ECLI:NL:OGEAC:2022:239

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
CUR202102036
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de verwijdering van palmbomen en de bouw van een tuingebouw tussen buren

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eisers en gedaagden een geschil over de verwijdering van twee palmbomen en de bouw van een tuingebouw. Eisers, die eigenaar zijn van een perceel met woning, hebben gedaagden, die naast hen wonen, gesommeerd om de palmbomen te verwijderen vanwege overlast van vallende bladeren en schors. Gedaagden hebben echter geen gehoor gegeven aan deze sommatie en hebben een klem om de stam van de tweede palm laten aanbrengen om de overlast te verminderen. Eisers hebben in conventie gevorderd dat gedaagden de palmbomen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis verwijderen, terwijl gedaagden in reconventie vorderen dat eisers het tuingebouw afbreken, omdat dit in strijd zou zijn met de leveringsakte en het verkavelingsplan.

De procedure begon met een verzoekschrift van eisers op 26 juli 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagden op 8 november 2021. De zaak is op 10 mei 2022 besproken tijdens een comparitie van partijen. Het Gerecht heeft de feiten en de vorderingen van beide partijen beoordeeld. Eisers hebben hun vordering tot verwijdering van de palmbomen gebaseerd op artikel 5:42 BW, terwijl gedaagden zich beroepen op verjaring. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de eerste palm zich buiten de verboden zone bevindt, maar dat de tweede palm binnen deze zone staat. Gedaagden moeten bewijzen dat de tweede palm al meer dan twintig jaar geleden is geplant om hun verweer te onderbouwen.

In reconventie hebben gedaagden gesteld dat eisers onrechtmatig handelen door het tuingebouw te hebben gebouwd zonder de vereiste vergunning en in strijd met het verkavelingsplan. Het Gerecht heeft besloten dat eisers in de gelegenheid worden gesteld om aanvullende documenten over de bouwvergunning in te dienen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en uitlating van beide partijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202102036
Vonnis d.d. 22 augustus 2022
in de zaak van

1.[EISER SUB 1],

2. [EISERES SUB 2],
beiden wonend te Curaçao,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigden: mrs. M.H.M. Janssen en G.D. Maria,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

2. [GEDAAGDE SUB 2],
beiden wonend te Curaçao,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers.
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd.

1.Verloop van de procedure

[Eisers] hebben op 26 juli 2021 een verzoekschrift ingediend. Op 8 november 2021 hebben [gedaagden] een conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie genomen. Op 5 mei 2022 hebben [eisers] een conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging van producties ingediend. Namens [gedaagden] is een andere productie ingediend. Op 10 mei 2022 is de zaak besproken op een comparitie van partijen. Door [gedaagden] zijn op die zitting pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a. a) [Eisers] zijn in 2020 eigenaar geworden van het perceel met woning [adres 1], Toni Kunchi, Curaçao. [Gedaagden] zijn sinds 2008 eigenaar van het daarnaast gelegen perceel met woning [adres 2].
b) Op het perceel van [gedaagden], in de nabijheid van de erfgrens, staan twee grote koningspalmen, een aan de straatkant (hierna: de eerste palm) en een halverwege de percelen (hierna: de tweede palm).
c) [Eisers] hebben zich bij [gedaagden] beklaagd over vallende schors en bladeren, en hebben [gedaagden] ten slotte gesommeerd de palmbomen te verwijderen. [Gedaagden] hebben geen gevolg gegeven aan deze sommatie. Wel hebben zij door hun tuinman een klem rond de stam de tweede palm laten aanbrengen, die het vallen van blad moet voorkomen.
d) [Eisers] hebben in hun tuin kunstgras laten aanleggen en hebben in de buurt van de tweede palm kinderspeeltoestellen neergezet.
e) [Eisers] hebben in de nabijheid van de erfgrens een bouwwerk opgericht, bestaande uit een open, overdekte bar (hierna: het tuingebouw).

