ECLI:NL:OGEAC:2022:202

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
CUR202201722
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek om betaling van achterstallige vakantiedagen en afwijzing van tegenverzoek tot schadevergoeding

In deze zaak heeft verzoekster, een werknemer van de besloten vennootschap NOBLE SOLOMON B.V., verzocht om betaling van achterstallige vakantiedagen en overwerkuren. Verzoekster was in dienst sinds 1 mei 2018, maar heeft nooit vakantiedagen gekregen. Na een aantal correspondenties heeft zij verweerster verzocht om betaling van NAf 3.534,27 voor vakantiedagen en NAf 1.221,09 voor overwerk. Verweerster heeft deze bedragen niet betaald en heeft een zelfstandig tegenverzoek ingediend voor schadevergoeding, omdat verzoekster haar arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn zou hebben beëindigd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verweerster niet heeft voldaan aan haar registratieplicht met betrekking tot de vakantiedagen. De door verzoekster opgegeven niet genoten vakantiedagen zijn daarom toegewezen, met een vergoeding van NAf 3.477 netto. Het verzoek om vergoeding van overwerkuren is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er een opdracht tot overwerk was gegeven.

Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift. Verzoekster is toegestaan om kosteloos te procederen, en verweerster is veroordeeld in de proceskosten. Het zelfstandig tegenverzoek van verweerster is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat verzoekster zonder toestemming van verweerster haar arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. De beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens op 12 juli 2022.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhi,
tegen
de besloten vennootschap
NOBLE SOLOMON B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa.

1.Het procesverloop

Dat blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 4 mei 2022;
  • verweerster heeft op 10 juni 2022 producties overgelegd;
  • de mondelinge behandeling op 14 juni 2022 plaatsgevonden. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Verweerster is verschenen bij haar directeur, die via video call aan de behandeling heeft deelgenomen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, verweerster aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Daarbij heeft verweerster tevens een zelfstandig tegenverzoek ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

De directeur van verweerster is tevens directeur van de House of Health Advisory B.V., hierna: HOH, en International Wisdom Academy.
2.2.
Verzoekster is op 1 mei 2018 krachtens een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van verweerster doch werd feitelijk te werk gesteld bij HOH in de functie van “store manager”, tegen een bruto salaris van NAf 2.100,= per maand.
2.3.
Bij email van 30 april 2021 heeft verzoekster de directeur van verweerster bericht dat zij na die dag niet meer blijft werken voor verweerster, HOH en International Wisdom Academy.
2.4.
In het rapport van het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) d.d. 16 november 2021 is vermeld dat verzoekster daar op 18 mei 2021 aangifte heeft gedaan. In het rapport is als bevindingen opgenomen dat verzoekster SOAW heeft benaderd omdat zij gedurende haar dienstverband nooit vakantie heeft gekregen en dat SOAW contact heeft opgenomen met verweerster maar tevergeefs.
2.5.
Bij email van 8 maart 2022 doet de gemachtigde van verzoekster verweerster een brief toekomen waarin zij namens verzoekster verzoekt om betaling van NAf 3.534,27 netto ter zake vakantiedagen en NAf 1.221,09 ter zake overwerk uren binnen 7 dagen te voldoen.
Verweerster heeft de door verzoekster verzochte bedragen aan niet genoten vakantiedagen en niet uitbetaalde overwerk niet betaald.

