ECLI:NL:OGEAC:2022:218

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
CUR202101807 en CUR202102226
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in gevoegde zaken over huurkoopovereenkomsten en onrechtmatige daad

In deze zaak, die zich afspeelt in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in twee gevoegde zaken met de zaaknummers CUR202101807 en CUR202102226. De eiseres in conventie, AutoCity B.V., heeft vorderingen ingesteld tegen verschillende gedaagden, waaronder Prudential Securities B.V. en Exor Management N.V., met betrekking tot huurkoopovereenkomsten van auto’s. AutoCity stelt dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door auto’s over te dragen zonder beschikkingsbevoegdheid, wat heeft geleid tot schade voor AutoCity. De gedaagden hebben verstek laten verlenen en zijn niet verschenen op de zitting. AutoCity vordert onder andere een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de geleden schade.

In de tweede zaak, CUR202102226, vordert AutoCity dat CJay’s Car Rental Curaçao B.V. de auto, die door AutoCity in huurkoop was verkocht aan Prudential, aan haar teruggeeft. CJay’s heeft de auto gekocht van Momentum Car Rental B.V., die de auto namens Exor heeft verkocht. AutoCity stelt dat CJay’s niet te goeder trouw heeft gehandeld, omdat zij als tweedehands autohandelaar op de hoogte had moeten zijn van de eigendomsproblemen. Het gerecht oordeelt dat CJay’s voldoende feiten heeft gesteld die een beroep op goede trouw rechtvaardigen, en wijst de vorderingen van AutoCity in deze zaak af.

Het gerecht komt tot de conclusie dat Prudential en WTC c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens AutoCity, en veroordeelt hen tot schadevergoeding. De vorderingen van AutoCity in de tweede zaak worden afgewezen, en AutoCity wordt veroordeeld in de proceskosten van CJay’s. De proceskostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR202101807 en CUR202102226
Vonnis d.d. 4 juli 2022
in de gevoegde zaken
inzake CUR202101807
de besloten vennootschap
AUTOCITY B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. T. Aardenburg,
tegen

1.de besloten vennootschapPRUDENTIAL SECURITIES B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,

2.de naamloze vennootschapEXOR MANAGAMENT N.V.,

gevestigd in Curaçao, en
3. de naamloze vennootschap
WORLD TRADE CENTER CURACAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,

4.[GEDAAGDE IN CONVENTIE SUB 4],

onbekende woon- en verblijfplaats,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
en van
inzake CUR202102226
de besloten vennootschap
AUTOCITY B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. T. Aardenburg,
tegen
de besloten vennootschap
CJAY'S CAR RENTAL CURAÇAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M.N. Meyer.
Partijen worden hierna AutoCity, Prudential, Exor, WTC, [gedaagde in conventie sub 4] en CJay’s genoemd. Exor en WTC worden hierna tezamen WTC c.s. genoemd. Prudential en [gedaagde in conventie sub 4] worden hierna tezamen Prudential c.s. genoemd.

1.Het procesverloop

inzake CUR202101807

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 30 juni 2021 ter griffie ingediend, met daarin als gedaagde mede de naamloze vennootschap Economic Used Car Sales Parts & Rentals N.V. (hierna: Economic Auto Center),
  • de conclusie van antwoord in conventie van WTC c.s., tevens houdende eis in reconventie, met producties,
  • de nadere productie zijdens AutoCity.
inzake CUR202102226
1.2.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, tevens houdende een incidenteel verzoek tot voeging ex artikel 127 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), op 13 augustus 2021 ter griffie ingediend,
  • conclusie van antwoord in het incident, met productie,
  • het vonnis van 14 februari 2022 waarin het gerecht de voeging van de zaak met de zaak met zaaknummer CUR202101807 heeft bevolen,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie,
  • de producties zijdens CJay’s,
  • de nadere productie zijdens AutoCity.
in beide zaken
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 9 juni 2022 plaatsgevonden. Namens AutoCity is haar directeur de heer [naam 1] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. WTC c.s. zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. CJay’s is verschenen bij haar directeuren de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3], bijgestaan haar gemachtigde. Prudential c.s. zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de verschenen partijen hun standpunten (nader) uiteengezet, mr. H.W. Braam mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen.
voorts inzake CUR202101807
1.4.
Na de mondelinge behandeling is van mr. T. Aardenburg bericht ontvangen dat de vordering tegen Economic Auto Center als ingetrokken moet worden beschouwd.
1.5.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