3.De vorderingen

3.1. [
Eisers] vorderen in conventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] te veroordelen de twee palmbomen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom.
3.2. [
Gedaagden] vorderen in reconventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[eisers] te veroordelen het tuingebouw binnen 14 dagen na betekening van het vonnis af te breken en afgebroken te houden, op straffe van een dwangsom.
3.3.
Partijen voeren verweer tegen elkaars vorderingen en vorderen elkaars veroordeling in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1. [
Eisers] baseren hun vordering tot verwijdering van de palmbomen op artikel 5:42 BW. Dat artikel bepaalt onder meer dat het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van eens anders erf bomen te hebben, gerekend vanaf het midden van de voet van de boom, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of indien ingevolge gewoonte een kleinere afstand is toegelaten.
4.2.
Gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval (in de omgeving van de huizen van partijen) sprake is van gewoonte als hiervoor bedoeld. Voorts kan naar het oordeel van het gerecht uit de whatsapp-correspondentie die tussen partijen is gevoerd in redelijkheid niet worden geconcludeerd dat [eisers] toestemming hebben gegeven voor het handhaven van de bomen, althans niet zodanig dat het aan hen niet meer vrij zou staan zich op artikel 5: 42 BW te beroepen en verwijdering van de bomen te verlangen. Dat [eisers] niet onmiddellijk verwijdering hebben geëist maar eerst hebben aangestuurd op andere maatregelen om de door hen ervaren overlast te voorkomen, doet daar niet aan af.
4.3.
Uitgangspunt is dan ook dat de palmbomen, voor zover die zich bevinden binnen de verboden zone, daar in beginsel niet mogen zijn.
4.4.
In hun verzoekschrift hebben [eisers] gesteld dat beide bomen zich in de verboden zone bevinden. Door [gedaagden] is echter bij conclusie van antwoord uiteengezet dat de erfgrens niet samenvalt met de scheidingsmuur en dat eerste palm (aan de straatkant) op 2.17 meter van de erfgrens staat. Door [eisers] is dit niet betwist. Ten aanzien van de eerste palm vormt het bepaalde in artikel 5:42 BW dan ook geen grondslag voor toewijzing van het gevorderde.
4.5.
Ten aanzien van de tweede palm staat tussen partijen vast dat deze zich binnen de twee meter-grens bevindt.
4.6.
Ten aanzien van (ook) de tweede palm hebben [gedaagden] een beroep gedaan op verjaring. Zij stellen dat de vordering tot verwijdering op grond van artikel 3:306 BW in verbinding met artikel 3:314 BW is verjaard, nu meer dan twintig jaren zijn verstreken sinds de tweede palm werd geplant. Deze boom is volgens [gedaagden] geplant door de vorige eigenaren in het midden van de jaren ’90. [gedaagden] verwijzen daarvoor naar een e-mail van de vorige eigenaren van 11 februari 2022 (productie 13) met die strekking, alsmede naar een taxatierapport uit 2008 waarin vermeld staat dat in de tuin van de in dat jaar door [gedaagden] gekochte woning ‘enkele volwassen bomen’ staan en waarin foto’s zijn opgenomen (naar het gerecht begrijpt foto’s 1 en/of 15), waarop volgens [gedaagden] de palmen zichtbaar zijn. [eisers] hebben gemotiveerd betwist dat de tweede palm er langer dan twintig jaar staat. Zij verwijzen hiervoor naar luchtfoto’s van Google Earth uit 2003, 2005, 2006 2007, 2009 en 2015 (productie 12), alsmede naar foto’s van de bouw van het huis van [eisers] (productie 13), waaruit dit volgens hen blijkt. Ook verwijzen zij naar een verklaring van de vorige eigenares van hun huis van 10 november 2021 (productie 11), waarin deze verklaart dat zij het huis rond 2001 heeft gebouwd, dat de palmbomen er toen nog niet waren en dat die bomen pas enkele jaren voor 2008 door de buren zijn geplant. Partijen nemen op het punt van de (aanvang van de) verjaring dus andersluidende standpunten in. De onderbouwing van de standpunten geeft - wellicht mede door de vaagheid van de overgelegde foto’s - vooralsnog geen uitsluitsel over de vraag of de bomen (in het bijzonder de tweede palm) medio jaren ’90 zijn geplant (zoals [gedaagden] stellen) of ongeveer tien jaar later (zoals [eisers] stellen). Nu [gedaagden] zich op de rechtsgevolgen van de gestelde verjaring beroepen, rust op hen de bewijslast. Zij zullen tot bewijs van hun stellingen worden toegelaten. Indien [gedaagden] bewijs wensen te leveren door het horen van getuigen, zullen zij de namen van de getuigen in de door hen te nemen akte moeten opnemen. Voor dat geval dienen partijen hun verhinderdata op te geven met het oog op het plannen van het getuigenverhoor.
4.7.
