gelegde ontucht heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks23 maart 2021, te Curaçao door
geweld of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffer 1](geboren
[geboortedatum] 2005)heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die
(mede
)bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1],hebbende hij, verdachte, (telkens)
  • zijn penis en
  • die [slachtoffer 1]
  • die [slachtoffer 1] op haar mond en
  • die [slachtoffer 1] (over de kleding) de schaamstreek van aangeraakt en/of gestreeld en/of
  • zijn, verdachte’s, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] aangeduwd/aangedrukt en/of
welk
egeweld of dieandere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/ of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)hierin
heeft /hebben bestaan dat hij, verdachte,(telkens) opzettelijk
  • die [slachtoffer 1] in zijn verdachtes auto naar een
  • aldaar
  • de ritssluiting van zijn, verdachte ’s broek heeft open gemaakt en/ofde broek
    enpanty van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en
    /of
  • die [slachtoffer 1] van achteren heeft benaderd en
  • (onverhoeds)zijn vinger(s) en
    /ofpenis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht
    en/of geduwden
    /ofbewogen en
    /of
  • op de vloer is gaan liggen en/of die [slachtoffer 1] aanmanen op hem te komen liggen en/of
  • verdachte en/ofdie [slachtoffer 1] terugtrekken als zij probeert weg te rennen
    en/of (daarbij) misbruiken
    /ofdie [slachtoffer 1] aanmanen voorover te buigen en
    /of
  • gebruik
  • een voor die [slachtoffer 1], gelet op het leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer 1] en
en/of
hij op
een of meerdere tijdstip en in of omstreeks de periode vanaf 16 maart 2021 tot en met23 maart 2021 te Curaçao, ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg,
opleiding of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige t.w. [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2005), bestaande de ontucht hierin dat hij verdachte,
-
meermalen, althans eenmaal,
de billen en/of de borsten en/ofhetgezicht en
/ofdenek
en/of vaginavan die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
vastgepakt en/of gestreeld en/ofgelikt
-
meermalen, althans eenmaal,zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en
/of
-
meermalen, althans eenmaal,zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1.Op 25 maart 2021 omstreeks 15:00 uur, verklaarde de getuige/slachtoffer [slachtoffer 1], het volgende:
“Ik moet u verklaren dat ik twee (2) dagen geleden op dinsdag 23 maart 2021 door "[verdachte]" verkracht werd.”
“[verdachte] heeft mij naar een adres gebracht. Ik moest met hem uitstappen. Eenmaal binnen in de woning nam hij mij naar een kleine ruimte van dat huis, [verdachte] deed de ritssluiting van mijn broek open, haalde mijn broek en panty wat naar beneden en begon mij te vingeren. Ook kuste hij mij aan mijn hals en op de mond. [Verdachte] likte mij ook aan mijn oor. Ik probeerde hem van mij af te weren, ik deed mijn gezicht opzij, maar hij ging door. Ik was in een shocktoestand.”
“[Verdachte] hield mij bij een trap vast en begon mij op mijn mond te kussen. Ik trachtte hem af te stoten maar het lukte mij niet. Toen ging [verdachte] met mij op de grond liggen, hij lag plat op de grond en liet mij op hem gaan zitten, maar het lukte mij om op te staan en ik liep weg naar de deur toe, maar ik kon niet naar buiten omdat [verdachte] achter mij aan kwam lopen en mij van achteren vasthield. Daar deed [verdachte] mijn broek en panty voor de helft naar beneden en begon mij te vingeren en aan mijn hals te kussen. Hierna haalde [verdachte] zijn penis uit zijn sportbroek en gebood mij om naar voren te bukken en penetreerde mij vaginaal tegen mijn wil. Ik zei tegen hem om te stoppen maar hij ging gewoon door.” [2]
2.Op 26 maart 2021 omstreeks 11.50 uur, verklaarde de getuige, [getuige 1], lerares biologie van [slachtoffer 1], het volgende:
“[slachtoffer 1] kwam bij mij en deelde mij mede dat iets ernstig met haar gebeurd was. Zij vertelde aan mij dat de medewerker van haar moeder haar betast had.”
“Ik vroeg aan haar of hij haar met zijn handen betast had, waarbij zij affirmatief antwoordde. Zij zei met zijn handen en zijn ding.”