in beide zaken
2.1.
AutoCity is een autoverkoop- en onderhoudsbedrijf en op Curaçao de officiële dealer van onder meer de merken Chevrolet, Honda en Isuzu.
2.2.
WTC exploiteert het World Trade Center in Curaçao. Exor is een conferentie- en hotelmanagementbedrijf, gevestigd en actief in het World Trade Center. WTC c.s. hebben dezelfde bestuurder, te weten de heer [naam 4].
2.3.
Prudential is een autoverhuurbedrijf met [gedaagde in conventie sub 4] als haar bestuurder. [gedaagde in conventie sub 4] is tevens de bestuurder van de naamloze vennootschap BigFood N.V. (hierna: BigFood), die ruimtes van WTC heeft gehuurd.
2.4.
CJay’s exploiteert een autoverhuurbedrijf met op dit moment twaalf auto’s.
2.5.
Bij huurkoopovereenkomst van 12 november 2019 heeft AutoCity tien nieuwe auto’s van het merk Chevrolet, model Spark in huurkoop aan Prudential gegeven. Prudential heeft een aanbetaling van NAf 65.419,38 gedaan. In de overeenkomst is bepaald dat Prudential het resterende bedrag van NAf 196.248,12 binnen twaalf maandelijkse termijnen dient te voldoen en dat AutoCity de onbetwiste en onbeperkte eigenaar van het verkochte blijft totdat de overeengekomen huurkoopprijs in zijn geheel door Prudential is voldaan.
2.6.
Bij huurkoopovereenkomsten van 15 januari 2020 heeft AutoCity drie nieuwe auto’s van de merken Chevrolet model Trax LT, Honda model Pilot en een Isuzu pick-up aan Prudential gegeven. Omdat Prudential niet de totale huurkoopprijs heeft voldaan, maar een aanbetaling heeft gedaan, is in deze overeenkomst hetzelfde eigendomsvoorbehoud opgenomen als in de huurkoopovereenkomst van 12 november 2019. Op 17 maart 2021 heeft AutoCity nog één auto van het merk Chevrolet model Trax Premier aan Prudential verkocht, met voorbehoud van haar eigendom.
2.7.
Prudential heeft niet volledig aan haar betalingsverplichtingen onder voornoemde huurkoopovereenkomsten voldaan.
2.8.
Op 22 juni 2020 heeft Prudential, ter voldoening van een huurschuld van NAf 198.000,00 van BigFood aan WTC, tenminste negen Chevrolets Spark die zij in huurkoop van AutoCity heeft verkregen, aan WTC overgedragen. WTC heeft deze auto’s, evenals de Isuzu pick-up, op naam van Exor gezet.
2.9.
Exor heeft de Isuzu pick-up verkocht en geleverd aan Economic Auto Center.
2.10.
Begin mei 2021 is een Chevrolet Spark (met kenteken 65-32A, hierna: de Auto), met schade die inmiddels was hersteld, te koop aangeboden bij de besloten vennootschap Momentum Car Rental B.V. (hierna: Momentum), een tweedehands-autohandelaar.
2.11.
Op 6 mei 2021 heeft CJay’s, na bezichtiging van de Auto, de overeengekomen koopprijs van NAf 15.250,00 aan Momentum overgemaakt.
Momentum heeft de Auto vervolgens namens Exor aan CJay’s verkocht en geleverd.
2.12.
Op 16 juli 2021 heeft AutoCity, na een daartoe verkregen verlof van het gerecht, conservatoir beslag tot afgifte ten laste van CJay’s op de Auto gelegd.
2.13.
Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis in kort geding van 12 augustus 2021 (hierna: het Vonnis) in de gevoegde zaken van WTC c.s. tegen AutoCity en van AutoCity tegen Prudential, WTC c.s. en Economic Auto Center is – voor zover relevant – Exor veroordeeld om de zes op 2 juni 2021 in beslag genomen Chevrolets Spark met toebehoren aan AutoCity af te geven en is het op 4 juni 2021 ten laste van Economic Auto Center gelegde beslag op de Isuzu pick-up opgeheven en AutoCity verboden daarop opnieuw beslag te leggen.
2.14.
AutoCity heeft inmiddels elf van de veertien aan Prudential in huurkoop verkochte en geleverde auto’s gerevindiceerd en doorverkocht.

