ECLI:NL:OGEAC:2022:235

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
500.00268/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweren inzake PGP Safe en veroordeling tot gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelneming aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De zaak is voortgekomen uit het onderzoek Themis, waarbij de verdachte betrokken was bij een organisatie die zich bezighield met de handel in verdovende middelen en het witwassen van de opbrengsten daarvan. De verdachte heeft zich verweerd tegen de verkrijging en het gebruik van data van PGP Safe, die in bulk waren verzameld in Costa Rica. De verdediging stelde dat deze gegevens onrechtmatig waren verkregen en dat dit in strijd was met het recht op privacy en een eerlijk proces, zoals vastgelegd in het EVRM. De officier van justitie betoogde echter dat er geen sprake was van enige vormverzuim en dat de gegevens rechtmatig waren verkregen. Het gerecht oordeelde dat de verdediging niet kon aantonen dat de verkrijging van de gegevens in strijd was met de Curaçaose wetgeving. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, waarbij het gerecht oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol vervulde binnen de criminele organisatie en dat zijn handelen een ernstige bedreiging vormde voor de openbare orde. De verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen goederen, waaronder een auto en diamanten, werd eveneens uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00268/20

Uitspraak: 11 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van dit gerecht in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteland],
adres: [adres] in [land],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting SDKK.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2021, 25 juni 2021, 22 oktober 2021, 26 januari 2022, 15 maart 2022, 9 mei 2022, 10 mei 2022, 11 mei 2022, 12 mei 2022, 13 mei 2022 en 29 juli 2022.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie Ahbata en Hato-Willems (hierna: de officier van justitie) en van hetgeen door de verdachte en de raadsman mr. M.F. Murray en de raadsvrouwen mr. M.C. Vaders en mr. S. Terpstra naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting van 26 januari 2022 op vordering van de officier van justitie toegestane nadere omschrijving tenlastelegging en de op de terechtzitting van 9 mei 2022 op vordering van de officier van justitie toegestane vordering wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding, vordering nadere omschrijving en vordering wijziging tenlastelegging is als bijlage I een kopie aan dit vonnis gehecht. De daarin vermelde tenlastelegging geldt als hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, leest het gerecht deze voor de leesbaarheid in de bewezenverklaring cursief verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De verdenking komt er - kort en zakelijk weergegeven – vervolgens op neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1
deelneming aan een criminele organisatie in Curaçao in de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 november 2020;
Feit 2
gewoontewitwassen in Curaçao in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 november 2020 in Curaçao.
Verweren met betrekking tot PGP Safe
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het door mr. Sulvaran in de zaak tegen
[naam 1] gevoerde verweer inzake de verkrijging en het gebruik van de PGP Safe gesprekken. Dit verweer houdt – kort gezegd – het volgende in. Het bewijs tegen de verdachte berust grotendeels op een selectie van in Costa Rica in bulk verzamelde gesprekken. De niet proportionele wijze waarop deze persoonlijke gegevens zijn verzameld en gebruikt, ontbeert een wettelijke grondslag en is in strijd met het recht van de Europese Unie, alsook met het in de artikelen 8 en 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op privacy en het recht op een eerlijk proces. Ook heeft het openbaar ministerie de Costa Ricaanse autoriteiten misleid door het verschaffen van onjuiste informatie.
De verkregen data zijn onvolledig en onbetrouwbaar en er is geen mogelijkheid om de betrouwbaarheid van de door de opsporingsambtenaren ingezette technische en tactische methoden op effectieve en onafhankelijke wijze te toetsen, waardoor sprake is van strijd met het beginsel van equality of arms. Bovendien zijn bij het vergaren en onderzoeken van de data op grote schaal de rechten van professionele geheimhouders geschonden.
Dit alles moet primair leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, subsidiair tot uitsluiting van het onrechtmatig verkregen belastend materiaal en als gevolg daarvan tot vrijspraak van de verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van de in Costa Rica verkregen PGP data geen beroep op art. 8 EVRM toekomt, nu hij ontkent de gebruiker te zijn geweest van het aan hem toegeschreven PGP Safe account. Voorts heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het internationale vertrouwensbeginsel zich verzet tegen een toetsing van de rechtmatigheid van de inbeslagname van de PGP data in Costa Rica.
Inhoudelijk heeft de officier van justitie gesteld dat er geen sprake is van enig vormverzuim met betrekking tot de verwerving en het gebruik van de PGP Safe berichten, zodat niet-ontvankelijkheid, bewijsuitsluiting of enige andere sanctie niet op hun plaats zijn.
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Feitelijke gang van zaken
In mei 2017 heeft, in het kader van een rechtshulpverzoek in de zaak 26Sassenheim van Nederland aan Costa Rica, gebaseerd op het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (hierna: het Verdrag), na machtiging door de rechter te Costa Rica, bij het aldaar gevestigde bedrijf PGP Safe een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij bestanden die zich op de server van het bedrijf bevonden, zijn gekopieerd. Hierbij is een grote hoeveelheid PGP berichten in beslag genomen en naar Nederland overgebracht. De doorzoeking en de inbeslagname heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Costa Ricaanse rechter.
De officier van justitie te Curaçao heeft op 3 mei 2019 en 21 september 2020 door middel van twee interregionale rechtshulpverzoeken aan zijn ambtgenoot in Nederland verzocht om data afkomstig van de server van PGP Safe, zoals die door de Costa Ricaanse aan de Nederlandse autoriteiten waren overgedragen. Het verzoek betrof een aantal specifieke PGP accounts en zoektermen. Deze data zijn vervolgens door de Nederlandse officier van justitie aan de Curaçaose officier van justitie verstrekt.
Beoordeling
Zoals gezegd zijn de PGP data in het onderzoek Themis verkregen op basis van twee zogeheten interregionale rechtshulpverzoeken van de officier van justitie in Curaçao aan de officier van justitie in Nederland. In het geval van interregionale rechtshulp is het aan het land waar de berechting plaatsvindt om zelfstandig, naar eigen recht, de rechtmatigheid en de toelaatbaarheid van in een ander Rijksdeel verkregen bewijsmateriaal te beoordelen. Dit betekent dat in de onderhavige zaak beslissend is of de verwerving en het gebruik van de gegevens afkomstig van PGP Safe naar Curaçaos recht rechtmatig kan worden geacht.
Het rechtshulpverzoek van Nederland aan Costa Rica is gebaseerd op eerdergenoemd Verdrag, waarbij zowel het Koninkrijk der Nederlanden als Costa Rica partij zijn. Hieruit mag worden afgeleid dat beide landen de bereidheid hebben om samen te werken en de hoofdonderdelen van het strafproces die bij de betreffende vorm van rechtshulp bij de andere staat zijn ondergebracht aan die staat te laten en op de juiste uitvoering van die hoofdonderdelen te vertrouwen. In een dergelijk geval is volgens vaste jurisprudentie de taak van de strafrechter, ten aanzien van onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten, ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Het behoort niet tot de taak van de strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek in het buitenland is uitgevoerd, strookt met de in het desbetreffende land geldende rechtsregels. Uitdrukkelijk staat dus niet ter beoordeling van de strafrechter of in het desbetreffende buitenland al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de door de verrichte onderzoekshandelingen eventueel gemaakte inbreuk op het recht van de verdachte op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het EVRM, en of die inbreuk geacht kan worden noodzakelijk te zijn als bedoeld in het tweede lid van die bepaling.
Ter beoordeling is dus slechts of de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Het gerecht zal daarom nagaan of al dan niet sprake is van ernstige en onherroepelijke normschendingen die de conclusie kunnen dragen dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM.
Anders dan de officier van justitie is het gerecht van oordeel dat het beroep op normschendingen de verdachte wel toekomt, ook al stelt deze zich primair op het standpunt dat hij geen gebruik heeft gemaakt van enig PGP account.
Mr. Sulvaran heeft hierover meer in het bijzonder betoogd dat de verkrijging van de data in Costa Rica, de verwerking en het gebruik daarvan in strijd is met het recht van de Europese Unie, in bijzonder met het bepaalde in het EU Handvest en Richtlijnen ter zake de bescherming van persoonsgegevens, alsmede de rechtspraak daarover van het Europese Hof van Justitie.
Het gerecht overweegt hierover dat Curaçao geen deel uitmaakt van de Europese Unie en dat de regelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie waarop de verdediging zich beroept hier te lande geen gelding hebben. Eventuele strijdigheid van het gebruik van persoonsgegevens met het Unierecht levert dan ook geen normschending op naar Curaçaos recht.
Wel moet worden beoordeeld of sprake is van schending van het - in (het hier te lande wel geldende) artikel 8 EVRM neergelegde - recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarbij vooropgesteld moet worden dat een schending van dit recht niet zonder meer een inbreuk oplevert op het in artikel 6 EVRM vervatte recht op een eerlijk proces.
Het gerecht stelt vast dat het openbaar ministerie in Nederland uiteindelijk zonder enige beperking kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van honderdduizenden berichten van PGP Safe. De vraag is of deze vergaring van data in het kader van het onderzoek tegen PGP Safe gerechtvaardigd was. Het betreft immers een vergaande inbreuk op het recht op vertrouwelijke communicatie van zeer veel gebruikers. Het gerecht is echter van oordeel dat de verdenking binnen onderzoek 26Sassenheim, zoals verwoord in het rechtshulpverzoek aan Costa Rica, een voldoende ruime grondslag bood om – zowel via de identificatie van de gebruikers als via (de daarvoor benodigde kennisname van) de inhoud van de berichten, te achterhalen of de PGP telefoons van PGP Safe voor criminele doeleinden werden ingezet. In dat kader was het kennisnemen van zoveel mogelijk berichten noodzakelijk. Het gerecht kan dan ook niet concluderen dat daardoor is gehandeld in strijd met het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
Het gerecht stelt wel vast dat voor de verkrijging van de gegevens naar Curaçaos recht geen wettelijke basis bestond (vergelijkbaar met artikel 125la Sv (NL): doorzoeking ter vastlegging van gegevens bij een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst), terwijl een dergelijke grootscheepse inbreuk op de rechten van gebruikers van een openbare telecommunicatiedienst ook niet kan worden gebaseerd op de algemene inbeslagnemingsbevoegdheid van de officier van justitie. Als het rechtshulpverzoek (onder meer) strekkende tot het doen van huiszoeking in Costa Rica, zou zijn uitgegaan van Curaçao, had dit moeten uitgaan van de rechter-commissaris.
