ECLI:NL:OGEAC:2022:201

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
CUR202104061
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op korting wegens te late oplevering woning

In deze zaak vordert eiseres, een inwoner van Curaçao, een korting van ANG 18.500,- wegens te late oplevering van haar woning door gedaagde, Balentina Blokkenfabriek N.V. De partijen zijn een aanneemovereenkomst aangegaan op 31 mei 2018, waarbij de oplevering uiterlijk op 12 april 2020 diende te geschieden. Eiseres stelt dat de oplevering pas op 22 december 2020 heeft plaatsgevonden, terwijl gedaagde aanvoert dat de oplevering eerder heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft op 30 januari 2021 van gedaagde vernomen dat de woning gereed was, maar maakt aanspraak op de korting omdat de oplevering niet tijdig heeft plaatsgevonden. Gedaagde voert verweer en stelt dat er sprake is van overmacht door de COVID-19 pandemie en andere omstandigheden die de oplevering hebben vertraagd. Het gerecht oordeelt dat gedaagde niet kan bewijzen dat de vertraging te wijten is aan overmacht, aangezien de oplevering al vóór de lockdown had moeten plaatsvinden. De vordering van eiseres wordt in overweging genomen, maar het gerecht houdt verdere beslissingen aan voor nadere uitlating door partijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202104061
Vonnis van 4 juli 2022
inzake
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
tegen
de naamloze vennootschap
BALENTINA BLOKKENFABRIEK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. ir. I.F. Moeniralam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en BB worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 17 december 2021;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 11 april 2022;
- de comparitie van partijen, gehouden op 24 mei 2022, waar zijn verschenen [eiseres], bijgestaan door haar gemachtigde, en namens BB de heer [naam 1], bijgestaan door haar gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van hun spreekaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn op 31 mei 2018 een aanneemovereenkomst met elkaar aangegaan. De aanneemovereenkomst luidt, voor zover voor de beoordeling van belang, als volgt:
“[…]
Artikel 1. Opdracht
1.1
De Opdrachtgever ([eiseres], gerecht) verleent hierbij opdracht aan de Aannemer (BB, gerecht) tot uitvoering van het in artikel 3 nader omschreven Werk.
1.2
Daartoe zal de Aannemer binnen de in artikel 9 gegeven uitvoeringstermijn het Werk uitvoeren, volgens de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden, tegen betaling door de Opdrachtgever van de in deze overeenkomst omschreven aanneemsom, een en ander behoudens op te dragen meer- of minderwerk.
[…]
Artikel 2 Voorwaarden
2.1
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de UAV […]
Artikel 8 Risico prijsstijging lonen en materialen
8.1
De verkoopprijs is vast tot het moment van oplevering van het werk.
Artikel 9 Datum aanvang en uitvoeringstermijn
9.1
Met het Werk zal een aanvang worden gemaakt uiterlijk binnen zes (6) maanden na het verlijden van de desbetreffende notariële erfpacht akte. De Aannemer zal het werk zonder onderbreking voortzetten tot aan de oplevering, die zal plaatsvinden niet later dan twaalf (12) maanden na het verlijden van de betreffende notariële erfpacht akte.
9.2
In afwijking van hetgeen is bepaald in § 42 lid 2 UAV bedraagt de korting wegens te late oplevering ANG 100 […] per werkbare dag (weekenden uitgezonderd) waarmee de woning later dan twaalf (12) maanden na het verlijden van de desbetreffende notariële erfpacht akte wordt opgeleverd.
Artikel 10 Oplevering
10.1
De Aannemer deelt de Opdrachtgever tenminste vijf (5) werkdagen van tevoren mee wanneer het Werk naar zijn oordeel voltooid zal zijn. De Opdrachtgever doet de opname van het Werk en deelt de Aannemer mee, of het al dan niet is goedgekeurd. Als de Opdrachtgever het werk niet heeft goedgekeurd deelt hij de Aannemer binnen vijf (5) werkdagen na de opname schriftelijk mee welke gebreken de redenen voor de onthouding van de goedkeuring zijn.