“[slachtoffer 1] zei tegen mij dat zij alleen maar fl.10,- had en dat zij de "afterpil" moest kopen. Ik ging samen met haar kijken hoeveel dagen geleden zij haar menstruatie gekregen had om na te gaan of er de mogelijkheid bestaat dat zij zwanger kan raken.“
“Zij wilde een zwangerschapstest gaan doen daar zij pijn voelde.” [3]
3.Op 26 maart 2021 omstreeks 12.45 uur, verklaarde de getuige, [getuige 2], mentor van [slachtoffer 1] [slachtoffer 1], het volgende:
“Zij vertelde aan mij dat zij verkracht werd. Ik had haar gevraagd door wie en het blijkt dezelfde meneer waarover zij het heeft in haar dagboek. Zij had in januari 2021 mij dat dagboek laten zien waarin zij schreef over een incident dat er gebeurd was bij haar moeder. Zij schreef zo'n beetje ik het herinner, dat de collega van haar moeder, toen de moeder uit de kamer liep naar een andere kamer, zij alleen was gebleven. De collega had haar omhelsd, pakte haar vast, drukte zich tegen haar aan of zoiets. Hij probeerde haar een kus te geven op haar wang. Dat vond zij heel vreemd, zij wist niet wat zij ervan moest denken. Zij voelde zich heel raar.”
“Toen wij in het lokaal zaten, vroeg ik aan haar wat er gebeurd was en zij deelde mij mede dat het weer die meneer is. Het blijkt dat zij opgehaald werd door die meneer. Sinds vorige week, hielp zij haar moeder mee in de huishouding of het schoonmaken. Dinsdag werd zij opgehaald maar ze gingen niet richting haar huis maar ze gingen richting een ander huis even. Dat vond zij vreemd maar zij kon niet de woorden uit haar mond krijgen. Ik heb haar
gevraagd of zij niets gezegd had. [slachtoffer 1] gaf mij te kennen dat zij de woorden niet kon uiten, zij dacht iets maar zij kon het niet uitkrijgen. Ze kwamen daaraan, ze waren uitgestapt. Zij zei dat ze in het huis waren en hij heeft dus het gedaan. Zij heeft gezegd dat hij zijn ding in haar gestopt had.”
“Zij wilde het woord ook niet zeggen, zij keek ook een beetje schamend naar beneden. Heel erg schamend en triest, zij wist niet wat zij moest denken, zeggen.” [4]
4.Op 25 maart 2021, heeft de moeder van het slachtoffer, [benadeelde], aan de politie een dagboek overhandigd die bijgehouden werd door het slachtoffer [slachtoffer 1] .Bij het doornemen van dit dagboek, welke in het Engels is opgenomen, werden enkele passages van het gebeurde aangetroffen, deze passages zijn naar het Nederlands vertaald en luidden:

Bladzijde 1. datum: 18-8-2020.

"Gelieve [naam (dagboek)] vandaag gaat goed, ik geniet hiervan maar ik kan een akelig gevoel Niet van mij af krijgen. In werkelijkheid nooit had ik dit gevoel gehad of gevoeld tot vandaag bij mijn moeders werkplaats toen zij mij alleen achterliet met [verdachte] om de honden te voeden. In de eerste instantie was hij ongeveer hield mij dichterbij hem en begon mij te veel te omhelzen. Ik wilde hem confronteren doch ik had het niet gedaan omdat misschien was het gewoon een grapje maar ik echt twijfelt het. En ik wil niet aan mijn moeder vertellen dat haar medewerker bezig was mij te misbruiken. Ik wilde geen probleem veroorzaken. Dus ik ga het voor mijzelf houden, trachten het te vergeten en natuurlijk het tussen ons houden. Al bij het vertellen voel ik mij beter. Ik bedoel dat ik het niet meer voel, bedankt om mij te helpen [naam(dagboek)].

Bladzijde 96, datum 24-3-2021.