Het ontbreken van voorafgaande schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris is naar Curaçaos recht aan te merken als een onherstelbare normschending. De vraag of daaraan een rechtsgevolg moet worden verbonden hangt af van het belang dat het geschonden voorschrift beoogt te dienen, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt, en berust op een afweging van enerzijds de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen, anderzijds de belangen die verband houden met de handhaving van grondrechten en het normconform handelen in het voorbereidend onderzoek.
Het gerecht is van oordeel dat het gebruik van verdachtes persoonlijke berichten en overige op de verdachte betrekking hebbende gegevens afkomstig van PGP Safe in de onderhavige strafzaak, zonder dat aan de verkrijging daarvan een machtiging van de rechter-commissaris was voorafgegaan, schending oplevert van verdachtes recht op eerbiediging van zijn privacy zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
De hierdoor veroorzaakte inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer is echter uiteindelijk beperkt gebleven tot kennisname van communicatie die voornamelijk betrekking heeft op strafbare gedragingen, zonder dat daarbij een min of meer compleet beeld van het persoonlijk leven van de verdachte is verkregen. De in de onderhavige zaak voorliggende gegevens zijn immers beperkt tot versleutelde berichten die steeds ofwel afkomstig waren van, ofwel bestemd voor de verdachte, veelal gericht waren aan, of afkomstig van, andere verdachten in hetzelfde feitencomplex en in overwegende mate betrekking hadden op de aan de verdachte verweten strafbare feiten. Niet aannemelijk is geworden dat er ook andere manieren zouden zijn geweest om zicht te krijgen op verdachtes betrokkenheid bij die feiten. Gelet hierop levert het gebruik van de data in het onderhavige onderzoek in de onderhavige zaak tegen de verdachte, ook bezien vanuit de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, niet meer dan een beperkte schending op van artikel 8 EVRM.
Het nadeel voor de verdachte is met name gelegen in het feit dat door de kennisname van de aan hem toegeschreven berichten belastend materiaal bekend is geworden ten aanzien van zijn betrokkenheid bij strafbare feiten, doch volgens vaste jurisprudentie moet dit nadeel bij de bepaling van de gevolgen van een eventuele normschending buiten beschouwing blijven. Ander concreet nadeel voor de verdachte is niet aannemelijk geworden.
Mede gelet op hetgeen hierna over de andere onderdelen van het verweer zal worden overwogen, is deze schending onvoldoende om te kunnen concluderen dat geen sprake is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Mr. Sulvaran heeft voorts betoogd dat de inbreuk die is gemaakt op de privacy-rechten van
allegebruikers van PGP Safe, gevolgen zou moeten hebben voor de vervolgbaarheid van de verdachte en de bruikbaarheid van de bij het onderzoek aangetroffen gegevens betreffende de verdachte.
Het gerecht overweegt hierover dat wanneer het niet de verdachte is, die door de gestelde niet-naleving van een voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, geen rechtsgevolg hoeft te worden verbonden aan het verzuim. Het gerecht vermag niet in te zien dat de gestelde schending van de privacy-rechten van derden invloed heeft gehad op het opsporingsonderzoek tegen en de vervolging van de verdachte, zodat niet tot de
conclusie kan worden gekomen dat sprake is geweest van enige normschending in het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte.
Anders dan mr. Sulvaran leest het gerecht in de door haar aangehaalde rechtspraak niet dat de zogeheten Schutznorm-leer door de Hoge Raad zou zijn verlaten.
Misleiding
Standpunt verdediging
Mr Sulvaran heeft voorts gesteld dat het openbaar ministerie heeft getracht de Costa Ricaanse autoriteiten te misleiden, door in het rechtshulpverzoek terrorisme-verdenkingen te vermelden, terwijl daarvan geen sprake was. Ook heeft de officier van justitie de Costa Ricaanse autoriteiten misleid door te impliceren dat hij op grond van artikel 1251 Sv (NL) beschikte over een zelfstandige bevoegdheid om het rechtshulpverzoek te doen, terwijl in werkelijkheid gebruik had moeten worden gemaakt van artikel 125la Sv (NL). Op die manier is een toets door de rechter-commissaris en de toepasselijkheid van de beperkende voorwaarden van artikel 125la Sv (NL) op het rechtshulpverzoek ontlopen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de PGP data op juiste wijze zijn verkregen van Costa Rica.
Beoordeling
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Het rechtshulpverzoek van de Nederlandse officier van justitie aan Costa Rica van 4 april 2017 vermeldt als verdenking tegen de verdachten in de zaak 26Sassenheim: witwassen, deelneming aan een criminele organisatie en begunstiging. Het gerecht leest in het rechtshulpverzoek weliswaar dat volgens de officier van justitie in het centrale bedrijfsprocessen systeem van de politie te zien is dat PGP Safe toestellen voorkomen in onderzoeken met betrekking tot onder meer terrorisme, maar niet dat in de zaak waarin het rechtshulpverzoek werd gedaan, sprake zou zijn van een verdenking van terrorisme. Het verweer faalt daarom bij gebrek aan feitelijke grondslag.
Het enkele feit dat de Nederlandse officier van justitie meende over een zelfstandige bevoegdheid te beschikking om het rechtshulpverzoek te doen – al dan niet omdat hij ervan uitging dat PGP Safe niet kwalificeerde als een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst zoals bedoeld in artikel 125la Sv (NL) – is onvoldoende om aan te nemen dat de Costa Ricaanse autoriteiten door de Nederlandse officier van justitie zouden zijn misleid. Dit valt ook niet af te leiden uit de omstandigheid dat de doorzoeking door de Costa Ricaanse autoriteiten voortijdig zou zijn beëindigd, nu de verzamelde data door de Costa Ricaanse autoriteiten aan Nederland ter beschikking zijn gesteld. Op dit punt is dus geen sprake van een normschending.
Geheimhouders
Standpunt verdediging
Mr Sulvaran heeft aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat na ontvangst van de data op Curaçao niet op zorgvuldige wijze is omgegaan met zich daartussen bevindende zogeheten geheimhoudersinformatie. Er is volgens de verdediging door middel van in de interregionale rechtshulpverzoeken door de Curaçaose officier van justitie opgegeven zoektermen als: “[naam 2]” en “[naam 3]” zelfs bewust gezocht naar dergelijke informatie.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat in onderhavig onderzoek wel zorgvuldig is omgegaan met de omstandigheid dat zich onder de PGP berichten en in het overige beslag wellicht stukken zouden bevinden waarvoor een professioneel verschoningsrecht gold. Daartoe is een geheimhouders functionaris aangesteld bij de politie, die geen deel uitmaakte van het onderzoeksteam, alsmede een geheimhouders officier van justitie, die geen zaaksofficier was, en die eventuele geheimhoudersstukken aan de rechter-commissaris heeft voorgelegd. Ten aanzien van de PGP data geldt volgens de officier van justitie dat er geen enkel geheimhoudersstuk is aangetroffen. Op de door de verdediging bedoelde berichten, waarin anderen spreken over advocaten, is naar de mening van de officier van justitie het verschoningsrecht niet van toepassing, zodat deze berichten niet als geheimhoudersstukken zijn aan te merken.
Beoordeling
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Als geheimhoudersinformatie moet worden aangemerkt communicatie afkomstig van, of gericht aan een persoon omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hem is toevertrouwd als degene die uit hoofde van zijn stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht is.
De PGP gesprekken waarop de verdediging zich beroept, voldoen daaraan niet, nu het steeds anderen betreft, die in hun onderlinge communicatie spreken over advocaten, zonder dat deze advocaten zelf in de communicatie betrokken zijn. Het betreft dus geen informatie die aan de advocaat in zijn hoedanigheid is toevertrouwd. Anders dan de verdediging is het gerecht daarom van oordeel dat opname van deze berichten in het dossier geen strijd oplevert met het verschoningsrecht van de advocaat.
De officier van justitie heeft voorts voldoende duidelijk uiteengezet op welke wijze meer in het algemeen bij de beoordeling van het in beslag genomen materiaal is omgegaan met de belangen van eventuele geheimhouders. Het gerecht leidt daaruit af dat de schifting van gegevens op zodanige wijze heeft plaatsgevonden dat voldoende is gewaarborgd dat het verschoningsrecht niet door het strafrechtelijk onderzoek is geschonden.
Betrouwbaarheid gegevens en equality of arms
Standpunt verdediging
De verdediging stelt vraagtekens bij de betrouwbaarheid van het tegen de verdachte verkregen bewijsmateriaal. Er is sprake van onverklaarbare onregelmatigheden in de PGP berichten, die voor een juiste interpretatie en voor de beoordeling van de redengevendheid van bepaalde data funest kunnen zijn. Zo ontbreken bij verschillende berichten de datum, de afzender of de ontvanger. Ook worden soms onverklaarbare tekens/symbolen weergegeven en worden kennelijk bepaalde letters/tekens als “underscore” weergegeven. Voorts wordt er ten onrechte blind op vertrouwd dat het programma Hansken, waarmee de in deze zaak beschikbare data uit de totale hoeveelheid in Costa Rica in beslag genomen data zijn gefilterd, de informatie uit het bronmateriaal juist weergeeft. Metadata, waarmee de juistheid en de betrouwbaarheid van de door Hansken gegenereerde data gecontroleerd zouden kunnen worden, ontbreken vaak. Het is mogelijk dat informatie wordt gemist en ook manipulatie van data is mogelijk. Voorts levert het feit dat niet alle gegevens op de PGP servers in Costa Rica zijn gekopieerd problemen op bij de bepaling in welke context bepaalde gesprekken hebben plaatsgevonden.
