ECLI:NL:OGEAC:2022:194

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
CUR202202430
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot plaatsing op de lijst van erkende brandbeveiligingsbedrijven

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, heeft de besloten vennootschap CFS Solutions B.V. (hierna: eiseres) een kort geding aangespannen tegen de openbare rechtspersoon Het Land Curaçao (hierna: gedaagde). Eiseres vorderde dat gedaagde haar zou plaatsen op de lijst van erkende bedrijven voor het installeren en onderhouden van sprinklerinstallaties en brandblusmiddelen. Eiseres stelde dat de brandweer onrechtmatig handelde door haar niet op deze lijst te plaatsen, wat zou leiden tot aanzienlijke schade voor haar bedrijf. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 juni 2022 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 juli 2022.

De feiten van de zaak tonen aan dat eiseres in het verleden erkend was als installateur en onderhoudsbedrijf voor sprinklerinstallaties en brandblusmiddelen, maar dat deze erkenningen later zijn ingetrokken. Eiseres heeft de brandweer aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt door het niet op de lijst staan, en heeft een schadevergoeding van NAf 85.000 geëist. Gedaagde heeft echter betwist dat het gerecht bevoegd is om deze zaak te behandelen en heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.

Het gerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is om kennis te nemen van de zaak, maar heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. Het gerecht oordeelde dat de plaatsing op de lijst potentieel ernstige gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid en veiligheid, en dat het belang van eiseres niet opweegt tegen het algemeen belang van brandveiligheid. De vordering tot schadevergoeding in de vorm van plaatsing op de lijst werd als ongebruikelijk en onwaarschijnlijk voor toewijzing in een bodemprocedure beschouwd. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die tot op heden zijn begroot op NAf 1.500.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
de besloten vennootschap
CFS SOLUTIONS B.V. hodn CONTRAIX,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. E. Kleist en W.R. Flocker,
--tegen--
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. A.K.E. Henriquez en O.E. Kostrzewski.

1.Verloop van de procedure

Dat blijkt uit:
- het verzoekschrift in kort geding met producties, ingediend op 20 juni 2022;
- de mondelinge behandeling, welke op 5 juli 2022 heeft plaatsgevonden. Eiseres is bij haar directeur, dhr. [naam 1], bijgestaan door haar gemachtigden verschenen. Gedaagde is bij zijn gemachtigden verschenen. Zij hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities met producties. Van te voren heeft eiseres producties ingediend.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Eiseres voert werkzaamheden uit op het gebied van de brandbeveiliging.
2.2.
Bij besluit van de Minister van Justitie van 25 februari 2017 werd eiseres erkend als Sprinkler Installateur en onderhoudsbedrijf voor het installeren en onderhouden van Sprinklerinstallaties.
2.3.
Bij besluit van de Minister van Justitie van 25 april 2017 werd eiseres erkend als onderhoudsbedrijf voor kleine brandblusmiddelen voor het installeren en onderhouden van kleine brandblusmiddelen.
2.4.
Bij besluit van de Minister van Justitie van 12 januari 2018 zijn de in 2.2. en 2.3. besluiten ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan de datum waarop de besluiten aan eiseres zijn bekendgemaakt.
2.5.
Bij besluit van de Minister van Justitie van 31 augustus 2021 werd de in 2.4. bedoelde intrekkingsbesluit met terugwerkende kracht ingetrokken.
2.6.
De brandweer weigert om eiseres toe te voegen aan de lijst van erkende bedrijven voor het installeren en onderhouden van sprinklerinstallaties en brandblusmiddelen, hierna: de lijst.
2.7.
In de Extra van 3 maart 2022 is een artikel verschenen waarin de brandweer informeert dat alleen drie bedrijven zijn erkend om onderhoud- en reparatiewerkzaamheden te verrichten aan brandblusapparatuur. Eiseres is niet genoemd als een van de drie erkende bedrijven.
2.8.
Bij brief van 18 mei 2022 heeft eiseres de brandweer aansprakelijk gesteld voor de opgelopen schade voorlopig geschat op NAf 85.000 en verzocht om haar per direct op de lijst te plaatsen en daarvan een bericht in de lokale dagbladen te plaatsen. Daarnaast heeft eiseres de brandweer bericht dat bij het uitblijven van een schriftelijk bewijs voor 20 mei 2022 zij de nodige rechtsmaatregelen zal nemen.
2.9.
De brandweer heeft eiseres niet op de lijst geplaatst.