"Ik begin enkele symptomen te voelen, ik kan echt niet meer herinner of het voor of daarna was. Je kunt vragen wat er aan de hand is? Voor of daarna van wat? Welke symptomen? Wel...herinner pagina 1? Het was juist en weinig mijn moeder weet. Ik dacht dat hij gestopt had maar daar was ik... verkeerd. Het werd slechter dan er verwacht werd... Ik trachtte om weg te lopen... zei tegen hem om te stoppen ik stopte met hem te praten. Maar hoe hard ik trachtte, hij kwam altijd terug. Ik wou mijn moeder vertellen maar ik wilde hem een kans geven om zich terug te trekken door aan hem te zeggen als hij niet stopte, ik het aan mijn moeder zou vertellen. Maar de woorden konden naar buiten komen... hij zette het er in .. maar nooit gerealiseerd maar ik herinner een les ik in mijn klas had... dat je zwanger kan raken. En ik herinner niet meer of het daarna of daarvoor dat mijn buik voelt nausea en kleine bewegingen in mijn of naast mijn eileiders. Eerst dacht ik dat mijn menstruatie zometeen zal komen maar ik kan het niet omdat ik al vroeger in de maand mijn rode vlag gekregen had. maar kan zo meteen weer terugkomen toch? En ik twijfelde en ik voelt de symptomen nog steeds 1 of 2 strook? Maar ik ga zo meteen aan mijn juffrouw van biologie vragen. Alleen haar kan mij helpen omdat ik niet naar mijn mentor kon gaan daar zij mijn moeder zou gaan vertellen en dat is het laatste ding dat ik nu nodig heb. En mijn moeder had aan mij verteld dat onze oudor verandert en echt niet rook als mijn menstruatie ... maar iets anders... Waarom ik? Waarom nu? Ik ben echt niet bereid om een verdomd moeder te worden en als ik ben, wil ik deze baby niet...maar ik wil deze baby echt niet doodmaken daar hij of haar niet gevraagd had om te bestaan. Het is niet zijn of haar schuld Maar ik wil mijn studie afmaken en zeker niet van hem. Ik haat hem met al mijn hart... ik echt verwacht dat alles goed afloopt... ik voel me echt schuldig... ik weet niet of het mijn schuld is of niet...
Bladzijde 99, datum 25-3-2021.
"Het wordt steeds harder en harder om personen te in hun gezicht te kijken... Ik ben Nerveus maar ik moet het doen. Ik hoop dat zij mij gelooft.... Er zijn docenten dat ik weet dat ik kan vertrouwen juffrouw [1], [2], [3], [4] en meneer [naam leraar 5] maar Ik weet dat ik niemand kan vertrouwen als ik mijzelf niet vertrouw. Ik ga nu naar school. Ik wil dat je het eerst is in alles. Ik had niks van dit verwacht. Ik ben nerveus maar het is voor mijn wel zijn. Wat zult zij zeggen? Zult zij mij afstoten? Is het echt mijn schuld? Ben ik schuldig? Hoe zal ik haar vertellen? Was het vertellen een goede beslissing? Ik ben bang en ongerust.... Moeder het spijt me dat ik het niet aan je verteld had maar je wilt het zo meteen weten dat betekent vandaag. Mijn biologie docent had de maatschappelijke sociale werker verteld.” [5]
5.Op 26 maart 2021, tijdens zijn eerste verhoor bij de politie, heeft de verdachte [verdachte] verklaard:
“Vorige week had [benadeelde] mij gevraagd of ik haar dochter [slachtoffer 1] van school kon ophalen. Verleden dinsdag had ik [slachtoffer 1] van school opgehaald. Op die dag ben ik samen met haar naar de [straatnaam 1] gegaan.” [6]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd:
  • dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegd heeft begaan;
  • dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn.
Het Gerecht overweegt als volgt:
Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan kan door het Gerecht niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborg van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in geval de door een getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Bij zedenzaken komt het veelal aan op de vraag in hoeverre de verklaring van het slachtoffer steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs hoeft geen betrekking te hebben op de tenlastegelegde gedragingen en kan dus ook zien op feiten en omstandigheden voorafgaande aan of na het ten laste gelegde feit waargenomen door anderen. Het is voldoende als de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan van slachtoffer zelf. Ten slotte mag één en ander niet in een te ver verwijderd verband bestaan en moet het op relevante wijze en in overtuigende zin in verband staan met de verklaring van het slachtoffer.