In het geval [gedaagden] afzien van bewijslevering of daarin niet slagen, zal de vordering tot verwijdering van de tweede palmboom worden toegewezen. Het (subsidiaire) standpunt van [gedaagden] dat de vordering tot verwijdering misbruik van recht oplevert kan niet worden gevolgd. [eisers] hebben uiteengezet waarom zij de boom verwijderd wensen te zien. Zij hebben hun tuin onder de boom voorzien van kunstgras en kinderspeeltoestellen en willen gevrijwaard blijven van vallende bladeren etc., ook vanwege het daarmee gepaard gaande gevaar voor mens en goed. Zij wijzen er in dit verband op dat de palmbladen groot en zwaar zijn en dat een vallend palmblad eerder hun dakgoot heeft beschadigd (welke schade door [gedaagden] is vergoed). Gelet hierop kan niet geoordeeld worden dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eisers] met een beroep op artikel 5:42 BW verwijdering van de tweede palm verlangen. Misbruik van bevoegdheid is gelet hierop niet aan de orde.
4.8.
Als [gedaagden] slagen in het bewijs, zal de vordering van [eisers] tot verwijdering van de bomen worden afgewezen. Daarbij betrekt het gerecht mede de omstandigheid dat het voor [eisers] bij de koop van hun perceel duidelijk had moeten zijn dat de palmbomen nabij de erfgrens nu en dan een blad zouden verliezen, alsmede de omstandigheid dat [gedaagden] met het aanbrengen van de klem en de regelmatige komst van hun tuinman in redelijke mate tegemoet zijn gekomen aan de klachten van [eisers]. Van onrechtmatig handelen van [gedaagden] dat grond zou kunnen vormen voor de gevorderde verwijdering, is naar het oordeel van het gerecht dan ook geen sprake.
in reconventie
4.9. [
Gedaagden] leggen aan hun reconventionele vordering in de eerste plaats ten grondslag dat [eisers] met de bouw van het tuingebouw in strijd hebben gehandeld met de bijzondere verplichting neergelegd in artikel 6 onder 2 van de leveringsakte van [eisers] Daarin staat dat de door [eisers] gekochte kavel voor geen ander doel bestemd is dan voor het daarop optrekken en hebben van een woonhuis bestaande uit één woonlaag. Zonder nadere toelichting ziet het gerecht in die bepaling echter geen beletsel voor de bouw van een carport of een vergelijkbaar ander (éénlaags) bouwwerk, zoals het tuingebouw van [eisers] Dit nog daargelaten de omstandigheid dat ook op de kavel van [gedaagden] een bijgebouw staat.
4.10.
Voorts stellen [gedaagden] dat [eisers] met de bouw en het handhaven van het tuingebouw onrechtmatig jegens hen handelen, omdat de op grond van artikel 3 van het verkavelingsplan Toni Koentje vereiste zijrooilijnen van minimaal drie meter niet in acht zijn genomen. [Eisers] hebben het tuingebouw bovendien zonder de daarvoor vereiste bouwvergunning opgetrokken. Hadden zij een vergunning aangevraagd, dan zou hun aanvraag aan het verkavelingsplan zijn getoetst, hetgeen ertoe zou hebben geleid dat niet voorbij de zijrooilijn mocht worden gebouwd. [gedaagden] stellen met verwijzing naar foto’s dat het tuingebouw op ongeveer 1,5 meter van de erfgrens staat en vanaf hun kavel zichtbaar is. Zij stellen dat een te hoge bouwdichtheid de waarde van hun woning vermindert en dat met het tuingebouw hinder wordt veroorzaakt als dit wordt gebruikt bij barbecues en feestjes.
4.11.
Enkele dagen voorafgaand aan de comparitie hebben [eisers] een bouwvergunning overgelegd. Zoals [gedaagden] terecht opmerken, valt daaruit niet op te maken of vergunning is verleend voor het tuingebouw op de huidige locatie. De situatieschets en tekening(en) waarnaar in de vergunning wordt verwezen, zijn niet overgelegd. Uit de vergunning blijkt niet in hoeverre de aanvraag mede is getoetst aan het verkavelingsplan. Het gerecht ziet hierin aanleiding [eisers] in de gelegenheid te stellen de situatieschets en tekening(en) alsnog in het geding te brengen. Partijen zullen zich in de door hen te nemen aktes voorts kunnen uitlaten over de vraag in hoeverre de bepalingen in het verkavelingsplan - voor zover het niet betreft als derdenbeding aan te merken welstandsbepalingen of bijzondere verplichtingen die zijn opgenomen in de leveringsakte - contractuele verbintenissen tussen partijen kunnen scheppen.
in conventie en in reconventie
4.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.Beslissing

Het Gerecht:
in conventie
5.1.
laat [gedaagden] toe door alle middelen rechtens hun stelling te bewijzen dat de tweede palm halverwege de jaren ’90, althans meer dan twintig jaar voordat door [eisers] verwijdering is gevorderd, is geplant;
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van maandag 19 september 2022 voor akte uitlating bewijslevering zijdens [gedaagden] en akte opgave verhinderdata zijdens beide partijen;
in reconventie
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 19 september 2022 voor akte zijdens beide partijen houdende uitlating als bedoeld onder 4.11;
voorts in conventie en voorts in reconventie
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en is op 22 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.