10.2
Na goedkeuring van het Werk door de Opdrachtgever stelt de Aannemer een Proces-Verbaal van oplevering in tweevoud op {…]
10.3
Nadat de oplevering heeft plaatsgevonden en de Opdrachtgever de opleveringstermijn en alle meerwerken heeft betaald, zal de Aannemer de woning binnen vijf (5) werkdagen overdragen aan de Opdrachtgever en de sleutels overhandigen. […]”
2.2
De notariële erfpachtakte is verleden op 12 april 2019.

3.Het geschil

3.1 [
eiseres] vordert
“om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(i) eiseres toestemming te verlenen om kosteloos te mogen procederen;
(ii) gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen het bedrag van ANG 18.500,=, althans een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag,
(iii) en, voorts, gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.2
In het licht van de feiten legt [eiseres] aan haar vordering het volgende ten grondslag. De woning had uiterlijk twaalf maanden na 12 april 2019 moeten worden opgeleverd. De oplevering heeft pas ruim nadien plaatsgevonden. Op 30 januari 2021 heeft BB aan [eiseres] medegedeeld dat de woning gereed was en dat zij de sleutels kon ophalen. Rekening houdend met de lockdown maakt [eiseres] aanspraak op een korting van NAf 18.500,-, gelijk aan 185 werkbare dagen.
3.3
BB voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding.
3.4
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Het gerecht stelt voorop dat BB ten tijde van het aangaan van de aanneemovereenkomst bekend was met hetgeen zich voordien had voorgedaan, dus ook met onder andere de vertragingen die zij wijt aan de overheid. Met die wetenschap is BB de aanneemovereenkomst aangegaan. Daarom kan BB de omstandigheden die daaraan zijn voorafgegaan, die niet verwijtbaar zijn aan [eiseres] en evenmin voor haar rekening komen, op geen enkele wijze tegenwerpen aan [eiseres]; zij komen voor rekening en risico van BB.
4.2
Ingevolge de aanneemovereenkomst diende de oplevering van de woning van [eiseres] te geschieden binnen 12 maanden na het verlijden van de notariële erfpachtakte. Eerst zal worden beoordeeld of, zoals BB als verweer aanvoert, de termijn waarbinnen de woning moest worden opgeleverd, is verlengd.
4.3
BB onderbouwt dat verweer met de door haar met [eiseres] gevoerde correspondentie, waarin volgens BB verzoeken tot termijnverlenging zijn gedaan, waarmee [eiseres] heeft ingestemd. Daarbij BB verwijst naar paragraaf 8 onder 4 van de UAV dat betrekking heeft op (de verlenging van) de termijn, binnen welke het werk moet zijn opgeleverd.
4.4
Tegen het beroep van BB op paragraaf 8 onder 4 van de UAV heeft [eiseres] aangevoerd dat de UAV niet aan haar zijn uitgereikt, hetgeen door BB is erkend. Dit moet worden opgevat als een beroep van [eiseres] op de vernietiging van de algemene voorwaarden op grond van het bepaalde in artikel 6:233 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek (BW). Dat beroep is gegrond nu door die erkenning door BB tussen partijen vaststaat dat de UAV niet aan [eiseres] ter hand zijn gesteld. Gezien de vernietiging van de UAV kan BB geen beroep doen op paragraaf 8 onder 4 daarvan.
4.5
Ook indien de UAV niet van toepassing zijn, kunnen partijen een termijnverlenging overeenkomen. Of dat het geval is geweest, moet worden beoordeeld aan de hand van de algemene regels betreffende de totstandkoming van overeenkomsten (artikel 6:217 lid 1 BW). BB heeft de door haar met [eiseres] gevoerde correspondentie in het geding gebracht. In geen van de desbetreffende brieven, e-mails en apps vermag het gerecht een aanbod, bestaande uit een verzoek tot termijnverlenging, lezen. Het betreft veeleer mededelingen met betrekking tot de voortgang en de vertraging van de bouw.