Mr. Sulvaran heeft in het verlengde daarvan betoogd dat het openbaar ministerie het beginsel van equality of arms heeft geschonden doordat de verdediging niet de beschikking heeft gekregen over de software van het programma Hansken, alsmede over “alle brondata/primaire data”, dan wel de reeds verstrekte berichten die aan de verdachten en de medeverdachten kunnen worden toegeschreven, om op eigen kantoor, eventueel met eigen deskundigen en alternatieve software de werking van Hansken en de daarmee gegenereerde resultaten te kunnen onderzoeken en beoordelen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, verwijzend naar uitspraken in andere zaken, op het standpunt gesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de uit Costa Rica verkregen data. Er is ook geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de data zouden zijn gemanipuleerd. De verdediging heeft daaromtrent ook niets concreets gesteld. Voor zover het belastend bewijsmateriaal betreft moet de verdediging uiteraard in de gelegenheid worden gesteld om dit bewijs te controleren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdediging geen belang heeft bij het verstrekken van alle uit Costa Rica afkomstige PGP gesprekken. Het openbaar ministerie beschikt zelf ook alleen over de data die met behulp van de door de officier van justitie in de interregionale rechtshulpverzoeken aan zijn ambtgenoot in Nederland opgegeven zoektermen uit de totale hoeveelheid uit Costa Rica afkomstig bronmateriaal zijn gefilterd. De officier van justitie is van oordeel dat volstaan kan worden met de reeds aan de verdediging geboden mogelijkheid om de zich op Curaçao bevindende, voor de verdachte relevante PGP gesprekken te controleren.
Beoordeling
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Het gerecht stelt voorop dat uit het beginsel van “equality of arms” niet voortvloeit dat de verdachte aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die als resultaat van opsporing is verkregen, dan wel als aanleiding voor de opsporing heeft gediend. Het recht van de verdachte om in de gelegenheid te worden gesteld om methoden en resultaten van onderzoek te betwisten, valt niet samen met een ongeclausuleerd recht om alles te controleren.
De verdediging heeft betoogd dat het programma Hansken een black box is, waarop niet kan worden vertrouwd en dat onduidelijk is of Hansken het bronmateriaal wel juist en volledig weergeeft.
Voor zover de verdediging zich hierbij beroept op een tweetal rapporten van [naam 4] van 15 januari en 4 maart 2018, faalt dat beroep, nu die rapporten een specifieke dataset betreffen uit Ennetcom- (en dus niet: PGP Safe-) berichten in een geheel andere strafzaak.
De verdediging heeft voorts niet aangegeven welk concreet onderdeel van het verkregen bewijsmateriaal zij betwist en waarom. Dat de data onvolledig zijn, zoals ook door de officier van justitie wordt erkend, kan worden verklaard uit het feit dat de doorzoeking in Costa Rica voortijdig door de Costa Ricaanse autoriteiten is beëindigd. Dat hierdoor een onjuiste interpretatie wordt gemaakt van enig specifiek PGP bericht heeft de verdediging niet gesteld. Dit laatste geldt ook voor de door de verdediging gesignaleerde weergave van de underscores en het voorkomen van tekens/symbolen die door de verdediging niet worden begrepen.
De meer algemene stelling dat de werking van Hansken niet door de verdediging kan worden gecontroleerd en dat fouten in de weergave van de PGP data kunnen leiden tot verkeerde interpretaties van de inhoud daarvan is onvoldoende. Hierbij komt dat de inhoud van de verschillende PGP gesprekken op belangrijke onderdelen aansluit bij en dus bevestiging vindt in niet alleen andere PGP gesprekken, maar ook in de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Onder het recht op een eerlijk proces wordt ook begrepen het recht op gelijke proceskansen. De verdachte moet zijn verdediging kunnen organiseren om zo in staat te zijn alle relevante verweren aan de rechter voor te leggen en op die manier de uitkomst van het strafproces te beïnvloeden.
Anders dan de verdediging leidt het gerecht uit de Europese jurisprudentie niet af dat de verdediging de beschikking dient te krijgen over, of inzage dient te krijgen in, de volledige, zich in Nederland bevindende, PGP Safe dataset. Als de opsporingsinstantie, zoals in dit geval, waarin de officier van justitie evenals de verdediging alleen beschikt over de data die met behulp van de door hem aan zijn ambtgenoot in Nederland opgegeven zoektermen uit de totale hoeveelheid bronmateriaal uit Costa Rica zijn gefilterd, ook zelf niet op de hoogte is van de inhoud van de totale dataset en de verdediging niet duidelijk aangeeft welke specifieke kwestie in die data moet worden onderzocht en daartoe de redenen aandraagt, of specifieke zoekopdrachten voorstelt, is er geen sprake van ongelijke proceskansen of het achterhouden van bewijs.
Voor zover het bewijsmateriaal betreft moet de verdediging in staat worden gesteld om dit bewijs te controleren. In het onderhavige geval is de raadsman in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de PGP gesprekken die enige relevantie hebben voor de aan de verdachte ten laste gelegde feiten (in het proces-verbaal van de zitting van 26 januari 2022 aangeduid als: in ieder geval de gesprekken waaraan de verdachte zelf zou hebben deelgenomen, alsook de gesprekken, van, aan en over hem en de aan hem verweten gedragingen) met de mogelijkheid om daarna desgewenst kopieën van die gesprekken verstrekt te krijgen.
De verdediging beschikt ook over de USB-stick met de relevante gesprekken en kan deze – ook zonder Hansken – controleren. Het gerecht concludeert dat geen sprake is van strijd met het beginsel van equality of arms.
Gevolgen
Zoals hierboven is overwogen levert het gebruik van verdachtes persoonlijke berichten en overige op de verdachte betrekking hebbende gegevens afkomstig van PGP Safe in de onderhavige strafzaak, zonder dat aan de verkrijging daarvan een machtiging van de rechter-commissaris was voorafgegaan, schending op van verdachtes recht op eerbiediging van zijn privacy zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
De verdediging heeft primair verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, subsidiair het onrechtmatig verkregen belastend materiaal uit te sluiten van het bewijs, hetgeen bij gebreke van voldoende overig wettig bewijs tot vrijspraak dient te leiden.
Van niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging kan alleen sprake zijn in die gevallen waarin een onherstelbare inbreuk is gemaakt op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak, waardoor geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, die niet op een aan de eisen van behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd en welke inbreuk de conclusie moet kunnen dragen dat “the proceedings as a whole were not fair”. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is daarvan in dit geval geen sprake.
Het gerecht ziet evenmin reden voor bewijsuitsluiting. Van bewijsuitsluiting kan sprake zijn indien:
a. het uitsluiten van bepaalde resultaten van het opsporingsonderzoek noodzakelijk is om een schending van artikel 6 EVRM te voorkomen;
b. sprake is van schending van een ander belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel dat in aanzienlijke mate is geschonden en waarbij toepassing van bewijsuitsluiting noodzakelijk wordt geacht als middel om toekomstige vergelijkbare normschendingen die onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg hebben te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot handelen in overeenstemming met de voorgeschreven norm, of wanneer de desbetreffende normschending zozeer bij herhaling voorkomt dat haar structureel karakter vaststaat en de verantwoordelijke autoriteiten zich, vanaf het moment waarop deze structurele normschending hun bekend moet zijn geweest, onvoldoende inspanningen hebben getroost om overtredingen van het desbetreffende voorschrift te voorkomen.
Beide gevallen doen zich hier niet voor.
Nu het gerecht voorts van oordeel is dat onvoldoende gebleken is van een concreet nadeel voor de verdachte, acht het gerecht ook strafvermindering geen passend rechtsgevolg en zal worden volstaan met de enkele constatering dat sprake is geweest van een normschending.
Partiële vrijspraak van feit 2
De raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot het onderdeel witwassen van een Toyota Landcruiser, dat deze auto is gekocht met geld afkomstig van een lening bij de bank, zodat dit geld, en daarmee ook deze auto, niet uit misdrijf afkomstig is. Hij heeft verzocht de verdachte hiervan vrij te spreken.
Het gerecht stelt op basis van het dossier vast dat de door de verdachte aangeschafte Toyota Landcruiser is gefinancierd met een lening van het bedrijf van de verdachte ([bedrijfsnaam 3]) bij de [NAAM BANK] bank. Dit betekent dat het geld waarmee de Toyota Landcruiser is gekocht afkomstig is van de bank en dus niet uit misdrijf afkomstig is.
Dat deze lening is afgelost met een nieuwe hypotheeklening die door de [NAAM BANK] is verleend aan de [bedrijfsnaam 1] maakt niet dat daardoor de herkomst van dit geld verandert. Nu bij witwassen is vereist dat het witgewassen geld of goed afkomstig is uit een daaraan voorafgegaan misdrijf en daarvan hier geen sprake is, dient de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Het feit dat [naam 5] op 8 december 2016 een aanbetaling voor de auto heeft gedaan, welk bedrag nadien door de garage is teruggeboekt als onverschuldigde betaald, maakt dit niet anders.

