ECLI:NL:OGEAC:2022:199

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
CUR202201599
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking vestiging recht van erfpacht ten behoeve van Stichting Slavendorp Savonet

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, heeft de Stichting Restauratie & Behoud Slavendorp Savonet een kort geding aangespannen tegen het Land Curaçao. De Stichting vorderde een bevel aan het Land om mee te werken aan de vestiging van het recht van erfpacht op een perceel dat essentieel is voor haar project. De zaak volgde op een tussenvonnis van 19 mei 2022, waarin het Land niet had betwist dat het de bedoeling was dat de Stichting alle 16 slavenhuisjes in erfpacht zou verkrijgen. Echter, bij een notariële akte van 5 november 2021 was slechts een deel van het slavendorp in erfpacht gegeven, wat leidde tot de huidige procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2022 werd duidelijk dat er een aanspraak van een familie op een van de huisjes was, wat de situatie complicaties gaf. De Minister van Vervoer en Ruimtelijke Planning had een verzoek van deze familie om erfpacht afgewezen, met de opmerking dat het project van de Stichting cruciaal was voor een UNESCO-traject. Uiteindelijk concludeerde het Gerecht dat het Land niet langer verzet tegen de vestiging van het erfpachtrecht en dat de Stichting een spoedeisend belang had bij haar vordering.