3.Het geschil

inzake CUR202101807
in conventie
3.1.
Na vermindering van eis vordert AutoCity dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, samengevat:
I. de overeenkomsten waarbij auto’s aan WTC c.s. zijn overgedragen vernietigt,
II. voor recht verklaart dat Prudential c.s. en WTC c.s. jegens AutoCity onrechtmatig hebben gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de door AutoCity geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
III. Prudential c.s. en WTC c.s. veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in reconventie
3.2.
WTC c.s. vorderen dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis AutoCity veroordeelt tot betaling aan WTC c.s. van NAf 198.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van AutoCity in de proceskosten.
inzake CUR202102226
in conventie
3.3.
AutoCity vordert dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, samengevat:
I. CJay’s beveelt om de Auto met alle toebehoren aan AutoCity af te (doen) geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
II. voor recht verklaart dat CJay’s jegens AutoCity onrechtmatig heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door AutoCity geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
III. CJay’s veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
Voor zover CJay’s wordt bevolen de Auto aan AutoCity af te (doen) geven, vordert CJay’s dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis AutoCity veroordeelt tot betaling aan CJay’s van NAf 15.220,00, met veroordeling van AutoCity in de proceskosten.
in beide zaken
3.5.
Prudential c.s. zijn niet verschenen. WTC c.s., CJay’s en AutoCity voeren gemotiveerd verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