Bewezenverklaring

Het gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2, voor zover nog aan de orde, is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
-
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 november 2020
inCuraçao heeft deelgenomen aan een organisatie zich noemende de No Limit Soldiers (NLS), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen te weten
deverdachte, [naam 6], [naam 7] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
  • moord/doodslag, uitlokking
  • de invoer en uitvoer en de handel in verdovende middelen en
  • (gewoonte)witwassen;
-
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde –
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 november 2020
inCuraçao tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij,
deverdachte, telkens
  • vanmeerdere grote (contante) geldbedragen en
  • een contant geldbedrag van in totaal NAF 534.093,- aan uitgaven waarmee aankopen zijn gedaan en
  • een contant geldbedrag van NAF 90.000,- en NAF 83.000,- waarmee twee voertuigen van het merk Audi Q3 en Q2 zijn betaald en
  • een geldbedrag waarmee vliegtickets zijn betaald en
  • een woning gelegen aan de [adres 1] te Villapark [naam villapark] en
  • een kavel [KAVEL NR.] te Villapark [naam villapark] en
  • een voertuig van het merk Chevrolet model Tahoe Premier 4x4 “20” met kenteken [kenteken nr. 1] met een aankoopwaarde van NAF 137.000,- en
  • een motor Gilera [kenteken nr. 2] met een douanewaarde van NAF 10.226,- en
  • vaartuigen onder meer een Boston Whaler Gambino ([kenteken nr. 3]) (waarde NAF 44.500,-) en een Beracco [kenteken nr. 4] en een La Piloto -[kenteken nr. 5] en
  • sieraden te weten een horloge van het merk Rolex Dark Rhod 10BR W aankoopwaarde van NAF 14.660,- en twee diamanten, 1.28 karaat en 1.09 karaat taxatiewaarde van in totaal NAF 29.000,-
de werkelijke herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was
en
voorhanden heeft gehad en omgezet
terwijl hij, de verdachte en zijn mededaders telkens wisten dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waarnaar in dit vonnis wordt verwezen. De overige bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II die bij dit vonnis is gevoegd en daarvan deel uitmaakt.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Met betrekking tot de hieronder genoemde processen-verbaal, die zijn opgemaakt door verbalisanten met vermelding van alleen hun codenummer, overweegt het gerecht dat het deze processen-verbaal voor het bewijs gebruikt nu de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in belangrijke mate steun vindt in de overige (zijnde andersoortige) bewijsmiddelen, door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven om deze verbalisanten te horen en het gerecht de inhoud van deze processen-verbaal betrouwbaar oordeelt.
Overwegingen met betrekking tot anderen in hetzelfde feitencomplex
Het gerecht stelt vast dat niet alle in de onderhavige, grote en zeer complexe strafzaak voorkomende verdachten gelijktijdig (kunnen) worden berecht. Uiteraard kan dit vonnis geen oordeel inhouden over personen die thans niet terechtstaan. Het gerecht ontkomt er in het kader van het vaststellen van de mate van betrokkenheid van de – thans wel terechtstaande – verdachte echter niet aan om te verwijzen naar de rol van derden die mogelijk op een later moment nog zullen worden berecht. Het gerecht dient immers de feiten nauwkeurig vast te stellen, ook als die feiten raken aan de mogelijke betrokkenheid van derden. Het gerecht zal zich daarbij beperken tot hetgeen nodig is voor de vaststelling van de schuld van de verdachte en benadrukt dat, voor zover daarbij derden worden genoemd, dit geen oordeel over hun schuld inhoudt.
Bewijsoverwegingen en bespreking van verweren met betrekking tot feit 2
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde gewoontewitwassen. Hij stelt daartoe - kort weergegeven - dat de verdachte beschikte over voldoende legaal geld (inkomsten, loterijwinsten, pokerwinsten en leningen) om zich de door hem gedane aankopen te kunnen veroorloven. Ook stelt hij dat niet bewezen kan worden dat alle in verdachtes woning aangetroffen facturen ook door de verdachte zijn betaald, zodat hem meer uitgaven worden toegerekend dan hij daadwerkelijk heeft gedaan. Daarnaast heeft de raadsman meer specifiek verweer gevoerd ten aanzien van de posten: Chevrolet Tahoe, kavel [kavel nr.], tickets, diamanten, Gilera en de in 2020 door de gebruiker van het account [naam account 1] verzonden berichten over geldbedragen.
Daarnaast is de raadsman van mening dat het handelen van de verdachte niet kan worden gekwalificeerd als (gewoonte) witwassen.
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de periode 2013 tot en met 2019 een belastbaar loon van ongeveer ANG 200.000,- heeft genoten. Aan uitgaven is in ieder geval – nog los van een onbekend bedrag aan kosten van levensonderhoud over die periode - een bedrag van bijna ANG 700.000,- vastgesteld (ANG 960.485,- minus ANG 275.000,-). Daarnaast beschikte de verdachte over een kavel op [naam villapark] met een aankoopwaarde van ANG 275.000,- en een daarop gebouwde woning en was hij in staat om in een jaar tijd een aanzienlijk bedrag aan vliegtickets voor derden te betalen.
Ook indien rekening wordt gehouden met de door de verdachte afgesloten lening van ANG 325.000,- bij de [NAAM BANK] (die overigens is verkregen met als onderpand het witgewassen kavel [kavel nr.] en dus middellijk afkomstig is uit misdrijf), kunnen deze uitgaven niet worden verklaard door het door de verdachte opgegeven belastbare inkomen, al dan niet aangevuld met de door hem gepretendeerde gokwinsten, loterijwinsten en leningen.
Facturen
De raadsman heeft aangevoerd dat de in de woning van de verdachte aangetroffen facturen en kassabonnen niet steeds op zijn naam staan en dat ook niet steeds blijkt dat deze daadwerkelijk door de verdachte zijn betaald, zodat de daarop vermelde bedragen niet als uitgaven van de verdachte mogen worden beschouwd.
Het gerecht volgt de raadsman daarin niet. De bonnen en facturen zijn in de woning van de verdachte aangetroffen. Aangezien de verdachte in deze woning woont gaat het gerecht er, bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel, vanuit dat het aankopen van de verdachte betreffen en niet van een willekeurige derde. Dat enige specifieke factuur niet is betaald, is gesteld noch aannemelijk geworden.
Lening[naam 5]
Anders dan de raadsman hecht het gerecht geen geloof aan de gestelde lening van ANG 60.000,- van [naam 5] aan de verdachte, waarmee de Chevrolet Tahoe zou zijn aangekocht. Niet alleen is de in de auto van de verdachte aangetroffen leningsovereenkomst d.d. 1 augustus 2020 alleen ondertekend door [naam 5], hetgeen ongebruikelijk is omdat hij als geldschieter dan niet beschikt over een schuldigverklaring van de verdachte voor het genoemde bedrag, ook is niet gebleken van enige aflossing op die lening. Bovendien hebben de drie betalingen van ANG 20.000,- door het bedrijf van [naam 5] aan de garage plaatsgevonden op 12 mei 2020, 16 juni 2020 en 15 juli 2020, dus nog vóór het afsluiten van de gestelde lening. Gelet op dit alles gaat het gerecht gaat ervan uit dat dit document is opgesteld om te verhullen dat het geldbedrag van ANG 60.000,- een andere, criminele herkomst heeft, die met de aankoop van de auto is witgewassen. Dit wordt niet anders doordat een deel van het aankoopbedrag wel afkomstig zou zijn uit legale bron, te weten uit de verkoop van de Toyota Landcruiser. Door vermenging van deze gelden en de omzetting ervan in een auto is er sprake van witwassen.
Kavel [kavel nr.]
Anders dan de raadsman heeft betoogd, blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte, als UBO van de [bedrijfsnaam 1], in het bezit is gekomen van dit kavel, zonder dat daarvoor een betaling door hem heeft plaatsgevonden.
Vliegtickets
Ten aanzien van de tickets heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is dat deze in opdracht van [naam 6] werden aangekocht, zodat de criminele herkomst van het geld waarmee deze zijn betaald, niet is gebleken. Het gerecht is van oordeel dat de raadsman hiermee miskent dat ook deze uitgaven op geen enkele manier kunnen worden verklaard uit enige legale bron van inkomsten, nog afgezien van het feit dat het hoogst ongebruikelijk is om op dergelijke schaal voor derden vliegtickets aan te schaffen, derden die in veel gevallen ook nog gelieerd waren aan (leden van) de NLS.
Sieraden
De verklaring van de verdachte dat hij ANG 29.000,- aan diamanten als relatiegeschenk van ene [naam 8] uit Antwerpen heeft ontvangen, is zo ongeloofwaardig dat het gerecht deze terzijde stelt.
Gilera
De raadsman heeft aangevoerd dat niet de verdachte persoonlijk, maar diens bedrijf [bedrijfsnaam 2] de motor Gilera op Curacao heeft ingevoerd, zodat de verdachte deze motor niet kan hebben witgewassen. Het gerecht overweegt hierover dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij deze motor in Nederland heeft gekocht voor een bedrag van ANG 10.266,-, met geld dat hij in een pokertoernooi had gewonnen, en dat deze op 14 januari 2015 door zijn bedrijf in Curaçao is geïmporteerd. Uit deze verklaring volgt dat het de verdachte zelf is geweest die de motor heeft aangeschaft en niet zijn bedrijf.
Sky berichten over geldbedragen
Uit de door de verdachte in 2020 via zijn Sky account verstuurde berichten – voor de inhoud waarvan de verdachte geen verklaring heeft gegeven - blijkt dat hij zich niet alleen bezig hield met de handel in verdovende middelen, maar ook met het (laten) ophalen en afleveren van zeer grote geldbedragen die, mede in het licht van de overige bewijsmiddelen, kennelijk afkomstig waren van die handel.
Al het bovenstaande levert naar het oordeel van het gerecht een vermoeden op van witwassen.