Het Gerecht heeft het Land bevolen om binnen twee maanden na de uitspraak mee te werken aan de vestiging van het recht van erfpacht op het resterende deel van het perceel. De overige vorderingen van de Stichting werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. Dit vonnis is op 22 juli 2022 openbaar uitgesproken door rechter P.E. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202201599
Vonnis in kort geding d.d. 22 juli 2022
inzake
de stichting
STICHTING RESTAURATIE & BEHOUD SLAVENDORP SAVONET,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
vertegenwoordigd door haar voorzitter dhr. […],
--tegen--
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
zetelend in Curaçao,
gedaagde,
aanvankelijk vertegenwoordigd door de advocate mr. H.M. van Rossum, daarna door […].
Partijen zullen hierna de Stichting en het Land worden genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 mei 2022;
  • het emailbericht van mw. […] van 20 juni 2022 om als belanghebbende te mogen deelnemen aan het geding;
  • het emailbericht van het gerecht aan partijen en aan mw. […] van 23 juni 2022 dat mw. […] bij de voortzetting van de mondelinge behandeling als informant in maximaal 15 minuten haar standpunt kenbaar kan maken;
  • de brief met bijlagen van mr. Larmonie waarin hij zich stelt voor mw. […];
  • de voortgezette behandeling op 5 juli 2022;
  • de pleitnota’s van mw. […] en mr. Larmonie zoals voorgedragen en overgelegd bij de voortgezette behandeling;
  • het emailbericht van […] namens het Land van 13 juli 2022 met bijlage;
  • de emailberichten van partijen waarin vonnis wordt gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Zoals ook in het tussenvonnis is overwogen, heeft het Land niet betwist dat het steeds de bedoeling is geweest dat de Stichting ten behoeve van haar project alle 16 slavenhuisjes (c.q. de ruïnes daarvan) in erfpacht zou verkrijgen. Dit was zowel ten tijde van de optiebeschikking van 20 maart 2018 als de ministeriële beschikking van 16 juli 2020 het uitgangspunt. Bij notariële akte van 5 november 2021 is echter slechts het recht van erfpacht gevestigd op een deel van het slavendorp, groot 3.206m2 (meetbrief 177/2021), en niet ook op de resterende deel (rest 269/2003, zie het tussenvonnis onder 4.2). Het Land heeft uitgelegd dat dit verband hield met een aanspraak van de familie […], waarop het Land nog moest antwoorden.
2.2.
Bij de voortgezette behandeling op 5 juli 2022 is door mw. […] en haar advocaat – niet als partij in dit geding maar als informant – uiteengezet waarop de familie […] haar aanspraken op een van de huisjes baseert. Zij hebben uiteengezet dat huisje Savonet [nr. …] al heel lang bij de familie […] in gebruik is, eerst als woning en later als weekendhuis, en dat er in 1985 een verzoek om uitgifte in erfpacht is gedaan, waarop nooit is geantwoord. Mw. […] heeft bezwaar tegen de verlening en vestiging van erfpacht aan de Stichting.
2.3.
Namens het Land is na de voortgezette behandeling een schrijven in het geding gebracht van de Minister van Vervoer en Ruimtelijke Planning aan de advocaat van mw. […] van 12 juli 2022. In dat schrijven is het (gesteld) verzoek van de familie […] om uitgifte in erfpacht van Savonet nr. […] afgewezen, met daarin de volgende voor het project van de Stichting relevante passage:
‘In concreto houdt dit in casu in dat het Land in zijn beslissing inzake het verzoek om uitgifte in erfpacht meeneemt dat er in de omgeving sprake is van een (voorgenomen) ontwikkeling, waarvan de uitgifte van het onderhavige perceel (Savonet […]) een (cruciale) rol speelt. Het betreft hier een UNESCO-traject voor nominatie van plantagesystemen Curaçao, waaronder plantage Savonet en omgeving. Hoe completer, waaronder de authenticiteit en integriteit van een plantage, met alle bijgebouwen en koenoekoehuizen, hoe meer kans op een succesvol traject. Het uitsluiten van het betreffende perceel van het project, doet afbreuk aan het voorgaande.’
2.4.
Door het Land zijn voorts in zijn opdracht opgemaakte meetbrieven van het resterende deel van het perceel (rest 269/2003) in het geding gebracht. Het betreft de meetbrieven van 23 juni 2022 met de nummers 406, 407, 408 en 409 (samen circa 436m2 groot).
2.5.
Beide partijen hebben vonnis gevraagd. Naar het gerecht begrijpt is ook het Land van mening dat inmiddels kan worden overgegaan tot het vestigen van een erfpachtrecht ten behoeve van de Stichting op het resterende deel van het perceel en verzet het Land zich niet langer tegen toewijzing van de daartoe strekkende vordering van de Stichting. Gelet op de niet gemotiveerd weersproken stelling van de Stichting dat de uitvoering van haar project praktisch onmogelijk is als zij daarin niet in één keer alle zestien huisjes kan betrekken, heeft de Stichting bovendien het voor een kort geding vereiste spoedeisend belang bij haar vordering. De vordering tot het verstrekken van erfpacht zal dan ook worden toegewezen, als hierna omschreven. De termijn voor nakoming zal in redelijkheid worden gesteld op twee maanden na de uitspraak van dit vonnis.
2.6.
De overige (sub-)vorderingen van de Stichting zullen worden afgewezen. Voor toewijzing van die vorderingen bestaat onvoldoende grond en/of de Stichting heeft daarbij onvoldoende belang. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.7.
Onvoldoende is gebleken dat en op grond waarvan op het Land jegens de Stichting een rechtsplicht rust om de in erfpacht uit te geven grond te ontdoen van omheiningen en vrij toegankelijk te maken. Het Land kan als grondeigenaar uiteraard zijn bevoegdheden uitoefenen, maar dat het Land daartoe in zijn verhouding tot de Stichting gehouden is, is onvoldoende aannemelijk geworden. Na vestiging van het erfpachtrecht kan de Stichting bovendien zelf gebruik maken van haar bevoegdheden in haar hoedanigheid van erfpachter.
2.8.
Aan de vordering van de Stichting om alle zestien huisjes in één meetbrief op te nemen, is het Land tijdens dit kort geding tegemoetgekomen. Dat het uiteindelijk in totaal vijf meetbrieven zijn geworden, is voor dit kort geding niet van belang en staat aan de vestiging van het recht van erfpacht niet in de weg.
2.9.
De Stichting heeft onvoldoende belang bij haar vordering te bepalen dat, samengevat, de termijn waarbinnen de Stichting moet zijn begonnen met bouwen pas ingaat nadat ook op de drie resterende huisjes het erfpachtrecht is gevestigd. Het Land heeft - onder meer onder 12 van de pleitnota - benadrukt dat het Land niet de intentie heeft het project Slavendorp Savonet tegen te houden door zich te beroepen op de desbetreffende bepaling in de Ministeriële Beschikking (artikel 2 lid h sub 2). Met die verzekering is door het Land ook aan deze vordering van de Stichting afdoende tegemoetgekomen.
2.10.
Het gerecht ziet onvoldoende aanleiding om aan het aan het Land te geven bevel een dwangsom te verbinden. Niet alleen omdat in zijn algemeenheid als uitgangspunt moet dienen dat het Land vrijwillig gehoor geeft aan rechterlijke uitspraken, maar ook omdat het Land tijdens dit kort geding constructief heeft meegewerkt om uit de impasse te geraken.
2.11.
Partijen zijn beide gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Daarbij past een compensatie van proceskosten. Voor veroordeling van het Land tot vergoeding van overige kosten, zoals door de Stichting gevorderd, is in dit kort geding geen plaats.

3.Beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
3.1.
beveelt het Land om binnen twee maanden na de uitspraak van dit vonnis mee te werken aan de vestiging van het recht van erfpacht ten behoeve van de Stichting op het resterende deel van het perceel (op de foto in het tussenvonnis: REST 269/2003, waarvan nu zijn opgemaakt de meetbrieven 2022/406, 407, 408 en 409);
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
3.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 22 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.