3.Het geschil

Verzoekster verzoekt toestemming om kosteloos te mogen procederen. Voorts verzoekt zij dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, verweerster veroordeelt om aan haar te betalen NAf 3.864,23 netto ter zake vakantiegeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2021 tot de dag der algehele voldoening en NAf 1.221,09 aan overtime, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2021 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van verweerster in de proceskosten.
Verzoekster legt aan de vordering ten grondslag dat zij gedurende haar dienstverband nooit vakantiedagen heeft gekregen en overwerkuren heeft gemaakt die nooit zijn vergoed. Ondanks dat zij verweerster hierover heeft aangesproken stelde die zich op het standpunt dat zij niets te vorderen had. Ook bemiddeling van SOAW heeft niet gebaat.
3.3.
Verweerster voert verweer.
Als zelfstandig tegenverzoek verzoekt verweerster schadevergoeding ter grootte van een bedrag van NAf 2.100 bruto. Daaraan legt zij ten grondslag dat verzoekster ontslag heeft genomen zonder de wettelijke opzegtermijn van 1 maand in acht te nemen. Verweerster heeft niet ingestemd met de opzegging van het dienstverband met onmiddellijke ingang. Zij heeft een tijdelijke werkneemster moeten aantrekken om de andere werknemers bij te staan gedurende de overgangsperiode die nodig was om een andere werknemer te leren de taken van verzoekster over te nemen.
3.5.
Daarnaast stelt verweerster dat zij een vordering heeft op verzoekster ter zake de huur van een auto ten behoeve van verzoekster waarvan de afspraak was dat verzoekster de huur van de auto terug zou betalen aan HOH. Zij meent dat deze schuld, ad NAf 3.040,72, voor verrekening in aanmerking dient te komen.
3.6.
Verzoekster voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