inzake CUR202101807
in conventie en in reconventie
4.1.
Aan de door AutoCity gevorderde verklaring voor recht dat onder meer WTC c.s. onrechtmatig hebben gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade, legt zij ten grondslag dat WTC de auto’s in geding van een beschikkingsonbevoegde Prudential overgedragen heeft gekregen waarvan het WTC bekend was, althans had moeten zijn, dat zij gelet op de hoge huurschuld van BigFood aan WTC van NAf 329.165,01 in financiële problemen verkeerde. Prudential heeft deze auto’s bovendien overgedragen voor een huurschuld die BigFood aan WTC had en die WTC kennelijk niet op andere wijze door BigFood betaald kon krijgen. Prudential heeft door middel van een paulianeuze handeling getracht de auto’s aan de eigendom en het verhaal van AutoCity te onttrekken en WTC heeft daaraan meegewerkt. WTC had bedacht moeten zijn op de mogelijke beschikkingsonbevoegdheid van Prudential en had daar onderzoek naar moeten doen. Er was immers sprake van een hoogst ongebruikelijke en verdachte transactie op grond waarvan WTC geacht wordt alles behalve te goeder trouw te zijn geweest. Temeer daar WTC het World Trade Center exploiteert en niet actief is als verhuurder, ingebruikgever dan wel aan- of verkoper van auto’s. WTC was op haar beurt daarom niet bevoegd de auto’s aan Exor over te dragen. Exor is net als WTC in het World Trade Center gevestigd en heeft dezelfde bestuurder. Wetenschap van WTC kan daarmee aan Exor, die nooit actief is geweest in de autoverhuur of autoverkoop, worden toegerekend, aldus steeds AutoCity.
4.2.
WTC c.s. voeren daartegen aan Prudential de huurschuld van BigFood aan WTC heeft betaald door de overdracht van negen auto’s met een totale waarde van NAf 198.000,00. WTC heeft Prudential toegezegd 60 dagen geen incassomaatregelen te zullen nemen voor het resterende huurschuld. De overdracht van de auto’s was dus niet om niet, maar ter aanzuivering van een substantiële huurschuld aan WTC. Dat het geen huurschuld was van Prudential, maar van BigFood, legt geen gewicht in de schaal nu zij met elkaar gelieerde bedrijven zijn en de huurschuld van BigFood meerdere keren door een ander met BigFood gelieerd bedrijf is betaald. Ook Prudential heeft in het verleden de huur ten behoeve van BigFood betaald. Dat BigFood of Prudential in financiële problemen verkeerde, was niet bij WTC bekend. Ook als dat anders zou zijn geweest, maakt dat niet dat WTC te kwader trouw was en wist, dan wel moest weten, met een beschikkingsonbevoegde Prudential te handelen. Het is daarbij niet relevant of de auto’s door WTC c.s. al dan niet werden gebruikt nu die wel een waarde vertegenwoordigden. De huurkoopovereenkomsten die Prudential met AutoCity kennelijk had gesloten, zijn nimmer door Prudential aan WTC getoond. Prudential heeft evenmin kenbaar gemaakt dat op de auto’s een eigendomsvoorbehoud rustte of dat zij de huurkooptermijnen niet volledig had betaald. Niet alleen stonden de auto’s op naam van Prudential, de auto’s waren ook op haar naam verzekerd. Aldus was WTC, maar ook de opvolgende verkrijger Exor, volgens WTC c.s. te goeder trouw. WTC c.s. hebben dan ook niet onrechtmatig gehandeld, dan wel geprofiteerd van een onrechtmatig handelen van Prudential.
4.3.
Het gerecht merkt allereerst op dat WTC c.s. op de mondelinge behandeling van 9 juni 2022 slechts bij hun gemachtigde zijn verschenen, in weerwil van artikel 177 Rv en artikel 41 van het Procesreglement 2018. Ingevolge die bepalingen dient een partij in persoon of – bij rechtspersonen – vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is, ter comparitie te verschijnen. Door hun niet-verschijnen, heeft het gerecht geen nadere inlichtingen kunnen inwinnen over hun feitelijke stellingen en over hetgeen door AutoCity, die op de mondelinge behandeling van 9 juni 2022 wel door haar directeur was vertegenwoordigd, daartegenin is gebracht. Dit niet-verschijnen draagt bij aan het oordeel dat WTC c.s. hun feitelijke stellingen, voor zover door AutoCity betwist, onvoldoende hebben onderbouwd en de feitelijke stellingen van AutoCity onvoldoende gemotiveerd hebben weersproken, en leidt het gerecht voorts tot de gevolgtrekking dat voor (tegen)bewijslevering door WTC c.s. geen plaats is.
4.4.
Het gerecht heeft in het Vonnis voorlopig het volgende geoordeeld, voor zover van belang:
“ (…)
25. Exor beroept zich op de uitzondering in art. 3:86 lid 1 BW, op grond waarvan een overdracht ondanks die onbevoegdheid toch geldig is, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is.
