ECLI:NL:OGEAC:2022:189

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
CUR202101411
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevordering wegens fraude door (ex)werkneemster in dienst van Progressive Uitzendbureau N.V.

In deze zaak heeft Progressive Uitzendbureau N.V. een schadevordering ingesteld tegen [verweerster], een voormalige Human Resources Manager, wegens fraude. Progressive beschuldigt [verweerster] ervan 'spookwerknemers' op de salarisbetalingslijsten te hebben vermeld, wat heeft geleid tot onterecht betaalde salarissen. De zaak is gestart met een verzoekschrift op 28 mei 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord op 18 oktober 2021 en een mondelinge behandeling op 8 december 2021. Tijdens de behandeling heeft Progressive haar vordering onderbouwd met een rapport van Fiducia Consultancy B.V., waaruit blijkt dat een bedrag van NAf 257.948,24 aan spookwerknemers is betaald. [Verweerster] heeft de vordering betwist, maar erkent dat zij schade heeft veroorzaakt, hoewel zij de hoogte van de schade betwist.

De rechter heeft vastgesteld dat Progressive schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 198.558,95, en heeft de vordering tot dat bedrag toegewezen. Het gerecht heeft [verweerster] ook toegestaan kosteloos te procederen, maar haar wel veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 27 juni 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad. De zaak illustreert de juridische complicaties rondom onrechtmatige daad en de bewijsvoering van schade in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202101411
Vonnis van 27 juni 2022
inzake
de naamloze vennootschap
PROGRESSIVE UITZENDBUREAU N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en L.S. Davelaar,
tegen
[VERWEERSTER],
wonende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. U.F. Dickens.
Partijen zullen hierna Progressive en [verweerster] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 28 mei 2021, met de daarbij overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord, ingediend op 18 oktober 2021;
- de nadere producties 7 en 8 van Progressive, ingediend per e-mail op 3 december 2021;
- de mondelinge behandeling op 8 december 2021, alwaar zijn verschenen de gemachtigde van Progressive mr. Davelaar alsmede [verweerster], bijgestaan door haar gemachtigde. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van hun pleitnotities;
- de akte van Progressive;
- de antwoordakte van [verweerster];
- de akte uitlating producties van Progressive.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1 [
Verweerster] is als Human Resources Manager werkzaam geweest voor Progressive. [Verweerster] was als Human Resources Manager door Progressive onder meer belast met het opmaken van salarisbetalingslijsten betreffende werknemers die in dienst zijn van Progressive. Op basis daarvan betaalt Progressive de salarissen van haar werknemers.
2.2
Op 26 april 2021 heeft Progressive aangifte gedaan tegen [verweerster]. Het strafrechtelijk onderzoek is nog niet afgerond.
2.3
Progressive heeft [verweerster] op 5 mei 2021 op staande voet ontslagen.
Ook op 5 mei 2021 heeft Progressive ten laste van [verweerster] conservatoir derdenbeslag gelegd onder Banco di Caribe en conservatoir beslag gelegd op een voertuig.

3.Het geschil

3.1
Progressive verzoekt het gerecht – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [ verweerster] te veroordelen een bedrag van NAf 257.948,24 aan haar te betalen;
- [ verweerster] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
In het licht van de feiten legt Progressive daaraan het volgende ten grondslag.
[verweerster] heeft op de salarisbetalingslijsten die zij opmaakte, werknemers vermeld die niet bij Progressive in dienst waren of waren geweest. Dergelijke ‘spookwerknemers’ zijn door Progressive op basis van door [verweerster] opgemaakte salarisbetalingslijsten betaald in de periode 2019 tot en met februari 2021.
Fiducia Consultancy B.V. heeft in opdracht van Progressive een onderzoek ingesteld en is tot de conclusie gekomen dat Progressive een bedrag van NAf 257.948,24 heeft uitbetaald aan dergelijke zogenaamde spookwerknemers. Dit bedrag betreft schade die Progressive door toedoen van [verweerster] heeft geleden. [verweerster] is gehouden deze schade aan Progressive te vergoeden.
3.3 [
Verweerster] voert gemotiveerd verweer en concludeert dat het gerecht haar zal toelaten kosteloos te procederen en het verzoek van Progressive integraal zal afwijzen, met veroordeling van Progressive in de proceskosten.
3.4
In het kader van haar verweer voert [verweerster] het volgende aan.
[verweerster] erkent dat zij door haar handelwijze schade heeft berokkend aan Progressive, maar zij weet niet welk bedrag dat betreft. Volgens een eigen berekening van [verweerster] aan de hand van de door Progressive overgelegde producties kan de schade niet meer zijn dan omstreeks NAf 200.000,-. Progressive heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd. Omdat [verweerster] niet weet om welk schadebedrag het gaat, betwist zij de vordering integraal.
3.5
Op de stellingen en verweren van partijen, voor zover voor de te nemen beslissing van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De verdere beoordeling