Het slachtoffer, [slachtoffer 1], heeft een uitgebreide verklaring afgelegd waarin zij heeft verklaard over de verkrachting en de ontuchtelijke handelingen door de verdachte. Deze verklaring vindt op belangrijke onderdelen bevestiging in andere bewijsmiddelen. Het Gerecht wijst op de verklaring van de getuige [getuige 1], waaruit onder meer blijkt dat [slachtoffer 1] enkele dagen na het incident bang was dat zij zwanger was nadat “de medewerker van haar moeder” haar “met zijn ding had betast”, en de verklaring van de getuige [getuige 2], waaruit onder meer blijkt dat [slachtoffer 1] toen zij haar enkele dagen na het incident vertelde over de verkrachting “schamend en triest” was. De in de bewijsmiddelen aangehaalde dagboekpassages vormen eveneens een ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1]; zo uit zij haar zorgen en zegt ze dat zij bang en ongerust is. Het Gerecht wijst voorts op de beschrijving van een eerder incident in [slachtoffer 1]’s dagboek, hetgeen steun vindt in de verklaring van de getuige [getuige 2], waaruit blijkt dat de verdachte [slachtoffer 1] een keer eerder ‘teveel had omhelsd”. Tenslotte heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] van school had opgehaald en met haar naar het adres aan de [straatnaam 1] was gegaan.
Het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, vormt naar het oordeel van het Gerecht voldoende ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1].
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] overweegt het Gerecht allereerst dat haar verklaring steun vindt in de reeds genoemde bewijsmiddelen. Voor wat betreft de consistentie van haar verklaringen erkent het Gerecht dat er sprake is van een aantal inconsistenties op ondergeschikte onderdelen van haar verklaring. Echter, haar verklaring is in de kern (te weten: met betrekking tot de bewezen verklaarde handelingen van de verdachte) voldoende consistent.
Voorts hecht het Gerecht met betrekking tot de betrouwbaarheid waarde aan hetgeen is bevonden door GZ-psycholoog en traumaspecialist N. Li-Martina, die in haar rapport van 2 november 2021 een analyse heeft gegeven van het studioverhoor d.d. 28 oktober 2021, het einddossier en het dagboek van [slachtoffer 1]. De deskundige heeft daarover geconcludeerd dat de ontstaansgeschiedenis van de aangifte, de chronologie van de gebeurtenissen en de gedragingen, klachten en verklaringen passend zijn voor een traumatisch life event en dat zij symptomen heeft die passend zijn bij een Post Traumatische Stress Stoornis. De deskundige is tevens gehoord ter terechtzitting van 25 april 2022 en zij heeft daarbij aangegeven dat volgens haar de verklaring van [slachtoffer 1] niet verzonnen is.
Het Gerecht acht gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs.
De verklaringen die de verdachte hier tegenover stelt, inhoudende kort gezegd dat hij [slachtoffer 1] niet heeft verkracht en geen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, is naar het oordeel van het Gerecht niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft omtrent het incident op 23 maart 2021 wisselende verklaringen afgelegd en zijn lezing van het gebeurde in zijn opvolgende verklaringen ook afgezwakt. Zo heeft de verdachte bij de politie aanvankelijk verklaard dat hij zijn broek had laten zakken om [slachtoffer 1] te tonen dat hij geen erectie had, heeft hij tijdens de zitting van 14 juli 2021 verklaard dat zijn geslachtsdeel even te zien was nadat het meisje hem bij de broeksband had gegrepen, maar ontkende hij dit alles tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2022 toen hij verklaarde slechts op zijn kruis te hebben gewezen. De verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 1] zichzelf ontkleedde en zich aan hem opdrong, acht het Gerecht in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen en afgaande op de verklaring van de getuige [getuige 2] dat het slachtoffer een timide meisje is, niet extravert, dat geen problemen zoekt, ongeloofwaardig.
Op grond van het vorenstaande acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals bewezen verklaard.
Overigens doet naar het oordeel van het Gerecht aan het vorenstaande niet af dat in twee diepvaginale bemonsteringen van het slachtoffer geen DNA van de verdachte is aangetroffen, zoals blijkt uit het NFI-rapport van 19 oktober 2021. Immers, de afwezigheid van sporen (afgenomen twee dagen na het incident) van de verdachte duidt er nog niet op dat de verdachte zich niet aan de bewezen verklaarde feiten schuldig kan hebben gemaakt [7] .
