ECLI:NL:OGEAC:2022:241

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
CUR202201438
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarende algemene voorwaarde van bank met betrekking tot rente na overlijden rekeninghouder

In deze zaak heeft eiseres, een erfgename, een vordering ingesteld tegen PSB Bank N.V. met betrekking tot de betaling van rente over een spaartegoed na het overlijden van haar vader. Eiseres en haar broer zijn de enige erfgenamen van hun overleden ouders, die een spaarrekening bij PSB hadden. Na het overlijden van de vader heeft PSB een bedrag overgemaakt, maar weigerde de rente over de periode tussen het overlijden en de overboeking te betalen. Eiseres vorderde een bedrag van NAf 2.459,02, vermeerderd met gemachtigdensalaris. PSB voerde verweer en stelde dat het recht op rente vervalt bij het overlijden van de rekeninghouder, beroepend op een bepaling in de algemene voorwaarden. Het gerecht heeft geoordeeld dat deze bepaling onredelijk bezwarend is en dat PSB's beroep daarop niet kan standhouden. Het gerecht heeft de vordering van eiseres toegewezen, waarbij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. PSB is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202201438
Vonnis d.d. 22 augustus 2022
in de zaak van
[EISERES],
wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: […], voorzitter van Stichting Consumenten Belangen Curaçao,
tegen
PSB BANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.C. Meulen.

1.Verloop van de procedure

Eiseres heeft op 25 februari 2022 een verzoekschrift ingediend. PSB heeft daarop bij verweerschrift van 25 maart 2022 gereageerd. Op 13 juni 2022 is een comparitie van partijen gehouden. Namens partijen zijn pleitnota’s voorgedragen en overgelegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a. a) Eiseres en haar broer […] zijn tezamen de enige erfgenamen van hun op [datum] 2018 overleden moeder. Eiseres en haar broers […] en […] zijn de enige erfgenamen van hun op [datum] 2019 overleden vader.
b) Vader en moeder hadden een spaarrekening bij PSB.
c) Op 23 juli 2021 heeft PSB NAf 43.033 overgemaakt op een door eiseres aangewezen rekening bij een andere bank. Dit betrof het saldo op de spaarrekening berekend tot de sterfdatum van vader.
d) Eiseres heeft PSB verzocht ook de rente over het spaartegoed over de periode van vaders sterfdatum tot de datum van overboeking aan haar te betalen. PSB heeft geen gevolg gegeven aan dat verzoek.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Eiseres vordert om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, PSB te veroordelen aan eiseres een bedrag van NAf 2.459,02 te betalen, te vermeerderen met gemachtigdensalaris.
3.2.
PSB voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing.