4.1
In verband met haar verzoek kosteloos te mogen procederen heeft [verweerster] in haar conclusie van antwoord aangevoerd dat zij op dat moment nog niet beschikte over ‘een kaart op een kosteloze rechtsbijstand’ en aangekondigd dat deze in een later stadium bij akte als productie zou worden ingediend. Bij haar antwoordakte heeft zij een kaart rechtgevende op een kosteloze rechtsbijstand en een bewijs van onvermogen, beide gedateerd 11 februari 2022, in het geding gebracht. Daarom zal haar verzoek worden gehonoreerd.
4.2
Ter comparitie is de zaak verwezen naar de rol ten einde Progressive in de gelegenheid te stellen haar vordering (nader) te onderbouwen.
4.3 [
Verweerster] erkent zich te hebben schuldig gemaakt aan het haar door Progressive verweten handelen, te weten het vermelden van zgn ‘spookwerknemers’ op de salarisbetalingslijsten, waardoor Progressive ten behoeve van die spookwerknemers ten onrechte salarisbetalingen heeft gedaan. Zij betwist echter de omvang van de door Progressive gestelde schade.
4.4
Dat handelen van [verweerster] kwalificeert als een onrechtmatige daad ten opzichte van Progressive. Indien het initiatief tot dat handelen van een derde komt en als [verweerster] tezamen met een derde heeft gehandeld – [verweerster] noemt de naam van [naam 1] –, kan dat niet afdoen aan de onrechtmatigheid zijdens [verweerster] en evenmin aan haar aansprakelijkheid jegens Progressive.
4.5 [
Verweerster] erkent dat Progressive haar vordering tot een bedrag van NAf 196.558,95 deugdelijk heeft onderbouwd. Zij erkent eveneens dat spookwerknemer [naam 2] op 19 of 20 februari 2020 NAf 2.000,- heeft ontvangen.
Dat staat daarmee vast.
4.6
Voor het overige heeft Progressive verwezen naar het rapport van Fiducia Consultancy B.V. van 21 april 2021, dat de resultaten bevat van het in haar opdracht uitgevoerde onderzoek. Volgens dat rapport is een bedrag van NAf 257.948,24 door Progressive aan spookwerknemers betaald. Progressive heeft daarop de volgende toelichting gegeven. De spookwerknemers zijn in bepaalde periodes contant betaald, waardoor bewijzen van die betalingen ontbreken. Die contante betalingen bestaan uit de volgende bedragen: NAf 2.000,- in de weken 5 en 6 van 2020, NAf 10.000,- in de weken 7 en 8 van 2020, NAf 18.000,- in de weken 19 en 20 van 2020 en NAf 18.000,- in de weken 19 en 20 van 2020, dus in totaal een bedrag van NAf 48.000,-. Deze bedragen zijn gebaseerd op het patroon van de betalingen aan de spookwerknemers dat erop wijst dat zij elk quincena bedragen van om en nabij dezelfde omvang (circa NAf 2.000,-) ontvingen. Dat moet dus ook gelden ten aanzien van de weken waarin zij contant zijn betaald. Ook de bedragen die in de desbetreffende weken zijn opgenomen van de bankrekeningen van Progressive en die zijn aangewend voor salarisbetalingen, wijzen daarop. Volgens een overgelegde verklaring van [naam 3], een werknemer van Progressive, wordt ook hij regelmatig contant uitbetaald en is dat op de data 7 februari 2020, 20 februari 2020 en 15 mei 2020 gebeurd.
4.7 [
Verweerster] voert aan dat van de gestelde schade een bedrag van NAf 11.389,89 niet is onderbouwd en dat een bedrag van NAf 48.000,- niet deugdelijk is onderbouwd. Genoemd bedrag van NAf 11.389,89 is, zo begrijpt het gerecht, het saldo van het gevorderde bedrag van NAf 257.948,24 minus de genoemde bedragen van NAf 196.558,95, 2.000,- en 48.000,-.
4.8
Allereerst merkt het gerecht hieromtrent op dat het saldo van NAf 257.948,24 minus NAf 196.558,95, 2.000,- en 48.000,- niet het door [verweerster] genoemde bedrag is, maar NAf 11.389,29. [verweerster] heeft zich hierbij dus kennelijk vergist.
4.9