Dat vermoeden wordt nog versterkt door het feit dat de verdachte, zoals hierna ten aanzien van feit 1 nader zal worden overwogen, deel uitmaakte van een criminele organisatie, onder meer gericht op de internationale handel in verdovende middelen, waarmee zeer veel geld wordt verdiend.
Onder die omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld en de goederen waarover hij de beschikking heeft gehad.
Nu de verdachte dat heeft nagelaten – niet concrete en/of niet verifieerbare verwijzingen naar loterijwinsten, pokerwinsten en leningen worden niet als zodanig aangemerkt - kan naar het oordeel van het gerecht met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat dit geld en deze goederen een legale herkomst hebben, zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat het niet anders kan, dan dat deze (grotendeels) uit misdrijf afkomstig zijn.
Nu de verdachte niet heeft gesteld dat het geld en de goederen die hij voorhanden heeft gehad afkomstig zijn van eigen misdrijf, en voorts veelvuldig sprake is geweest van het omzetten van geld in goederen, dan wel het verhullen van de werkelijke herkomst daarvan, kan verdachtes handelen, anders dan de raadsman stelt, als witwassen worden gekwalificeerd.
Gezien de periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden en de veelheid aan voorwerpen en geldbedragen die zijn witgewassen, is sprake van gewoontewitwassen.
Bewijsoverwegingen en bespreking van verweren met betrekking tot feit 1
Aan de verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Gedoeld wordt op een samenwerkingsverband, ook wel aangeduid als No Limit Soldiers (NLS), tussen de verdachte en (onder anderen) ([bijnaam naam 6]) [naam 6] en [naam 7].
Verweer raadsman
De raadsman heeft in zijn pleidooi betoogd dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe in de eerste plaats gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de gebruiker was van het PGP account [naam account 2]
,het Sky account [naam account 1] en het telefoonnummer *[tel. nr.]. Ook is er volgens de raadsman geen bewijs dat [naam 6] de gebruiker was van de PGP accounts [naam account 3] en [naam account 4]. De raadsman heeft daartoe – per gerelateerd onderdeel van identificatie – betoogd dat daarvoor steeds ook een andere uitleg kan worden gegeven en heeft voorts gesteld dat ook meer personen van eenzelfde account gebruik kunnen maken.
Beoordeling
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de processen-verbaal van identificatie met nummers 319662, 356002, 302817 en 322861, kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was van het PGP account [naam account 2], het Sky account [naam account 1] en het telefoonnummer *[tel. nr.], alsook dat [naam 6] de gebruiker was van de PGP Safe accounts [naam account 3] en [naam account 4].
Anders dan de raadsman beschouwt het gerecht de in die processen-verbaal genoemde omstandigheden, die de verdachte aan dit telefoonnummer en de verdachte en [naam 6] aan deze accounts linken niet afzonderlijk, maar in samenhang met elkaar. De enkele – verder niet van een concreet alternatief scenario voorziene - stelling van de raadsman dat ook anderen gebruik kunnen hebben gemaakt van genoemde accounts, alsook de omstandigheid dat aan elk onderdeel van identificatie mogelijk een andere uitleg kan worden gegeven, miskent de betekenis van juist de samenhang van al die onderdelen. Ook uit de omstandigheid dat bij de verdachte niet een telefoon is aangetroffen waarop het bewuste [naam account 1] account was geïnstalleerd, leidt niet tot de conclusie dat de verdachte niet de gebruiker was van dat account. Het verweer vindt dan ook zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
De raadsman heeft voorts gesteld dat de verdachte geen aandeel heeft gehad in handelingen die verband houden met een crimineel oogmerk van enige organisatie. Er is geen bewijs dat er sprake was van een organisatie, noch van planmatig handelen. Er is onvoldoende bewijs dat de handelingen van de gebruiker van het account [naam account 2] daadwerkelijk ten goede zijn gekomen van enig samenwerkingsverband. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de rol van de verdachte zo beperkt was dat ook daarom niet tot bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie kan worden gekomen.
Juridisch kader
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 2:79 van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling dient ter bescherming van de samenleving tegen het gevaar dat uitgaat van criminele organisaties. Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Voor deelneming is voldoende dat de verdachte tot deze organisatie behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met, de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Niet is vereist dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is.
Ook doet het er niet toe of de misdrijven, waarop de organisatie het oog heeft, zijn gepleegd, dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen.
Evenmin is van belang of een deelnemer aan de organisatie heeft meegedaan aan misdrijven die door andere deelnemers daaraan zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of zijn voorbereid). Niet is vereist dat een deelnemer aan de organisatie enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Voldoende is dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van voorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Een persoon is strafbaar louter vanwege zijn (opzettelijke) deelneming aan die organisatie. Die organisatie kan zijn iedere feitelijke samenwerking van twee of meer personen met een zekere structuur en duurzaamheid. Daaraan worden geen hoge eisen gesteld.
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het veelvuldig voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en het bestaan van een bepaalde hiërarchie en/of geledingen.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de als bijlage II bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, in samenhang met de inhoud van het dossier, voor zover daar in de hieronder opgenomen voetnoten naar wordt verwezen, stelt het gerecht het volgende vast.
Organisatie
NLS is van oorsprong een straatbende die is ontstaan in de wijk Koraalspecht op Curaçao. [naam 6] en [naam 9] komen beiden uit deze wijk, evenals [naam 7] en de verdachte. De straatbende hield zich vooral bezig met overvallen, ripdeals en handel in verdovende middelen. De naam NLS is afkomstig van de rapgroep TRU (afkorting voor: The Real Untouchables) die in 1997 een album uitbracht met een nummer No Limit Soldiers. [1]
De groep gebruikt het woord TRU veelvuldig. Zo noemt [vriendin naam 9], de vriendin van [naam 9], in 2013 haar autoverhuurbedrijf [naam autoverhuurbedrijf]. [2] De leden gebruiken bijnamen zoals [bijnaam 1], [bijnaam 2], [bijnaam 3], [bijnaam 4], [bijnaam naam 6], [bijnaam 5] [3] , [bijnaam 6], [bijnaam 7], [bijnaam 8], [bijnaam 9] [4] en [bijnaam 10]. [5]
In een video die op 13 juli 2018 op Instagram is geplaatst zegt [naam 9] letterlijk: “No limit general, [bijnaam naam 9], [bijnaam 2], [bijnaam 11], you understand? I represent all those names, them one by one. I take the steps. Its like a chapter you know? No limit tru 2 tru world wide brother”. Hij sluit het filmpje af met de woorden: Salute, No Limit [bijnaam naam 9]. [6]
Andere gezamenlijke elementen die het lidmaatschap van de NLS kenmerken zijn het gebruik van bepaalde tatoeages van vuurwapens en teksten zoals: NLS, Tru 2 Tru, soldier, limit, Real Blood en het dragen van bepaalde kleding met opschriften die verwijzen naar NLS [7] , alsmede het dragen van bepaalde opvallende sieraden, zoals een gouden ketting met daaraan een hanger met een tank of de tekst Tru. [8] In een bij de aanhouding van [naam 9] in 2013 aangetroffen telefoon zijn foto’s van hem aangetroffen met een ketting met een hanger van een tank en de tekst No Limit 1995/1996 Forever, foto’s met vuurwapens met eenzelfde hanger en foto’s van [naam 9] in een T-shirt met daarop de tekst NLS en een automatisch aanvalsgeweer in zijn handen. [9]
Dat NLS ook door anderen wordt gezien als een organisatie blijkt uit de verklaring van [naam 10] van 7 september 2013. [10] [naam 10] verklaart dat haar vriend bijgenaamd [bijnaam 12] iemand had moeten vermoorden om te bewijzen dat hij NLS lid was. Omdat het regel is in de NLS dat er pas wordt uitbetaald als het doodsbericht in de media is verschenen, moest de foto naar [bijnaam naam 6]
(het gerecht begrijpt: [naam 6])worden gestuurd om hem te overtuigen dat de persoon werkelijk dood was. Pas hierna werd [bijnaam 12] betaald.
Oogmerk van de organisatie
De organisatie houdt zich onder meer bezig met de handel in verdovende middelen. Dit blijkt onder meer uit tussen [naam 9] en [naam 11] uitgewisselde foto’s van, en gesprekken over, hoeveelheden cocaïne die uiteindelijk naar Parijs en Le Havre zijn vervoerd. [11]
Uit door [naam 6] en de verdachte verzonden berichten blijkt eveneens dat zij zich bezig houden met de handel in verdovende middelen. [12]
Ook uit het Nederlandse onderzoek Haag is gebleken dat de NLS betrokken is bij handel in verdovende middelen. [naam 12] en [naam 13] kennen elkaar en komen regelmatig samen op bezoek bij [naam 9] in de PI Almelo. In de periode 11 april 2016 tot en met 26 april 2016 zijn met behulp van een technisch hulpmiddel gesprekken afgeluisterd die werden gevoerd in het voertuig dat in gebruik was bij [naam 13] en [naam 12]. Deze gesprekken, waaraan [naam 13] en/of [naam 12] en/of anderen deelnemen, gaan grotendeels over de handel in verdovende middelen. Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over grammen, kilo’s verstoppen, slikken, koken en rippen. In de gesprekken valt de naam NLS regelmatig. Ook vallen de namen van [bijnaam naam 9]
([naam 9])en
([naam 6])regelmatig als degenen met wie zij samenwerken.
Uit deze gesprekken blijkt voorts dat de organisatie zich daarnaast bezighoudt met ernstige geweldsdelicten. Zo wordt er gesproken over vuurwapens (o.a. een Glock met demper) en over het vermoorden van mensen, die kennelijk hebben gestolen van hen. Wij zijn No Limit zegt [naam 13] op 11 april 2016. Op 25 april 2016 zegt [naam 12]: “Wij zijn geen No Limit Soldier, maar Organize Crime Gang”. Opvallend is het gesprek op 20 april 2016 waarin een onbekende man zegt dat er veel doden zullen vallen in Rotterdam als [bijnaam naam 9] straks vrijkomt. [13]
Uit heimelijk afgeluisterde gesprekken tussen [naam 12], [naam 13] en [naam 9] in de PI Almelo in de periode oktober 2015 tot mei 2016 blijkt dat [naam 9] wraak wil nemen op degenen die verantwoordelijk zijn voor de dood van zijn vriendin [vriendin naam 9]. [naam 13] en [naam 9] spreken over de nieuwe No Limit, die “No Limit Real Support” moet heten en “No Limit Money Mafia.” [14]
Uit een telefoongesprek op 7 november 2015 blijkt dat [naam 9] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verantwoordelijk houdt voor de dood van [vriendin naam 9]. [15] In een PGP gesprek op 9 november 2015 zegt [naam 6] dat hij een budget van 500.000,- USD beschikbaar stelt voor het ombrengen van [slachtoffer 1] (
het gerecht begrijpt: [slachtoffer 1]), [slachtoffer 3]
(het gerecht begrijpt: [slachtoffer 3])en [slachtoffer 2]
(het gerecht begrijpt: [slachtoffer 2]). [16]
Uit een afgeluisterd gesprek in de PI te Almelo tussen [naam 9], [naam 13] en [naam 12] op 15 maart 2016 zegt [naam 9] dat ook de tweeling van Town
(het gerecht begrijpt: de broers [naam 14])hard moet worden aangepakt en dat hij data heeft bepaald om mensen te vegen, te weten 5 november. [17]
In een PGP gesprek tussen [naam 1] en [naam 6] op 10 april 2016 wordt besproken dat [slachtoffer 3] de opdrachtgever is van de moord op [vriendin naam 9] en dat [slachtoffer 4]
(het gerecht begrijpt: [slachtoffer 4])daarvoor heeft betaald. Zij bespreken dat ze een kans moeten zoeken om [slachtoffer 4] in de gevangenis te pakken te krijgen. [18]
Op 7 februari 2016 wordt [slachtoffer 3] vermoord. Op 8 april 2016 vindt de moordaanslag op [slachtoffer 1] plaats. Hij overleeft. Op 31 augustus 2016 wordt in de Point Blanche gevangenis op Sint Maarten [slachtoffer 4] vermoord. In de nacht van 5 op 6 november 2016 vindt een schietpartij plaats bij de woning van de gebroeders [naam 14] in Philipsburg. En op 14 maart 2017 wordt [slachtoffer 2] vermoord. [19]
Tenslotte houdt de organisatie zich bezig met het witwassen van het geld afkomstig van haar criminele activiteiten. Zo brengt [naam 7] in opdracht van [naam 6] periodiek geld rond aan verschillende familieleden en ex-vriendinnen van [naam 6], en stort hij aanzienlijke bedragen op de kantine-rekening van verschillende personen die in de SDKK zijn gedetineerd wegens veroordelingen voor aan NLS toegeschreven misdrijven. [20]
Uit dit vonnis volgt dat de verdachte zelf, als financiële man van de organisatie, gedurende een aanzienlijke periode grote geldbedragen heeft witgewassen.
Hiërarchische structuur
[naam 6] en [naam 9] worden beschouwd als de leiders van de organisatie. Zoals hiervoor al vermeld, noemt [naam 9] zichzelf No Limit General. [naam 6] wordt [bijnaam 13] of [bijnaam 4] genoemd. [21] [naam 6] noemt de verdachte zijn eersterangs vertrouwensman, zijn vice-president. [22] Andere deelnemers aan de organisatie worden soldaten genoemd. Zo zegt [naam 9] in een gesprek op 11 maart 2016 dat hij een soldaat nodig heeft. [23] En op 1 oktober 2015 zegt [naam 13] tegen [naam 9]: “Je weet niet wat zij jouw soldaat hebben aangedaan. Ze hebben geprobeerd mij uit de weg te ruimen.” [24]
Dat [naam 9] een belangrijke rol vervult binnen de organisatie blijkt ook uit de vele telefoongesprekken, PGP gesprekken en andere berichten die zich in het dossier bevinden, waarvan het gerecht er ter illustratie enkele zal weergeven. [25]
In de telefoongesprekken die [naam 9] voert in de periode dat hij gedetineerd is in Almelo in 2015/2016 geeft hij diverse leden van de NLS opdrachten. Op 10 oktober 2015 zegt [naam 9] tegen [naam 12] dat hij contact moet opnemen met [naam 15], zodat zij die man “vuil” maken. [naam 12] zegt: “Ik doe het meteen.”
Op 6 november 2015 zegt [naam 9] tegen [naam 16] en [naam 17]: “Ze hebben mijn meisje vermoord. Als je mijn meisje wat aandoet, dan kan niemand mij nog tegenhouden want dan doe ik jou iets aan. (…) Ik wil mijn kinderen daar als de sodemieter weg hebben (…). Ik wil dat je in de buurt bent en orde op zaken stelt.” [naam 17] antwoordt: “Ik ga meteen en doe wat jij wil daar”.
Op 6 november 2015 geeft [naam 9] aan [naam 11] de opdracht om er bovenop te blijven zitten en om na te gaan wie er op de vlucht van SK
(het gerecht: St. Kitts, waar de vermeende plegers van de moord op [vriendin naam 9] vandaan zouden zijn gekomen)is gegaan. [naam 11] antwoordt dat hij het zal doen. [26]
Op 15 november 2015 zegt [naam 9] tegen [naam 12] dat hij pen en papier moet pakken omdat “de straat een wake up call nodig heeft”. Diezelfde dag verschijnt een bericht op internet, waarin [slachtoffer 2] wordt duidelijk gemaakt dat ze hem zullen vinden, ondertekend met: “Nolimit”. [27]
Op 1 december 2015 geeft [naam 9], nadat [naam 12] de telefoon aan [naam 15] heeft gegeven, aan [naam 15] de opdracht om naar [bijnaam 6] te gaan en om dingen voor hem te regelen.
In een telefoongesprek op 4 maart 2016 zegt [naam 9] tegen [naam 12] dat hij geen tegenspraak duldt en dat hij niemand de boel laat runnen. [naam 12] zegt: “wat ik er ook mee doen moet van jou, zo was het vanaf het begin en zo zal het altijd blijven.”
In een afgeluisterd telefoongesprek op 30 maart 2016 zegt [naam 9] tegen een onbekende vrouw dat jongens niet loyaal zijn en de dingen niet doen zoals het hoort, en dat hij ze uit de bende zet als hij vrijkomt. [28]
In een afgeluisterd telefoongesprek op 24 november 2020 tussen [naam 9] en [naam 11] zegt [naam 9] dat hij degene is die de blokken stuurt en dat [naam 11] respect moet hebben voor de mensen die hem willen helpen. [29]
[naam 6] wordt eveneens een leidende rol binnen de NLS toegedicht. [naam 18] noemt [alphabethreeks 1]
(het gerecht begrijpt: [naam 6])in een gesprek met [naam 19]: “zijn hele goeie vriend, de intelligente baas van de NLS.” [30]
Ook [naam 20] noemt [naam 6] de baas van de NLS.
In een bericht tussen [naam 20] en [naam 6] op 28 mei 2016 zegt [naam 20] dat hij heeft gesproken met de Panama baas die 50 “food” naar Holland wil sturen. [naam 6] antwoordt dat hij in contact met hem wil komen. De volgende dag stuurt [naam 20] een bericht aan een man die in zijn telefoon staat opgeslagen als Panama baas ([bijnaam 13]) en hij zegt tegen hem dat als hij in contact komt met “zijn baas”
(het gerecht begrijpt: [naam 6])dat dan al zijn problemen voorbij zijn. “Wij kunnen 1000 tot 2000 verplaatsen. Hij is echt powerful en hij is de baas van NLS”. [31]
[naam 6] is ook degene die op 5 november 2015 aan [naam 11] de opdracht geeft om op Sint Maarten uit te zoeken wie er achter de moord op [vriendin naam 9] zitten. [32] Tegen [naam 20] zegt [naam 6] dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] wil vermoorden en dat hij bereid is daarvoor te
betalen. [33]
In zaaksdossier Zambesi geeft [naam 6] aan [naam 1] de opdracht om iemand af te persen. [34]
[naam 6] is ook degene die aan de verdachte opdrachten geeft met betrekking tot de financiële zaken van de organisatie in Curaçao.
Tenslotte wil het gerecht niet onvermeld laten dat er PGP gesprekken van [naam 6] zijn aangetroffen waarin hij in november 2015 met onbekend gebleven personen spreekt over het via politici verwerven van politieke macht in Curaçao. [35] In deze gesprekken wordt [naam 6] op de hoogte gebracht van de politieke situatie in Curaçao. In deze gesprekken wordt door de onbekend gebleven persoon onder meer gezegd: “We hebben papier
(het gerecht begrijpt: geld)nodig om in deze komende verkiezing te pompen.” En over enkele politici: “Zij doen wat ik zeg. Zolang er geld is doen ze wat wij willen. Het geld stuurt hen”. Hij vervolgt: “geloof me, als wij pompen en zij weer winnen zal Justitie ons zeker lukken Sangre, geloof me” waarop [naam 6] zegt: “zeker goed, we zullen daar binnen moeten zijn”.
Tegen een andere gesprekspartner zegt [naam 6]: “Het is geld dat de mensen verandert. Met 1 miljoen winnen wij de verkiezingen”.
Anders dan de raadsman concludeert het gerecht op grond van dit alles dat sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband, dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Ten aanzien van verdachtes rol daarin wordt het volgende overwogen.