4.De beoordeling

4.1.
Het door PSB gevoerde ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen. Eiseres heeft, mede met de ter zitting getoonde boedelvolmachten en e-mails, voldoende aangetoond dat zij niet slechts voor zichzelf procedeert, maar mede als lasthebber op eigen naam voor haar beide mede-erfgenamen.
4.2.
Eiseres maakt aanspraak op vergoeding door PSB van rente over het spaartegoed op haar vaders rekening vanaf diens sterfdatum tot de dag dat het spaartegoed door PSB aan de erfgenamen is overgemaakt. Partijen zijn het erover eens dat berekening van de rente over die periode op het door eiseres gevorderde bedrag van NAf 2.459,02 uitkomt.
4.3.
PSB betwist de aanspraak op rente. Volgens haar vervalt het recht op rente bij het overlijden van de rekeninghouder. PSB beroept zich hierbij op artikel 7.7 van de in 2017 door de ouders van eiseres getekende algemene voorwaarden.
4.4.
Artikel 7.7 van de algemene voorwaarden (‘product voorwaarden PSB bank sparen’) luidt:
‘In geval van overlijden van de Rekeninghouder, wordt rente tot de dag van overlijden uitgekeerd aan de erfgenamen.’
4.5.
In deze bepaling staat niet met zoveel woorden dat de verplichting van PSB om de overeengekomen rente te betalen vervalt na het overlijden van een rekeninghouder. Strikt genomen staat er niets bijzonders in deze bepaling. Dat verschuldigde rente niet meer aan een overledene kan worden betaald, is vanzelfsprekend. Dat betaling daarom moet worden gedaan aan diens erfgenamen is dat ook. Wat PSB met deze bedekte omschrijving kennelijk heeft beoogd – en zo heeft zij de bepaling in deze zaak ook in praktijk gebracht – is te impliceren dat PSB ná het overlijden van de rekeninghouder geen rente meer hoeft te vergoeden over het bij haar aangehouden spaartegoed.
4.6.
Het gerecht is met eiseres van oordeel dat deze algemene voorwaarde, indien uitgelegd zoals PSB dat doet, onredelijk bezwarend is en dat PSB’s beroep daarop de toets van redelijkheid en billijkheid niet kan doorstaan.
4.7.
Artikel 6:233 BW luidt:
Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar, indien:
a. het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (…)
4.8.
De contractuele relatie van de ouders van eiseres en PSB betreft een overeenkomst tussen consumenten en een bankinstelling. Het beding in de algemene voorwaarden is in 2017 (alsnog of nogmaals, daarover zijn partijen het niet eens) overeengekomen. De ouders van eiseres waren toen de zeventig al gepasseerd. Gesteld noch gebleken is dat toen (of eerder) uitdrukkelijk is besproken dat de verplichting van PSB om rente te vergoeden over het aangehouden spaartegoed zou vervallen bij de dood van de (laatste) rekeninghouder. Het ontvangen van rente is voor consumenten een van de voornaamste motieven om bij een bank een spaartegoed op te bouwen, voor zichzelf of voor nabestaanden. Een feit van algemene bekendheid is voorts dat het hier te lande veel tijd kan nemen voordat erfgenamen erin slagen een notariële verklaring van erfrecht te bemachtigen (in dit geval bijna drie jaar), welke verklaring veelal (ook in dit geval) door banken wordt verlangd om tegoeden aan de rechthebbenden uit te keren. Zolang het spaartegoed beschikbaar voor PSB blijft (hier dus bijna drie jaar), valt niet goed in te zien wat de ratio is van een algemene voorwaarde die zou meebrengen dat PSB ontslagen wordt van de daartegenover staande prestatie harerzijds tot betaling van rente. Dit geldt te meer indien, zoals PSB stelt en eiseres betwist, PSB pas in een laat stadium op de hoogte is gekomen van het overlijden van vader. Dat het verval van rente bij overlijden in relevante mate gecompenseerd wordt door andere bepalingen in de overeenkomst (of juist door het ontbreken daarvan), is door PSB onvoldoende onderbouwd en volgt niet uit de overgelegde voorwaarden en overige stukken.
4.9.
Voor consumentenovereenkomsten bevat artikel 6:237 Burgerlijk Wetboek (BW) voorbeelden van bedingen in algemene voorwaarden die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. Algemene voorwaarde 7.7 van PSB – het verval van een financiële aanspraak bij overlijden – is tot op zekere hoogte vergelijkbaar met de voorbeelden in artikel 6:237 BW onder b. en h.:
b. dat de inhoud van de verplichtingen van de gebruiker [PSB] wezenlijk beperkt ten opzichte van hetgeen de wederpartij, mede gelet op de wettelijke regels die op de overeenkomst betrekking hebben, zonder dat beding redelijkerwijs mocht verwachten;
(…)
h. dat als sanctie op bepaalde gedragingen van de wederpartij, nalaten daaronder begrepen, verval stelt van haar toekomende rechten (…), behoudens voor zover deze gedragingen het verval van die rechten of verweren rechtvaardigen;
4.10.
Het beding in algemene voorwaarde 7.7 is naar het oordeel van het gerecht op grond van het voorgaande onredelijk bezwarend als bedoeld in artikel 6:233 BW. Daarbij kan in het midden blijven of, zoals eiseres stelt en PSB betwist, PSB de enige bank van Curaçao is die het recht op rente laat vervallen bij het overlijden van een rekeninghouder.
4.11.
Eiseres heeft het beding in algemene voorwaarde 7.7 echter niet vernietigd en vordert in dit geding ook geen vernietiging. Aan het onredelijk bezwarend karakter van algemene voorwaarde 7.7 kan dan ook niet het rechtsgevolg worden verbonden dat dat beding geen deel uitmaakt van de overeenkomst tussen PSB en (de rechtsopvolgers van) de rekeninghouder.
4.12.
Aan de toewijsbaarheid van de vordering van eiseres staat dit laatste echter niet in de weg. De gronden voor het oordeel dat het beding in algemene voorwaarde 7.7 onredelijk bezwarend is, leiden eveneens tot het oordeel dat het beroep van PSB op die voorwaarde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW. Dit artikel luidt:
1. Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
2. Een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.13.
Op grond van het voorgaande zal de vordering van eiseres worden toegewezen. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd, onder meer over de communicatie over en weer, kan niet tot een andere beslissing leiden en behoeft geen bespreking.
4.14.
Uitgangspunt is dat veroordelingen in vonnissen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het door PSB gestelde restitutierisico, ook indien dat wordt aangenomen, is onvoldoende om in deze zaak van dat uitgangspunt af te wijken.
4.15.
PSB zal op de voet van artikel 60 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Rv worden veroordeeld in de proceskosten. Gemachtigdensalaris zal niet kunnen worden toegewezen, nu de gevolmachtigde van eiseres geen advocaat, deurwaarder of toegelaten zaakwaarnemer is. Het door eiseres betaalde griffierecht dient PSB wel te vergoeden.

5.Beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt PSB om aan eiseres NAf 2.459,02 te betalen;
5.2.
veroordeelt PSB in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres tot heden begroot op NAf 50 aan griffierecht;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in aanwezigheid van griffier op 22 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.