van het verzoek
4.1.
vakantiedagen
Op grond van artikel 10 van de Vakantieregeling 1949 heeft verzoekster bij het eindigen van de dienstbetrekking recht op uitbetaling van opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen.
4.2
Wat betreft de niet genoten vakantiedagen wordt overwogen als volgt. Het verweer van verweerster komt erop neer dat verzoekster, gelet op haar functie, de vakantiedagen zelf had moeten bijhouden. Dat verweer gaat echter niet op. Op grond van artikel 14 Vakantieregeling moet de werkgever een register bijhouden van de per werknemer verleende en opgenomen vakantiedagen. Dat register is niet overgelegd. Wat verweerster wel heeft overgelegd is, zo noemt zij dat zelf, enige annotaties die een van de werknemers van verweerster in de reguliere urenregistratie-agenda van de winkel heeft gemaakt omdat zij voor verzoekster moest invallen tijdens de vakantie van verzoekster (pagina 2 van de pleitaantekeningen). Enkele kopieën van voornoemde agenda heeft verweerster als productie 1 overgelegd. Dat is in het licht van de op de werkgever rustende registratie plicht echter niet afdoende. Derhalve gaat het gerecht uit van de door verzoekster opgegeven niet genoten vakantiedagen, zij het dat gelet op de, zo is niet in geschil, foutieve ingangsdatum van de dienstbetrekking (1 mei 2018 in plaats van de aanvankelijk door verzoekster gestelde 5 januari 2018) de in geld uitgedrukte vergoeding wordt begroot op 45 vakantiedagen, zijnde een bedrag van NAf 3.477 netto.
4.3.
overwerk
Verzoekster verzoekt vergoeding van door haar verricht overwerk. Verweerster betwist dat verzoekster overwerkuren heeft gewerkt. Daarnaast betwist zij dat de door verzoekster gestelde werkzaamheden zijn aan te merken als overwerk. Volgens verweerster ging verzoekster op eigen keuze mee naar de verschillende activiteiten waarbij de directeur van verweerster als gastspreker optrad. Volgens verzoekster werd van haar verwacht dat zij mee ging naar de verschillende activiteiten. Het Gerecht overweegt dat - bij gebreke van een tussen partijen gemaakte afspraak omtrent een overwerkvergoeding, zoals in casu - slechts plaats is voor een overwerkvergoeding, indien ten minste komt vast te staan dat verweerster het overwerk aan verzoekster heeft opgedragen of dat uit de omstandigheden van het geval blijkt dat verweerster daarmee heeft ingestemd (HR 6 maart 1998, LJN: ZC2606, NJ 1998/527). In de onderhavige zaak is gesteld noch gebleken dat sprake was van een opdracht tot dan wel instemming met het overwerk. Derhalve bestaat er geen aanleiding tot het toekennen van een vergoeding voor het gestelde overwerk. Dit deel van de vordering van verzoekster wordt afgewezen.
4.4.
wettelijke rente
Met verweerster is het gerecht van oordeel dat de wettelijke rente niet is aangezegd. Derhalve wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van de datum van de indiening van het verzoekschrift, zijnde 4 mei 2022.
4.5.
proceskosten
Gelet op de overgelegde kaart wordt verzoekster toegestaan om kosteloos te mogen procederen.
4.6.
Verweerster wordt, als de in het ongelijk gesteld partij in de proceskosten veroordeeld, begroot op:
In debet gestelde griffierechten:
NAf 50, te betalen aan de griffie van dit gerecht
Gemachtigden salaris:
NAf 1.000
en het zelfstandig tegenverzoek
4.7.
schadevergoeding
Niet in geschil is dat verzoekster zich niet heeft gehouden aan de opzeggingstermijn. Dit brengt met zich mee dat verzoekster in beginsel schadeplichtig is tegenover verweerster, tenzij verweerster daarin heeft toegestemd (standpunt verzoekster) of niet (standpunt verweerster). Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat de opzegging met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden en dat de directeur van verweerster per email heeft geantwoord: “ok, is goed”. Zijdens verweerster is dit niet (voldoende onderbouwd) weersproken. Daarmee is rechtens komen vast te staan dat verweerster heeft toegestemd dat verzoekster zonder in achtneming van de voor opzegging geldende opzeggingstermijn mocht opzeggen. Gelet daarop wordt het zelfstandig tegenverzoek afgewezen.
4.8.
verreken vordering
In geschil is of HOH, waar verzoekster feitelijk te werk is gesteld, op verzoek van verzoekster meerdere malen een huurauto voor haar heeft gehuurd en dat daarbij de afspraak is gemaakt dat verzoekster de huur van de auto zou terugbetalen (standpunt verweerster) of niet (standpunt verzoekster). Verweerster heeft drie facturen in het geding gebracht, waarvan twee op naam van verzoekster zijn gesteld, waaruit de huurovereenkomst blijkt en dat de huurovereenkomsten gericht zijn aan HOH. Verzoekster betwist niet alleen dat de huurauto voor haar is gehuurd maar ook de door HOH gestelde afspraak (dat verzoekster de huur van de auto zou terugbetalen). Haar betwisting houdt in dat zij voor zaken op pad moest zowel voor verweerster als de overige vennootschappen. Daarnaast moet zij op dagelijkse basis de echtgenote van de directeur ophalen om boodschappen te doen. Dat deed zij met haar eigen auto, doch als haar auto stuk was, prefereerde de directeur van verweerster om een auto te huren. Daarnaast koos de directeur van verweerster er voor om in de Covid-periode, toen er een “plachi di dia” van kracht was, een auto te huren met een kenteken die volgens de “plachi di dia” aan het verkeer kon deelnemen. Dat was niet alleen in het belang van de bedrijven van de directeur van verweerster, doch ook in het belang van diens echtgenote, aldus nog steeds verzoekster. Daarop heeft verweerster gesteld over een dienstauto te beschikken. Deze stelling is, in het licht van voldoende gemotiveerde betwisting door verzoekster, onvoldoende. Van verweerster mocht meer worden verwacht. Onder andere wanneer de afspraak zou zijn gemaakt dat verzoekster de huur van de auto zou terugbetalen en de wijze waarop. Bij gebreke daarvan is het gerecht van oordeel dat verweerster de betwisting door verzoekster onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Derhalve wordt het beroep op verrekening afgewezen.
4.9.
proceskosten
Verweerster wordt, als de in het ongelijk gesteld partij in de proceskosten veroordeeld, begroot op:
Gemachtigden salaris:
NAf 500.

5.De beslissing

Het Gerecht:

ter zake het verzoek
5.1.
staat verzoekster toe om kosteloos te procederen;
5.2.
veroordeelt verweerster om aan verzoekster te betalen NAf 3.477 netto ter zake van uitbetaling van opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2022 tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt verweerster in de proceskosten aan de zijde van verzoekster gevallen, tot op heden begroot op NAf 1.000 aan gemachtigden salaris en NAf 50 aan in debet gestelde griffierechten, te betalen aan de griffie van dit gerecht;
ter zake het zelfstandig tegenverzoek
5.4.
veroordeelt verweerster in de proceskosten aan de zijde van verzoekster gevallen, tot op heden begroot op NAf 500 aan gemachtigden salaris;
ter zake het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.