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen 2:197 en 2:208 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Verkrachting

en
Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich op 23 maart 2021 schuldig gemaakt aan verkrachting van en ontucht met een meisje van toen 15 jaar dat aan zijn zorg was toevertrouwd. Aldus handelend heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij daarbij misbruik gemaakt van de situatie, zulks louter ter bevrediging van zijn eigen seksuele lustgevoelens. De ervaring leert, en zo blijkt ook uit de verklaring van de psycholoog die bij de civiele vordering is gevoegd, dat een feit als het onderhavige vaak tot nadelige psychische gevolgen van mogelijke lange duur leidt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “verkrachting” of voor seksueel binnendringen waarbij er sprake is geweest van een kind ouder dan 12 jaar maar jonger dan 16 jaar, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren gegeven.
Het Gerecht heeft acht geslagen op het psychiatrisch rapport van 26 mei 2021 en het psychologisch onderzoek van 17 juni 2021, waarin wordt geconcludeerd dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Het Gerecht neemt deze conclusie over en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Het Gerecht heeft voorts acht geslagen op het psychologisch onderzoek van 17 juni 2021 en het voorlichtingsrapport van 13 juli 2021 waarin wordt geadviseerd om aan de verdachte reclasseringsbegeleiding op te leggen. Dit geeft aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding.
Dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, is geen omstandigheid waarvan een straf mitigerende werking uitgaat: recidive zou veeleer als een strafverhogende omstandigheid hebben gegolden.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Voorlopige hechtenis
Het Gerecht ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding de gevangenneming van de verdachte te bevelen. De voorlopige hechtenis is door het Gerecht op 4 november 2021 om 10:00 uur geschorst. Gedurende deze schorsing is niet gebleken dat verdachte opnieuw contacten met justitie heeft gehad en van een geschokte rechtsorde is niet langer sprake.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 20.000,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de (minderjarige dochter van de) benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2021. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:78 en 1:133 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair ten laste gelegde verkrachting en de cumulatief ten laste gelegde ontucht heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaaltdat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarde
wordt gestelddat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Curaçao, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
wijstde vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden schade
toetot een bedrag van
NAf 10.000,- (zegge: tienduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 maart 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaartde benadeelde partij in de vordering voor het overige
niet-ontvankelijken bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legtaan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] de verplichting
optot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 10.000,- (zegge: tienduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2021 tot aan de dag van de voldoening;
bepaaltdat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. N.R.H. Marsera (zittingsgriffier), en op 16 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
Mr. N.R.H. Marsera is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Team Zedendelicten) d.d. 9 juli 2021, geregistreerd onder onderzoeksnaam “Alablanca”, doorgenummerde dossierpagina’s 1 – 103.
2.Proces-verbaal 1ste verhoor [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] (slachtoffer), d.d. 25 maart 2021, dossierpagina’s 16 t/m 19.
3.Proces-verbaal 1e verhoor getuige [getuige 1], d.d. 26 maart 2021, dossierpagina’s 31 t/m 34.
4.Proces-verbaal 1e verhoor getuige [getuige 2], d.d. 26 maart 2021, dossierpagina’s 35 t/m 38.
5.Proces-verbaal bevinding vertaling gedeelten van dagboek, d.d. 9 juli 2021, dossierpagina’s 52 t/m 54.
6.Proces-verbaal 1e verhoor verdachte [verdachte], d.d. 26 maart 2021, dossierpagina’s 80 t/m 83.
7.Verwezen wordt in dat kader tevens naar een in het dossier gevoegd artikel gepubliceerd in het tijdschrift Expertise en recht 2014-6, getiteld “Bewijskracht van onderzoek naar biologische sporen en DNA”, geschreven door dr. B. Kokshoorn, dr. L.H.J. Aarts, drs. ing. T.J.P. de Blaeij, dr. P.A. Maaskant-van Wijk en drs. B.J. Blankers, deskundigen op het gebied van forensisch onderzoek van humane biologische sporen en DNA en werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).