26. Dit beroep wordt verworpen. In de eerste plaats omdat niet gebleken is dat de overdracht door Prudential aan WTC en vervolgens de overdracht door WTC aan Exor anders dan om niet is geschied. De tegenprestatie voor de overdracht door Prudential was alleen een vermindering van de huurschuld van BigFood (en de toezegging van WTC jegens BigFood om gedurende 60 dagen geen juridische maatregelen terzake de rest van de huurschuld te nemen). Gesteld noch gebleken is dat Prudential van WTC een wederprestatie heeft ontvangen of dat later WTC van Exor een wederprestatie heeft ontvangen. Er moet daarom van worden uitgegaan dat sprake was van overdrachten om niet.
27. In de tweede plaats heeft Exor niet aannemelijk gemaakt dat zij te goeder trouw heeft gehandeld, waarbij het gerecht aantekent dat hetgeen op dit punt voor Exor (als vierde-verkrijger) geldt, evenzeer voor WTC (als derde-verkrijger) geldt omdat Exor en WTC dezelfde bestuurder hebben.
(…)
28. Exor heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die een beroep op goede trouw kunnen dragen, en bovendien geen overtuigend verweer gevoerd tegen de door AutoCity genoemde omstandigheden die, zeker in onderling verband bezien, voor WTC/Exor reden hadden behoren te vormen voor het verrichten van (nader) onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van Prudential, te weten (a) de “betaling” van de huurschuld geschiedde door een ander dan de debiteur, (b) die “betaling” geschiedde door een bedrijf van een eigenaar/bestuurder van wie WTC en Exor wisten dat zijn bedrijven betalingsproblemen hadden, (c) de “betaling” geschiedde door overdracht van auto’s, terwijl WTC en Exor niet bedrijfsmatig auto’s verkopen of verhuren, (d) het ging daarbij om een grote hoeveelheid auto’s, en (e) het ging daarbij bovendien om nagenoeg nieuwe auto’s.
Gesteld nog gebleken is dat WTC/Exor een dergelijk (nader) onderzoek hebben verricht.
(…)”.
4.5.
WTC c.s. hebben in de onderhavige bodemprocedure geen andere feiten of omstandigheden gesteld die, anders dan het gerecht in het Vonnis voorlopig heeft overwogen, een beroep op goede trouw kunnen dragen. WTC c.s. hebben in het bijzonder niet gesteld dat zij een (nader) onderzoek hebben verricht naar de beschikkingsbevoegdheid van Prudential, terwijl artikel 3:11 van het Burgerlijk Wetboek (BW) impliceert dat een zekere onderzoeksplicht op de verkrijger rust. Dat hadden WTC c.s. eenvoudig kunnen doen door Prudential om aanvullende informatie te verzoeken ten aanzien van de verkrijging van de auto’s om zodoende te kunnen vaststellen of Prudential wel beschikkingsbevoegd was. Het gerecht neemt daarom het voorlopige oordeel in het Vonnis dat WTC c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij te goeder trouw hebben gehandeld over, met dien verstande dat dat oordeel nu definitief wordt.
4.6.
Gelet op het vorenstaande en hetgeen het gerecht in 4.3. heeft overwogen, hebben WTC c.s. niet gemotiveerd weersproken dat zij op de hoogte waren van de financiële problemen waarin Prudential verkeerde, zodat dit is komen vast te staan. Met die wetenschap behoorde WTC, maar ook Exor nu zij dezelfde aandeelhouder en bestuurder hebben, te weten dat de overdracht van de auto’s door Prudential aan WTC die (bezien vanuit Prudential) onverplicht en om niet is geschied, benadeling van andere schuldeisers van Prudential tot gevolg zou hebben. Door in de gegeven omstandigheden daaraan mee te werken hebben WTC c.s. jegens AutoCity onrechtmatig gehandeld nu daarmee de auto’s aan haar eigendom en verhaal zijn onttrokken. WTC c.s. zijn daarom aansprakelijk voor de schade die AutoCity dientengevolge heeft geleden. AutoCity heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van de onrechtmatige daad schade heeft geleden, onder meer bestaande uit de waardevermindering wegens tijdsverloop van de auto’s die aan WTC c.s. zijn overgedragen en uit het verlies van verhaalsmogelijkheden als het gaat om onder andere de Isuzu pick-up die aan Economic Auto Center is doorverkocht. Het gerecht komt daarmee tot de conclusie dat de verklaring voor recht dat (onder meer) WTC c.s. jegens AutoCity onrechtmatig hebben gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de door AutoCity geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal worden toegewezen.
4.7.