Door erkenning van de zijde van [verweerster] staat de schade van Progressive vast tot een bedrag van (NAf 196.558,95 + NAf 2.000,- =) NAf 198.558,95.
4.1
Met [verweerster] is het gerecht van oordeel dat in het rapport van Fiducia Consultancy B.V. de gestelde schade voor het overige onvoldoende in onderbouwd: onderliggende bescheiden waarop dat rapport is gebaseerd, ontbreken immers en voor zover die bescheiden onderdeel vormen van de nader door haar overgelegde producties, geldt het volgende. Progessive heeft die producties, in het bijzonder de producties 7 en 8, onvoldoende toegelicht. Het gerecht rekent het niet tot haar taak zelfstandig te onderzoeken of en zo ja in hoeverre die producties steun bieden aan de stellingen van Progressive.
Bovendien stelt Progressive in haar akte van 7 februari 2022 dat een gedeelte van de gestelde betalingen aan de spookwerknemers bestaat uit contante betalingen, waarvan geen directe bewijzen bestaan. Progressive leidt die contante betalingen af uit de bedragen die [verweerster] heeft opgenomen van haar bankrekening en heeft aangewend voor salarisbetalingen en uit een betalingspatroon. Een en ander is in hoge mate speculatief en vormt, ook in combinatie met het rapport van Fiducia Consultancy B.V., onvoldoende onderbouwing van de gestelde betalingen door Progressive aan spookwerknemers.
4.11
Op grond van het bovenstaande is de schade van Progressive komen vast te staan tot een bedrag van NAf 198.558,95 en voor het overige onvoldoende onderbouwd. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot dat bedrag van NAf 198.558,95 en voor het overige worden afgewezen.
4.12
Anders dan [verweerster] bepleit, is het gerecht bevoegd, nu is komen vast te staan dat Progressive door toedoen van [verweerster] schade heeft geleden tot een lager bedrag dan het door Progressive gevorderde, de vordering tot dat mindere bedrag toe te wijzen, ook al heeft Progressive dat niet uitdrukkelijk gevorderd. Immers, zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 1 november 1996 (ECLI:NL:HR:1996:ZC2185) heeft overwogen:
“Indien de rechter van oordeel is dat weliswaar een gevorderde voorziening als te vergaand niet kan worden toegewezen, maar dat een minder verstrekkende voorziening wel op zijn plaats zou zijn, zal hij laatstbedoelde voorziening moeten toewijzen indien hij aannemelijk oordeelt dat in hetgeen gevorderd is ook een vordering tot het treffen van die minder verstrekkende voorziening besloten ligt.”
Dat laatste is ten aanzien van de door Progressive ingestelde vordering onmiskenbaar het geval.
4.13
Hetgeen [verweerster] aanvoert met betrekking tot de verklaring van [naam 3] en het “Proces-verbaal van Nader Verhoor Aangifte, is gezien het bovenstaande voor de beoordeling niet van belang.
4.14
Als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zal [verweerster] worden veroordeeld in de kosten van dit geding, die tot aan dit vonnis worden begroot op NAf 2.130,- wegens griffierecht, NAf 272,50 wegens verschotten en NAf 7.500,- (tarief 8, 2½ punten) wegens salaris gemachtigde. De daarover gevorderde wettelijke rente is als onweersproken toewijsbaar als hierna omschreven.

5.De beslissing

Het gerecht:
staat [verweerster] toe kosteloos te procederen;
veroordeelt [verweerster] aan Progressive te betalen een bedrag van NAf 198.558,95;
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, tot aan dit vonnis begroot op NAf 9.902,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der volledige betaling, in het geval betaling van deze kosten niet binnen voornoemde termijn plaatsvindt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 27 juni 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.