Uit het feit dat [eiseres] daartegen nimmer heeft geprotesteerd, kan geen stilzwijgende instemming met een termijnverlenging worden afgeleid, aangezien dat stilzwijgen niet geacht kan worden een daartoe strekkende wilsverklaring te zijn. Veeleer heeft het er de schijn van dat [eiseres] dergelijke mededelingen van BB op dat moment voor kennisgeving heeft aangenomen.
Er is dus geen sprake van een aanbod van BB en evenmin van aanvaarding door [eiseres]. De conclusie moet daarom zijn dat partijen geen termijnverlenging zijn overeengekomen en dat de woning, zoals overeengekomen in de aanneemovereenkomst, uiterlijk op 19 april 2020 moest worden opgeleverd.
4.6
BB doet tevens een beroep op overmacht. Daartoe voert zij – samengevat – het volgende aan. De bouwactiviteiten van BB zijn abrupt tot een einde gekomen als gevolg van de overheidsmaatregelen vanaf 13 maart 2020 in verband met de covid-pandemie, waaronder een avondklok en per 1 april 2020 een volledige lockdown. Daarvoor (eind derde kwartaal 2019) had de covid-pandemie eerst China en snel daarna de rest van de wereld al in haar greep. Al in het vierde kwartaal van 2019 begon de aanvoer van bouwmaterialen uit met name China vertragingen op te lopen. Vanaf 8 mei 2019 is de lockdown gradueel versoepeld. Verschillende werknemers van BB hebben covid opgelopen en de helft van de bouwploeg is teruggekeerd naar Bonaire. De aansluiting op de elektra heeft op zich laten wachten omdat Aqualectra voor een groot deel gesloten was. Ten slotte is ook vertraging ontstaan als gevolg van diefstal van goederen en gereedschappen en onverwachte bankcontroles. De directe en indirecte vertraging van de bouw als gevolg van de covid-pandemie is conform paragraaf 8 onder 5 UAV als overmacht te kwalificeren.
4.7
Nu, zoals in r.ov. 4.4 is overwogen, de UAV zijn vernietigd, kan het beroep van BB op paragraaf 8 onder 5 van de UAV niet slagen.
4.8
Wel moet worden getoetst of sprake is van overmacht op grond van artikel 6:75 BW. Volgens dat artikel is van overmacht sprake indien de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Dat is het geval, indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
4.9
Naar het oordeel van het gerecht moet het beroep op overmacht van BB op grond van het navolgende worden verworpen. [eiseres] heeft aangevoerd dat, nu de notariële erfpachtakte is verleden op 12 april 2019, de woning ten tijde van het begin van de lockdown al klaar diende te zijn, ‘behoudens enkele kleine afwerkingen’. Dit is niet uitdrukkelijk weersproken en staat daarmee vast. Dit is ook in lijn met artikel 9.1 van de aanneemovereenkomst, volgens welk artikel de oplevering van de woning niet later dan 12 april 2020 diende plaats te vinden, waarbij geldt dat partijen, zoals is overwogen in rechtsoverweging 4.5, geen termijnverlenging zijn overeengekomen. BB heeft wel gesteld dat al in het vierde kwartaal van 2019 de aanvoer van bouwmaterialen uit met name China was vertraagd, maar niet concreet onderbouwd dat en in hoeverre de bouw van de woning daardoor vertraging heeft opgelopen. Het overmachtsverweer gaat niet op.
4.1
Voor zover vertraging is ontstaan als gevolg van diefstallen en bankcontroles, komt die naar in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van BB.
4.11
Dat BB, zoals zij stelt, de gestegen prijzen voor haar rekening heeft genomen, is voor de beoordeling van het overmachtsverweer niet van belang. Het risico van prijsstijgingen had zij immers, gezien artikel 8 van de aanneemovereenkomst, contractueel op zich genomen.
4.12
BB heeft aangevoerd dat [eiseres] de mededelingen van BB betreffende de voortgang van de bouw en de vertraging aanvankelijk voor kennisgeving heeft aangenomen en pas later, na de oplevering, aanspraak heeft gemaakt op korting. Enig juridische gevolg heeft zij niet aan deze stelling verbonden. Een dergelijk juridisch gevolg is er naar het oordeel van het gerecht ook niet. In het bijzonder van rechtsverwerking is geen sprake aangezien enkel stilzitten daartoe onvoldoende is.
4.13
Ter comparitie heeft de gemachtigde van BB ook een beroep gedaan op onvoorziene omstandigheden. Deze betreffen, zo is toegelicht, de covid-pandemie en de gevolgen daarvan. BB heeft niet gesteld welke juridische gevolgen zij aan haar beroep op onvoorziene omstandigheden verbindt. Het gerecht begrijpt de stellingen van BB aldus dat haar beroep ertoe strekt dat het gerecht de gevolgen van de aanneemovereenkomst zal wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk zal ontbinden, in elk geval wat betreft artikel 9.2 ervan.
4.14
Volgens artikel 6:258 lid 1 BW kan de rechter op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden
“op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. […]”
4.15
Gezien het in r.ov. 4.9 overwogene is aan dit criterium niet voldaan. Niet valt immers in te zien dat [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, nu de woning aan het begin van de lockdown al (vrijwel) gereed had moeten zijn en BB niet concreet heeft onderbouwd dat de bouw van de woning vertraging heeft opgelopen doordat al in het vierde kwartaal van 2019 de aanvoer van bouwmaterialen uit met name China was vertraagd. De aanneemovereenkomst zal niet gewijzigd of geheel of gedeeltelijk ontbonden worden.
4.16
In dezen is niet van belang of BB, zoals zij stelt, verlies heeft geleden op de woning. Door het aangaan van de aanneemovereenkomst zijn beide partijen immers gebonden aan de daarin overeengekomen aanneemsom van NAf 145.000,- inclusief OB, in welk verband het gerecht ook verwijst naar rechtsoverweging 4.11.
4.17
Partijen twisten over de vraag wanneer de woning is opgeleverd. Volgens [eiseres] heeft zij op 5 maart 2021 de sleutel gekregen en heeft op die datum ook, naar het gerecht begrijpt, de oplevering plaatsgevonden. Volgens BB heeft de oplevering plaatsgevonden op 22 december 2020.
4.18
In dezen is van belang productie 1 van BB. Dit betreft een proces-verbaal van oplevering althans een stuk waarop kennelijk de gebreken aan de woning staan beschreven, met de namen en handtekeningen van partijen en met als datum 22 december 2020. [eiseres] heeft op 22 december 2020 ook een sleutel van de woning gekregen. Onder deze omstandigheden moet de oplevering geacht worden op 22 december 2020 te hebben plaatsgevonden. Als die oplevering niet exact conform artikel 10 van de aanneemovereenkomst is geschied en als de woning volgens [eiseres] pas op 28 januari 2021 helemaal gereed was, wordt dat niet anders.
4.2
De vordering van [eiseres] berust op het uitgangspunt dat de oplevering heeft plaatsgevonden op 5 maart 2021. Dat uitgangspunt is, gezien het vorenstaande, onjuist. Voor de beoordeling zal het aantal werkbare dagen dat is gelegen tussen 12 april 2020 en 22 december 2020, dienen te worden bepaald. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich daarover bij akte uit te laten.
4.21
Haar verweer dat [eiseres] geen belang heeft bij haar vordering, heeft BB gemotiveerd met de stelling dat [eiseres] geen schade heeft geleden door de vertraging. Daargelaten dat [eiseres] stelt wel degelijk schade te hebben geleden, gaat dit niet op: ook als [eiseres] geen schade heeft geleden, heeft zij belang bij haar vordering. Schade vormt geen voorwaarde voor de toewijzing van een vordering als de onderhavige.
4.22
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het gerecht:
verwijst de zaak naar de rol van 22 augustus 2022 voor akte uitlating door [eiseres] als bedoeld in r.ov. 4.20;
bepaalt dat BB daarop vervolgens bij antwoordakte zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 4 juli 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.