Tegen Prudential c.s. is verstek verleend. Het door AutoCity gevorderde verklaring voor recht komt het gerecht gelet op het voorgaande niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom ook jegens Prudential c.s. worden toegewezen. Nu WTC c.s. als medegedaagden in conventie zijn verschenen en verweer hebben gevoerd, wordt op grond van artikel 82, tweede lid Rv tussen alle partijen één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.8.
De reconventionele vordering van WTC c.s. tot betaling van NAf 198.000,00 door AutoCity, zijnde het bedrag dat in mindering is gebracht op de huurschuld van BigFood aan WTC, zal gezien het voorgaande worden afgewezen.
4.9.
De vordering van AutoCity tot vernietiging op grond van artikel 3:45 BW van de overeenkomsten waarbij de onderhavige auto’s aan WTC c.s. zijn overgedragen, zal in het verlengde van het vorenstaande wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
4.10.
Prudential c.s. en WTC c.s. zullen als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld, vermeerderd met de door AutoCity gevorderde wettelijke rente. Deze kosten worden aan de zijde van AutoCity tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 2.312,66
griffierecht NAf 3.060,00
salaris gemachtigde
NAf 2.500,00 (2 punten x tarief NAf 1.250,00) +
totaal: NAf 7.872,66
4.11.
In reconventie zal WTC c.s. als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van AutoCity tot op heden begroot op NAf 2.000,00 ((2 punten x factor 0,5) x tarief NAf 2.000,00) aan salaris gemachtigde.
inzake CUR202102226
in conventie en in reconventie
4.12.
Het gerecht overweegt dat het gelet op het voorgaande vast staat dat Exor beschikkingsonbevoegd was om de Auto via Momentum aan CJay’s te verkopen en te leveren. In geding is of CJay’s zich kan beroepen op de uitzondering in artikel 3:86, eerste lid BW, op grond waarvan een overdracht ondanks die onbevoegdheid toch geldig is, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is in de zin van artikel 3:11 BW. De verkrijger, in dit geval CJay’s, moet de omstandigheden stellen die rechtvaardigen dat zij de vervreemder voor bevoegd mocht houden en die uitsluiten dat zij reden had aan diens bevoegdheid te twijfelen. Kunnen de gestelde omstandigheden een beroep op goede trouw dragen, dan rust de bewijslast ter zake van de onjuistheid van die stellingen vervolgens op de oorspronkelijk eigenaar, AutoCity.
4.13.
CJay’s stelt in dit verband dat autoverhuur in de Corona-crisis was teruggelopen, waardoor zij twee van haar oudere auto’s heeft verkocht om op zoek te gaan naar een nieuwere auto, zodat die kon worden verhuurd als er betere tijden zouden aanbreken. Op dat moment trok de Auto die te koop stond bij Momentum de aandacht van CJay’s. De Auto werd te koop aangeboden voor een bedrag van NAf 15.250,00. De Auto was op dat moment een jaar en zeven maand oud en het betrof bovendien een schadeauto. Hoewel de schade inmiddels was hersteld, kon CJay’s vanwege haar technische kennis de schade toch waarnemen. Dit alles overwegende concludeerde CJay’s dat de koopprijs voor de Auto alleszins redelijk was en is daarom tot koop overgegaan. CJay’s wist dat Momentum de Auto namens de eigenaar zou verkopen en als gevolmachtigde tussenpersoon de papieren in orde zou maken teneinde de Auto over te schrijven op naam van CJay’s. Momentum heeft de eigenaar van de Auto echter niet bekendgemaakt om te voorkomen dat CJay’s zich rechtstreeks tot de eigenaar zou wenden teneinde de koop af te sluiten, waardoor Momentum haar commissie zou mislopen. Na betaling van de koopprijs is de Auto verkocht en geleverd aan CJay’s waarbij het geregistreerde keuringskaart, belastingkaart en het verzekeringsbewijs op naam van CJay’s is gezet. De gehele gang van zaken heeft bij CJay’s op geen enkel moment hoeven doen twijfelen over de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper van de Auto. Pas op het moment dat AutoCity executoriaal beslag tot afgifte ten laste van CJay’s op de Auto had gelegd, is CJay’s geconfronteerd met de achtergrond en de eigenaar van de Auto.
4.14.
AutoCity voert daartegen aan dat CJay’s niet te goeder trouw is. Zij is een tweedehands autohandelaar die geacht moet worden de automarkt op Curaçao goed te kennen. De koopprijs die CJay’s voor de Auto heeft betaald, ligt ver onder de marktwaarde. De inruilwaarde van de Auto komt namelijk uit op een bedrag van NAf 19.200,00, terwijl die waarde lager is dan de marktwaarde nu AutoCity bij de inruilwaarde ervan uitgaat dat zij bij de verkoop van een auto nog een marge zal moeten maken. De prijs had bij CJay’s argwaan moeten wekken en aanleiding moeten vormen voor nader onderzoek. De prijs duidt er bovendien op dat Exor de Auto zeer snel van de hand wilde doen, omdat het toen in de Curaçaose tweedehands automarkt al bekend was dat de door Exor te koop aangeboden auto’s van Prudential afkomstig waren. Tenslotte moet CJay’s als tweedehands autohandelaar er alert op zijn dat auto’s ook op huurkoopbasis worden gekocht, waardoor zij de Auto – mede gezien de omstandigheid dat het een zeer nieuwe auto betrof – van een onbevoegde overgedragen kon krijgen. CJay’s had volgens AutoCity eenvoudig onderzoek kunnen doen door bij haar of Prudential navraag naar de eigendom van de Auto te doen, maar CJay’s heeft dat nagelaten.