Deelneming verdachte
Zoals eerder gezegd stelt de raadsman zich op het standpunt dat de rol van de verdachte zo beperkt is dat niet tot bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie kan worden gekomen.
De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat die deelneming mede berust op de verdenking dat de verdachte geld laat rondbrengen aan de familie en ex partners van [naam 6]. Dit rondbrengen van geld kan echter niet worden bewezen, zodat deelneming aan de organisatie ook niet kan worden bewezen, aldus de raadsman.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de PGP berichten over “stenen” en “mula’s” door de officier van justitie onjuist worden geïnterpreteerd. De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat deze gesprekken over cocaïne gaan. Hij heeft daarbij – zonder nadere duiding - verwezen naar de context van die gesprekken. De conclusie van de raadsman is dat uit de berichten niet het voornemen, de voorbereiding of het oogmerk tot strafbare feiten kan worden bewezen, zodat niet tot bewezenverklaring of tot kwalificatie van deelneming aan een criminele organisatie kan worden gekomen.
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
De raadsman zet ten aanzien van het rondbrengen van geld aan anderen vraagtekens bij ieder onderdeel van het bewijs, door te stellen dat daaraan ook steeds een andere dan een belastende betekenis kan worden toegekend. Echter, wanneer alle bouwstenen van het bewijs niet afzonderlijk, maar in onderlinge samenhang worden bezien, volgt daaruit buiten redelijke twijfel dat de verdachte er, samen met [naam 7], (ook) voor heeft gezorgd dat familieleden, (ex) partners van [naam 6], alsook personen die gedetineerd zaten voor aan de NLS toegeschreven misdrijven, periodiek van geld werden voorzien.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte in bredere zin de man is, die is belast met het beheer van het geld van de organisatie op Curaçao. [naam 6] is het petekind van de verdachte en noemt de verdachte in een gesprek zijn eersterangs vertrouwenspersoon, zijn vice-president. Er gaan zeer grote geldbedragen door verdachtes handen. Alleen al in de periode van 2 maart 2020 tot en met 3 augustus 2020 spreekt hij in totaal over miljoenen die
(vaak bij [naam 21])klaarliggen en/of opgehaald kunnen worden.
Dat de verdachte het financieel beheer van het geld van de organisatie heeft en toezicht houdt op de uitgaven van de organisatie blijkt voorts uit de berichten tussen [naam 6] en de verdachte in 2015 en 2020. De verdachte zegt regelmatig tegen [naam 6] wat er nog “in de pot zit” en hij waarschuwt hem om niet te veel uit te geven, want dan raakt de pot leeg. Hij regelt betalingen door de organisatie aan derden en vliegtickets voor familieleden en mula’s/bolletjesslikkers. Hij geeft zoals gezegd ook opdracht aan [naam 7] om geld rond te brengen en uit het feit dat de broer van [naam 7] zich bij het huis van de verdachte meldt voordat hij in plaats van zijn broer geld moet gaan rondbrengen, kan worden afgeleid dat dit geld bij de verdachte thuis wordt opgehaald. Ook hiermee zijn aanzienlijke geldbedragen gemoeid. Tenslotte koopt de verdachte op verzoek van [naam 6] dure auto’s voor diens dochter en moeder voor in totaal ongeveer ANG 170.000,-, welk bedrag hij contant aan de garage betaalt. Volgens de verkoopster [naam verkoopster] handelde de verdachte hierbij in opdracht van [naam 6].
Dat de verdachte via [naam 7] ook betalingen van [naam 6] doet aan gedetineerden in de SDKK, leidt het gerecht onder meer af uit een gesprek op 17 oktober 2015 waarin [naam 6] tegen de verdachte zegt dat hij geld aan [bijnaam 6] moet geven om aan de zwager voor [bijnaam naam 22] te geven voor [bijnaam naam 22]. [bijnaam naam 22] is de bijnaam van [naam 22], die gedetineerd is in de SDKK in verband met de schietpartij op het vliegveld Hato, een liquidatie die aan de NLS wordt toegeschreven.
Dat de verdachte op het financiële vlak belangrijk is voor [naam 6] blijkt ook uit het volgende.
Al in oktober en november 2015 spreken [naam 6] en de verdachte over de aankoop van terreinen op Curaçao, waarvoor een [bedrijfsnaam 1] moet worden opgericht. De verdachte gaat daarvoor persoonlijk voor [naam 6] naar de notaris, “beter ga ik zelf naar de notaris voor jou, zodat niemand over jouw zaken weet snap je”, zo zegt hij tegen [naam 6]. [36] Ook staat hij in contact met [naam 23]. Zij regelt financiële zaken voor [naam 6] en zorgt voor de oprichting van de Stichting die kavel [kavel nr.] te [naam villapark] aankoopt. Ook zorgt zij voor de overdracht van de Stichting aan de verdachte. Zij attendeert [naam 6] op de aankoop van bepaalde terreinen en onroerend goed en beheert ook vastgoed voor [naam 6]. [37] , [38]
De verdachte heeft door zijn handelen ook bijgedragen aan de verwezenlijking van een ander oogmerk van de organisatie, te weten de handel in verdovende middelen. Dit valt af te leiden uit de hierna weer te geven PGP berichten.
Op 29 oktober 2015 spreekt [naam 6] tegen de verdachte over soldaten die kunnen gaan om [naam 6]s stenen eruit te halen.
Op 31 oktober 2015 zegt [naam 6] tegen de verdachte dat “de doorgegeven drugs” niet zijn verkocht.
Op 5 november 2015 vraagt [naam 6] aan de verdachte of hij een ticket heeft geregeld voor de “mula”
(het gerecht begrijpt: iemand die drugs op of bij zich moet vervoeren), en zegt hij dat hij de verdachte binnenkort stenen laat halen bij een Colombiaanse vrouw. waarop de verdachte antwoordt dat hij morgen alles van de “mula” krijgt. [39]
Op 29 januari 2020 zegt de verdachte tegen een onbekend gebleven ander dat hij moet kijken hoeveel stenen tante heeft.
Op 13 februari zegt de verdachte dat zijn gesprekspartner tegen broer moet zeggen om een krant van vandaag te zoeken en een foto van de stenen te maken, zodat de man het kan laten zien aan de jongens die willen kopen.
Op 22 februari 2020 zegt de verdachte dat hij de stenen gaat aannemen, maar dat die man niet zoveel voor de stenen gaat betalen. Hij zegt dat ze zeker 300 tot 350 nodig hebben.
Op 31 maart 2020 gaat het over een Engelse man die 500 nodig heeft.
Op 8 april 2020 zegt de verdachte dat er 17 in totaal geleverd is.
Op 17 april 2020 zegt de verdachte dat hij [naam 24] al 197 heeft gegeven en de rest morgen. Ze hebben geen stempel. De verdachte vraagt hem een token te sturen. Er moet worden gekookt om te kijken of “ze” wel goed zijn. Het bindt maar het wordt niet hard. Te zien is dat een foto van een blok wit materiaal, gelijkend op cocaïne, wordt meegestuurd. [40]
Anders dan de raadsman leidt het gerecht leidt uit het gebruik van verhullende termen als “stenen” en “mula’s, in combinatie met de gestuurde foto van het blok
wit materiaal, af dat steeds wordt gesproken over (de handel in) cocaïne.
De verdachte heeft ontkend degene te zijn die deze gesprekken heeft gevoerd en heeft zich ten aanzien van de inhoud van al deze berichten beroepen op zijn zwijgrecht, zodat het gerecht ook om die reden geen reden ziet om daaraan een andere uitleg te geven.
Het gerecht acht op grond van al het bovenstaande bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft deelgenomen aan een duurzaam samenwerkingsverband met in ieder geval [naam 6] en [naam 7], dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven, in het bijzonder de handel in cocaïne, ernstige geweldsmisdrijven, waaronder (poging tot) moord, en gewoontewitwassen.
Zoals eerder overwogen doet daarbij niet ter zake of alle deelnemers opzet hadden op alle misdrijven waarop de organisatie het oogmerk had. Datzelfde geldt voor het feit dat niet alle deelnemers aan de organisatie hebben samengewerkt en dat de verdachte hen ook niet allemaal kende.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde -

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde -

medeplegen van gewoontewitwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De officier van justitie acht alle feiten bewezen en heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van de tijd door de verdachte in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft zij de verbeurdverklaring gevorderd van de onder de verdachte in beslag genomen diamanten, Chevrolet Tahoe, perceel met woning [adres 1], Kavel [KAVEL NR.] [naam villapark], alsmede contant geld. Met betrekking tot de Chevrolet Tahoe handhaaft zij haar vordering machtiging tot vervreemding van dit in beslag genomen voertuig op de gronden zoals vermeld in de vordering van 3 maart 2021.
De raadsman heeft verzocht, indien het gerecht tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen heeft het gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Deze strafzaak is voortgekomen uit een grootschalig en langlopend opsporingsonderzoek genaamd Themis. Hoewel (nog) niet alle verdachten in deze zaak zijn aangehouden, blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte gedurende een geruime periode, in ieder geval vanaf 2015, heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezig hield met de internationale handel in verdovende middelen, waarvan de opbrengsten werden witgewassen, alsook met ernstige geweldsmisdrijven, waaronder (poging tot) moord.
De organisatie waarvan de verdachte deel uitmaakte opereert over de hele wereld en is goed georganiseerd. Zo is er een duidelijke hiërarchie en wordt veelvuldig gebruik gemaakt van PGP telefoons, waarmee men de wereldwijde contacten met elkaar en anderen onderhoudt. De organisatie beschikt over zeer grote geldbedragen, die onder meer worden ingezet om gevangengenomen leden en familie en vrienden te onderhouden. Ook worden aanzienlijke bezittingen verworven in de bovenwereld, onder meer onroerend goed. De organisatie schrikt er niet voor terug om dodelijk geweld in te zetten tegen vermeende vijanden. Tenslotte tracht zij door het inzetten van crimineel geld invloed te verwerven in de Curaçaose politiek.
