Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.[EISERES SUB 1 IN CONVENTIE]
[EISER SUB 2 IN CONVENTIE],
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eisers, bestaande uit twee personen wonende in Curaçao, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens woonachtig in Curaçao. De eisers hebben op 31 januari 2014 een bedrag van NAf 400.000,= in contanten aan gedaagde toevertrouwd in het kader van een bewaargevingsovereenkomst. Gedaagde heeft een deel van dit bedrag, NAf 51.557,58, aan derden uitgekeerd op verzoek van eisers. Toen eisers om teruggave van het resterende bedrag vroegen, beroept gedaagde zich op verrekening met twee onbetaald gebleven facturen, die samen een totaalbedrag van NAf 398.295,= vertegenwoordigen. Eisers hebben hiertegen geprotesteerd en stellen dat zij niets aan gedaagde verschuldigd zijn.
Het procesverloop omvat verschillende conclusies en verzoekschriften, waarbij de eisers hun vordering hebben verminderd. De rechter heeft vastgesteld dat partijen mondeling een overeenkomst tot in bewaring hebben gesloten, wat gedaagde verplicht om het bedrag terug te geven, tenzij het beroep op verrekening slaagt. De rechter heeft geoordeeld dat de facturen die gedaagde wenst te verrekenen niet voor verrekening in aanmerking komen, omdat niet voldaan is aan het vereiste van wederkerige schuldenaarschap. De vordering tot betaling van bewaarloon is afgewezen, omdat er geen overeenkomst over bewaarloon is gesloten.
Uiteindelijk heeft de rechter de conventionele vordering van eisers toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van NAf 350.000,=, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 15.017,84. Het vonnis is uitgesproken op 20 juni 2022 door rechter U.I.D. Luydens in het openbaar.