4.15.
Het gerecht stelt vast dat CJay’s, anders dan AutoCity stelt, een autoverhuurbedrijf exploiteert met op dit moment twaalf auto’s. Uit de onbetwiste stellingen van CJay’s volgt dat zij tijdens de Corona-crisis twee van haar oudere auto’s heeft verkocht om een nieuwe auto te kunnen kopen. De Auto die de aandacht van CJay’s trok stond te koop bij Momentum. CJay’s betwist dat zij ten tijde van koop wist wie de eigenaar van de Auto was, laat staan dat de Auto een object van een huurkoopovereenkomst was tussen AutoCity en Prudential. Het gerecht is van oordeel dat ook niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan CJay’s dat had behoren te vermoeden, temeer daar zij geen tweedehands autohandelaar is en Momentum – als zijnde de gevolmachtigde tussenpersoon van Exor – de benodigde documenten in orde heeft gemaakt teneinde de Auto op naam van CJay’s over te schrijven. De op CJay’s rustende onderzoeksplicht gaat naar het oordeel van het gerecht niet zo ver dat zij in de gegeven omstandigheden de beschikkingsbevoegdheid van Momentum (en haar opdrachtgeefster) had moeten onderzoeken. Dit leidt tot de conclusie CJay’s voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die op zichzelf een beroep op goede trouw kunnen dragen. Dat de koopprijs voor de Auto gelet op de door AutoCity gestelde inruilwaarde van NAF 19.200,00 niet marktconform zou zijn geweest, maakt niet dat de goede trouw bij CJay’s ontbrak. CJay’s heeft gelet op de conditie waarin de Auto verkeerde NAf 15.250,00 betaald, een bedrag dat ook in het licht van de door AutoCity gestelde inruilwaarde redelijk is, daargelaten dat niet noodzakelijk is dat de tegenprestatie van de verkrijger dient te corresponderen met de werkelijke waarde van het overgedragen goed.
4.16.
De slotsom is dat het beroep van CJay’s op artikel 3:86, eerste lid BW slaagt.
Nu niet in geschil is dat CJay’s aan de overige voorwaarden van artikel 3:84 BW voldoet, is zij daarmee eigenaar van de Auto geworden. Dit leidt ertoe dat de vordering van AutoCity om CJay’s te bevelen de Auto met alle toebehoren aan haar af te (doen) geven, zal worden afgewezen. Aangezien aan de door AutoCity gevorderde verklaring voor recht dat CJay’s jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door AutoCity geleden schade dezelfde feitelijke grondslag is gegeven als reeds hiervoor overwogen en beoordeeld, bestaat er evenmin grond voor toewijzing van deze vordering.
4.17.
AutoCity zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van CJay’s tot op heden begroot op NAf 2.500,00 (2 punten x tarief NAf 1.250,00) aan salaris gemachtigde.
4.18.
Nu de vorderingen van AutoCity zullen worden afgewezen, behoeft de voorwaardelijke vordering van CJay’s in reconventie geen behandeling. Voor een beslissing over de proceskosten in voorwaardelijke reconventie ziet het gerecht derhalve geen aanleiding.

5.De beslissing

Het gerecht:
inzake CUR202101807
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Prudential c.s. en WTC c.s. jegens AutoCity onrechtmatig hebben gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de door AutoCity geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.2.
veroordeelt Prudential c.s. en WTC c.s. in de proceskosten, aan de zijde van AutoCity tot op heden begroot op NAf 7.872,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na het vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt WTC c.s. in de proceskosten, aan de zijde van AutoCity tot op heden begroot op NAf 2.000,00,
inzake CUR202102226
in conventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt AutoCity in de proceskosten, aan de zijde van CJay’s tot op heden begroot op NAf 2.500,00,
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in voorwaardelijke reconventie
5.10.
verstaat dat de voorwaarde voor de eis in voorwaardelijke reconventie niet is vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en op 4 juli 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting.