Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Verloop van de procedure
2.De feiten
:
3.Het geschil
4.De beoordeling
(“Miembronan mester…miembronan”) toevoegt, samengevat, dat de leden moeten weten van de financiële nadelen voor het fonds, dat gelden die bestemd zijn voor het welzijn van de leden worden misbruikt in een selecte groep en dat het lid contributie betaalt en er structuren worden gecreëerd om met het geld van de leden te doen en laten wat men wil.
herhaaldelijkde goede naam van ABVO publiekelijk heeft aangetast en hierop is de vordering onder a. toegesneden, voor zover daarin wordt gevorderd dat [gedaagde] zich met onmiddellijke ingang dient te onthouden van smadelijke of lasterlijke en/of onnodig grievende uitlatingen jegens ABVO in het openbaar op
social media, in de pers etc. Deze laatste vordering is echter te algemeen om voor toewijzing in aanmerking te komen (zonder dat op voorhand duidelijk is welke uitlating het precies betreft en of deze een beperking van het grondrecht van vrije meningsuiting rechtvaardigt), mede gelet op het feit dat tot nu toe nog niet is gebleken van smadelijke, lasterlijke of onnodig grievende uitlatingen van [gedaagde]. Op dit laatste stuit de vordering ook af voor het overige, te weten waar deze wordt beperkt tot uitlatingen als in het persbericht, af. Het gerecht tekent hierbij aan, dat niet uitgesloten is dat ook daar waar, zoals hierboven onder 4.6. overwogen, sprake is van niet geconcretiseerde en anonieme beschuldigingen van onoirbare praktijken, of de suggestie daarvan, de herhaling hiervan, ook al is het slechts bij wijze van stemmingmakerij, op een gegeven moment als onrechtmatig kan worden bestempeld en niet langer beschermd wordt door het grondrecht van vrije meningsuiting. ABVO heeft in dit geding echter niet aangetoond dat deze grens thans is overschreden. Zij heeft ook niet gesteld welke de gewraakte uitlatingen van [gedaagde] in deze televisie- en radio-interviews precies zijn geweest.