3.Het geschil

Eiseres vordert dat het gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagde te gebieden eiseres op de lijst van door de brandweer erkende installatie- en onderhoudsbedrijven te plaatsen, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 5.000 voor iedere dag dat de brandweer en\of [naam 2] en [naam 3] nalaat eiseres op genoemde lijst te plaatsen;
2. gedaagde te gebieden om eiseres toe te staan de in Nederland geaccrediteerde inspectie instelling VdS Nederland B.V. te mogen gebruiken voor het goedkeuren van de Programma van Eisen (PVE), het Projecteren van brandmelding- en sprinklerinstallaties en het inspecteren en certificeren van deze installaties, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 5.000 voor iedere dag dat de brandweer en/of [naam 2] en [naam 3] eiseres niet toestaan om VdS Nederland B.V. als inspectie instelling te mogen gebruiken, kosten rechtens.
3.2.
Eiseres legt aan de vordering in kort geding ten grondslag dat iedere dag dat de situatie voortduurt ten koste gaat van de omzet en het voortbestaan van eiseres en de werkgelegenheid van de bij eiseres werkzame personen. Zij grondt haar vordering er op dat de handelingen van de brandweer en/of [naam 2] en [naam 3] onrechtmatig zijn jegens eiseres wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel en de daaraan ten grondslag liggende mededingings- en transparantienorm waar het gaat om plaatsing op de lijst.
3.3.
Gedaagde voert primair tot verweer dat het gerecht niet bevoegd is om kennis te nemen van onderhavig geschil, dat de verkeerde partij in rechte is betrokken, dat geen sprake is van spoedeisend belang en dat de vorderingen zich niet lenen voor behandeling in kort geding.
3.4.
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.De beoordeling