Omdat de strafbare feiten door de verdachte zijn gepleegd in georganiseerd verband zal het gerecht ook nadrukkelijk kijken naar de rol die de verdachte in die organisatie ten aanzien van het plegen van die feiten heeft gehad.
De verdachte is in ieder geval vanaf 2015 betrokken bij de organisatie. Hij is in die periode een van degenen die [naam 9] in de gevangenis in Almelo bezoeken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op grote schaal witwassen van geld dat door de organisatie met de drugshandel werd verdiend. Ook heeft hij deelgenomen aan die handel. De verdachte vervult binnen de organisatie een belangrijke rol voor [naam 6]. [naam 6] vertrouwt de verdachte en ziet hem als zijn vice-president. [naam 6] onderhoudt contact met de verdachte teneinde zijn kinderen en ex partners, maar ook leden van de NLS die gedetineerd zijn in de SDKK, van financiële middelen te kunnen voorzien. Daarnaast beheert de verdachte de opbrengsten van de handel in verdovende middelen, regelt betalingen, en zorgt ervoor dat criminele winsten in de bovenwereld kunnen worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld onroerend goed.
Uit de frequentie waarmee en de lange periode waarin dit witwassen plaatsvindt leidt het gerecht af dat de verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
De verdachte heeft op die manier meegewerkt aan de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer, waardoor misdrijven kunnen lonen.
De verdachte heeft er geen blijk van gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien.
De combinatie van de bewezenverklaarde feiten is zeer ernstig en levert een bedreiging op voor de openbare orde en de veiligheid en gezondheid van personen, zodat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die een vrijheidsbeneming van lange duur meebrengt.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 30 november 2020 blijkt dat de verdachte vóór het plegen van de onderhavige feiten zich in 1996 en 1997 ook schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Opiumwet en onvoorwaardelijk is veroordeeld tot gevangenisstraf. Deze veroordelingen dateren evenwel van geruime tijd geleden, zodat deze bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf geen gewicht meer in de schaal leggen. Het gerecht houdt in strafmatigende zin enigszins rekening met de relatief zware detentieomstandigheden in de SDKK. Daarnaast zijn er geen persoonlijke omstandigheden naar voren gekomen die in het voordeel van de verdachte moeten strekken.
Al het voorgaande leidt ertoe dat het gerecht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar passend en geboden acht.
Verbeurdverklaring
Het onder 2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen te weten:
een personenauto merk Chevrolet model Tahoe met kenteken [kenteken nr. 1];
twee diamanten van 1.28 en 1.09 karaat;
ANG 5.453,16, USD 337,-, € 10,- en 641,- Peso.
Deze goederen behoren toe aan de verdachte. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Met betrekking tot de Chevrolet Tahoe overweegt het gerecht nog dat de vordering machtiging tot vervreemding wordt ingewilligd nu beveiligde opslag gedurende langere tijd kostbaar is en onder invloed van de klimaatomstandigheden aanzienlijke waardevermindering zal optreden, zodat dit goed niet geschikt is voor opslag gedurende langere tijd en dit hoogst ongewenst wordt geacht.
Met betrekking tot het aangetroffen contante geld overweegt het gerecht dat de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor zijn vermogen, zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat het niet anders kan dan dat ook dit geldbedrag, al dan niet door vermenging met andere vermogensbestanddelen, afkomstig is van misdrijf.
Wat betreft de eveneens gevorderde verbeurdverklaring van het perceel met woning [adres 1], kavel [KAVEL NR.], [naam villapark] overweegt het gerecht als volgt.
Vast staat dat dit kavel en de daarop gebouwde woning eigendom zijn van de Stichting waarvan de verdachte de “founder rights” heeft en waarvan hij de UBO is. Nu de verdachte als UBO en bezitter van de “founder rights” als heer en meester over het vermogen van deze stichting kan beschikken, is het gerecht van oordeel dat dit kavel en deze woning kunnen worden beschouwd als toebehorend aan de verdachte. Dat de verdachte de beschikkingsmacht over het kavel en de woning heeft blijkt ook uit de zogeheten Letter of Wishes [41] , waarin is opgenomen dat de verdachte als enige houder van de oprichtersbevoegdheden van de Stichting zijn bevoegdheden met betrekking tot de Stichting bij zijn overlijden overdraagt aan zijn kinderen. Nu de verdachte - en daarmee ook de Stichting - wist dat het vermogen van de Stichting uit misdrijf afkomstig was, is het gerecht van oordeel dat het kavel en de woning vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68, 1:123, 1:136, 2:79 en 2:405 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit met betrekking tot de aankoop van de Toyota Landcruiser heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2, voor zover nog aan de orde, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2, voor zover nog aan de orde, meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor omschreven en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaar;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaard verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven goederen te weten:
een perceel met woning [adres 1], kavel [KAVEL NR.], [naam villapark];
een personenauto merk Chevrolet model Tahoe met kenteken [kenteken nr. 1] A;
twee diamanten van 1.28 en 1.09 karaat;
ANG 5.453,16, USD 337,- , € 10,- en 641,- Peso;
Wijst toe de vordering machtiging tot vervreemding van de Chevrolet model Tahoe met kenteken [kenteken nr. 1].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier en op 11 augustus 2022 in tegenwoordigheid voornoemde griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Proces-verbaal met nummer 308903 (zaaksdossier criminele organisatie R1 p. 02)
2.Proces-verbaal met nummer 308903 (zaaksdossier criminele organisatie R1 p. 03)
3.Proces-verbaal met nummer 291826 (zaaksdossier Hera, R5 p. 151 t/m 159)
4.Proces-verbaal met nummer 335765 (persoonsdossier [naam 1, R5 p. 1 t/m 9)
5.Proces-verbaal met nummer 647 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 101 t/m 109)
6.Proces-verbaal met nummer 318383 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 P. 605 t/m 606)
7.Proces-verbaal met nummer 66-2 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 68 t/m 100)
8.Proces-verbaal met nummer 311263 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 42 t/m 43)
9.Proces-verbaal met nummer 66-2 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 68 t/m 100)
10.Proces-verbaal met nummer 201309070900 (zaaksdossier criminele organisatie, R3 p. 01 t/m 07)
11.Proces-verbaal met nummer 336463 (zaaksdossier Sparrow, R1 p. 1 t/m 16)
12.Proces-verbaal met nummer 352356 (zaaksdossier witwassen [verdachte], R5 p. 443 t/m 452)
13.Proces-verbaal met nummer 323066 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 110 t/m 126)
14.Proces-verbaal met nummer 327349 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 127 t/m 141)
15.Tapgesprek van 7 november 2015 (zaaksdossier Hera, R5 p. 96 t/m 97)
16.PGP gesprek van 9 november 2015 (zaaksdossier Hera, R1 p. 22)
17.OVC gesprek op 15 maart 2016 (zaaksdossier Gaia, R5 p. 23 t/m 24)
18.PGP gesprek van 10 april 2016 (zaaksdossier Ares, R1 p. 07)
19.Proces-verbaal met nummer 308903 (zaaksdossier criminele organisatie, R1 p. 43, R1 p. 45, R1 p. 49, R1 p. 50 en R1 p. 54)
20.Proces-verbaal met nummer 351835 (zaaksdossier witwassen Evelina,, R1 p. 1 t/m 18)
21.Proces-verbaal met nummer 291826 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 590 t/m 598)
22.Proces-verbaal met nummer 354060 (zaaksdossier witwassen [verdachte]R1 p. 30 t/m 33)
23.Proces-verbaal met nummer 327349 (zaaksdossier Hera, R5 p. 55)
24.Proces-verbaal tapgesprekken Haag (zaaksdossier Hera, R5 p. 49)
25.Proces-verbaal met nummer 327349 (zaaksdossier Hera, R5 p. 48 t/m 123)
26.Tapgesprek van 6 november 2015 (zaaksdossier Hera, R5 p. 22)
27.Internetbericht op 15 november 2015 (zaaksdossier Gaia, R5 p. 02)
28.Proces-verbaal met nummer 308903 (zaaksdossier criminele organisatie, R 1 p. 10)
29.Tapgesprek van 24 november 2020 ( zaaksdossier Sparrow, R5 p. 48)
30.Proces-verbaal met nummer 310257 (zaaksdossier Zambesi, R5 p. 4 t/m 9 en R5 p. 20)
31.Proces-verbaal met nummer 337246 (zaaksdossier verdovende middelen, R5 p. 640)
32.Proces-verbaal met nummer 302607 (zaaksdossier Hera, R1 p. 9)
33.Proces-verbaal met nummer 302607 (zaaksdossier Hera, R1 p. 21)
34.Proces-verbaal met nummer 310257 (zaaksdossier Zambesi, R1 p. 3)
35.Proces-verbaal met nummer 308903 (zaaksdossier criminele organisatie, R1 p. 97 t/m 100)
36.Proces-verbaal met nummer 319662 (persoonsdossier [verdachte], R3 p. 1 t/m/ 11)
37.Proces-verbaal met nummer 349682 (zaaksdossier criminele organisatie, R5 p. 1031 t/m 1039)
38.Proces-verbaal met nummer 310508 (zaaksdossier criminele organisatie, R1 p. 73 t/m 78)
39.Proces-verbaal met nummer 352356 (zaaksdossier witwassen [verdachte], R5 p. 443 t/m 452)
40.Proces-verbaal met nummer 371378 (zaaksdossier witwassen [verdachte]R5 p. 498 t/m 539)
41.Proces-verbaal met nummer 327318 (zaaksdossier witwassen [verdachte], R5 p. 46 t/m 50)