ECLI:NL:OGEAC:2022:196

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
CUR202003466
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van in bewaring gegeven bedrag en verrekening van onbetaalde facturen

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eisers, bestaande uit twee personen wonende in Curaçao, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens woonachtig in Curaçao. De eisers hebben op 31 januari 2014 een bedrag van NAf 400.000,= in contanten aan gedaagde toevertrouwd in het kader van een bewaargevingsovereenkomst. Gedaagde heeft een deel van dit bedrag, NAf 51.557,58, aan derden uitgekeerd op verzoek van eisers. Toen eisers om teruggave van het resterende bedrag vroegen, beroept gedaagde zich op verrekening met twee onbetaald gebleven facturen, die samen een totaalbedrag van NAf 398.295,= vertegenwoordigen. Eisers hebben hiertegen geprotesteerd en stellen dat zij niets aan gedaagde verschuldigd zijn.

Het procesverloop omvat verschillende conclusies en verzoekschriften, waarbij de eisers hun vordering hebben verminderd. De rechter heeft vastgesteld dat partijen mondeling een overeenkomst tot in bewaring hebben gesloten, wat gedaagde verplicht om het bedrag terug te geven, tenzij het beroep op verrekening slaagt. De rechter heeft geoordeeld dat de facturen die gedaagde wenst te verrekenen niet voor verrekening in aanmerking komen, omdat niet voldaan is aan het vereiste van wederkerige schuldenaarschap. De vordering tot betaling van bewaarloon is afgewezen, omdat er geen overeenkomst over bewaarloon is gesloten.

Uiteindelijk heeft de rechter de conventionele vordering van eisers toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van NAf 350.000,=, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 15.017,84. Het vonnis is uitgesproken op 20 juni 2022 door rechter U.I.D. Luydens in het openbaar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:

1.[EISERES SUB 1 IN CONVENTIE]

2.
[EISER SUB 2 IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
[GEDAAGDE IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Henriquez.

1.1. Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties ter griffie ingediend op 28 augustus 2022;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties genomen op de rol van 15 maart 2021;
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie genomen op de rol van 30 augustus 2021;
- het afzien van het dienen van een conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

Op 31 januari 2014 heeft eiser 1 een bedrag van NAf 400.000,= in contanten aan gedaagde in bewaargeving toevertrouwd. Gedaagde heeft voor het ontvangst van voornoemd bedrag getekend.
2.2.
Van dit bedrag heeft gedaagde op verzoek van eisers een bedrag van NAf 51.557,58 (inclusief chequekosten) aan derden uitgekeerd.
2.3.
Op een gegeven moment hebben eisers verzocht om teruggave van het in bewaring gegeven bedrag. Gedaagde heeft zich beroepen op verrekening met twee onbetaald gebleven facturen, voor een totaalbedrag van NAf 398.295,=, ter zake door hem ten behoeve van een derde verrichtte werkzaamheden.
2.4.
Het in bewaring gegeven bedrag is niet teruggegeven.
2.5.
Eisers hebben na daartoe bekomen verlof op 31 juli 2020 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder RBC ten laste van gedaagde.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

Eisers vorderen na vermindering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om aan eisers te betalen, de somma van NAf 348.442,42 vermeerderd met de wettelijke ingaande 7 augustus 2022 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
Eisers leggen aan de vordering ten grondslag een overeenkomst tot in bewaargeving. Nadat gedaagde verzocht werd om het bedrag terug te geven wenste gedaagde verrekening (met een schuld van een derde) toe te passen. Eisers stellen niets aan gedaagde verschuldigd te zijn.
Gedaagde voert verweer.
3.4.
In reconventie vordert gedaagde eisers te veroordelen tot het betalen van:
- NAf 398.395,= al dan niet onder aftrek van het verrekend bedrag en voorts te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 3 juni 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
- bewaarloon,
en voorts voor recht te verklaren dat gedaagde terecht de facturen heeft verrekend, althans dat het hem vrijstaat deze alsnog te verrekenen voor een door het gerecht vast te stellen bedrag.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

Niet in geschil is dat partijen mondeling een overeenkomst tot in bewaargeving hebben gesloten. Op grond van die overeenkomst is gedaagde verplicht tot teruggave van het bedrag dat hem in bewaring is gegeven aan eisers indien eisers daarom zouden vragen (artikel 7:600 BW e.v.), tenzij het beroep tot verrekening slaagt.
4.2.
Artikel 6:127 lid 2 BW bepaalt met betrekking tot de bevoegdheid tot verrekening het volgende:
“Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.”
4.3.
Met eisers is het gerecht van oordeel dat de facturen die gedaagde wenst te verrekenen niet voor verrekening in aanmerking komen, omdat niet voldaan is aan het vereiste van wederkerige schuldenaarschap van voornoemd artikel. Niet eisers maar een in de facturen genoemde derde is de wederpartij van gedaagde. Het beroep op verrekening slaagt niet.
4.4.
Een grondslag voor de gevorderde bewaarloon ontbreekt. Gesteld noch gebleken is dat partijen bewaarloon zijn overeengekomen. Evenmin is gesteld noch gebleken dat gedaagde de overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zodat evenmin op grond van artikel 7:601 BW eisers hem bewaarloon verschuldigd zijn.
4.5.
Derhalve worden de in reconventionele vorderingen afgewezen.
4.6.
De slotsom is dat de conventionele vordering wordt toegewezen, zij het dat de gevorderde rente wordt toegewezen met ingang van de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, nu onderbouwing dat gedaagde op de door eisers gestelde datum van 7 augustus 2020 in verzuim was ontbreekt.
4.7.
Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie veroordeeld in de proceskosten begroot in conventie op:
Griffierechten
NAf 3.500,=
Explootkosten
NAf 1.017,84
Salaris gemachtigde in conventie (begroot op tarief 8, 3 punten)
NAf 9.000,=
Salaris gemachtigde in reconventie (begroot op tarief 8, ½ punt)
NAf 1.500,=
--------------------- +
NAf 15.017,84.
5. De beslissing
Het Gerecht:
In conventie
5.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eisers van de somma van NAf 350.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 28 augustus 2020 tot de dag der algehele voldoening;
In conventie en in reconventie
5.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot in conventie en in reconventie op NAf 15.017,84;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af hetgeen in conventie en in reconventie meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2022.