De formele verweren
4.1.
Gelet op hetgeen eiseres aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, te weten het onrechtmatig handelen van de brandweer (artikel 6:162 BW), is het gerecht bevoegd van dit geschil kennis te nemen.
4.2.
De civiele overheidsrechter fungeert als zogenaamde restrechter in alle zaken met een spoedeisend karakter indien er door de wet geen bijzondere rechter is aangewezen om kennis te nemen van de aan hem voorgelegde geschillen. De aanwijzing van een andere bevoegde rechter of van een speciale rechtsgang maakt de kortgedingrechter in beginsel niet onbevoegd. Slechts wanneer de andere aangewezen rechter of rechtsgang voldoende rechtsbescherming biedt, zal de kortgedingrechter zich onbevoegd kunnen verklaren. Hiertoe wordt vereist dat in spoedeisende gevallen een met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang openstaat waarin eiser een met het kort geding vergelijkbaar resultaat kan bereiken (HR 16 maart 1990, NJ 1990, 500). Die laatste situatie doet zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval niet voor. Immers, zo voert gedaagde in punt 7 van haar pleitnota aan, is er geen materieel toetsingskader waaraan de brandweer op een voor een belanghebbende kenbare wijze kan toetsen wat de eisen zijn om in aanmerking te komen voor erkenning en zolang dat er niet is, zo heeft gedaagde ter behandeling toegelicht, vinden er geen erkenningen door de brandweer plaats.
4.3.
Het gerecht volgt gedaagde niet in haar stelling dat de verkeerde partij is gedagvaard. Daartoe wordt overwogen dat in een civiele procedure een bestuursorgaan niet zonder nadrukkelijke wettelijke grondslag (waarbij aan dat bestuursorgaan procesbevoegdheid wordt toegekend) in een civiel geding kan worden betrokken. Dat de brandweer procesbevoegdheid is toegekend is niet gebleken. Eiseres heeft dus terecht gedaagde in de procedure betrokken.
Spoedeisend belang
4.4.
In tegenstelling tot gedaagde is het gerecht met eiseres van oordeel dat met het in 2.7. genoemde krantenbericht het spoedeisend belang van gegeven is. Voldoende onderbouwd is immers dat (potentiële) klanten van eiseres door voornoemd krantenbericht niet verder zaken meer willen doen met eiseres nu zij niet op de lijst staat, zeker als het (verder) zaken doen gevolgen heeft voor de aan die (potentiële) klant te verlenen gebruiksvergunning in de zin dat dan geen gebruiksvergunning wordt afgegeven. Daarmee is tevens voldoende onderbouwd dat dit ten koste gaat van de omzet van eiseres en (uiteindelijk) het voortbestaan van eiseres en de werkgelegenheid van de bij haar werkzame personen. Eiseres kan dus worden ontvangen in haar vordering.
Complexiteit/belangenafweging
4.5.
In de kern betreft het geschil tussen partijen de beoordeling of eiseres over de deskundigheid beschikt om op de lijst te worden geplaatst, of, vooruitlopende op het vaststellen van het door de brandweer toe te passen materieel toetsingskader, de brandweer dient over te gaan tot het plaatsen van eiseres op de lijst en of gedaagde de bevoegdheid heeft om de brandweer op te dragen eiseres op de lijst te plaatsen. Met gedaagde is het gerecht van oordeel dat dit type geschil naar zijn aard weinig geschikt is voor behandeling in kort geding.
4.6.
Met gedaagde is het gerecht voorts van oordeel dat plaatsing op de lijst potentieel zeer ernstige consequenties kan hebben voor de volksgezondheid en veiligheid, mocht naderhand blijken dat eiseres niet voldoet aan het (nog vast te stellen) kenmerk van waardering. Derhalve is het belang van eiseres om op de lijst geplaatst te worden van onvoldoende gewicht gelet op het zwaarwegende algemeen belang van brandveiligheid.
Inhoudelijke beoordeling
4.7.
Indien veronderstellende wijze wordt uitgegaan dat de brandweer jegens eiseres onrechtmatig handelt door eiseres niet op de lijst te plaatsen, dient aan dat onrechtmatig handelen een einde te worden gemaakt. In dat verband vordert eiseres plaatsing op voornoemde lijst, naar het gerecht begrijpt, op de voet van artikel 6:162 juncto 6:103 BW. Op grond van voornoemd artikel wordt schadevergoeding in beginsel voldaan in geld. Op vordering van de benadeelde kan echter schadevergoeding in een andere vorm dan betaling van een geldsom worden toegekend. Schadevergoeding in de vorm van het plaatsen op de lijst is op zichzelf genomen niet onmogelijk is. De vraag is echter of een veroordeling tot plaatsing op de lijst als schadevergoeding anders dan in geld in het onderhavige geval passend is. Het gerecht oordeelt van niet. De gevorderde plaatsing op de lijst is niet een heel gangbare vorm van schadevergoeding. Naar het oordeel van het gerecht is de kans klein dat een dergelijke vordering in een bodemprocedure wordt toegewezen. Verwezen wordt naar hetgeen in 4.5. en 4.6. is overwogen.
4.8.
Gelet op al het voorgaande wordt de gevorderde plaatsing op de lijst afgewezen. Het gevorderde gebod om eiseres toe te staan om een derde te mogen gebruiken voor onder meer het goedkeuren van een programma van eisen, volgt het lot van de afgewezen gevorderde plaatsing.
Eiseres zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op NAf 1.500,= aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt eiseres in de aan de zijde van gedaagde gerezen proceskosten, tot op heden begroot op NAf 1.500,=;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.