ECLI:NL:OGEAC:2022:185

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
CUR202202475
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van inbewaringstelling van vreemdelingen in kort geding met betrekking tot onrechtmatige overheidsdaad en strijdigheid met het EVRM

In deze zaak vorderden de eisers, een groep Venezolaanse vreemdelingen, in kort geding de opheffing van hun inbewaringstelling door het Land Curaçao. De eisers verbleven zonder geldige verblijfstitel in Curaçao en waren in vreemdelingenbewaring gesteld. De procedure begon met een verzoekschrift op 24 juni 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 juli 2022. Tijdens de behandeling werd de situatie van de eisers in het cellencomplex Blok 1 van SDKK besproken, waar zij onder een regime verbleven dat strenger was dan dat van strafrechtelijk gedetineerden. De eisers stelden dat de omstandigheden van hun detentie in strijd waren met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat de voorwaarden voor vreemdelingenbewaring regelt.

Het gerecht oordeelde dat de inbewaringstelling van de mannen onrechtmatig was, omdat zij onder een regime werden gehouden dat niet passend was voor vreemdelingen. De rechter stelde vast dat de mannen slechts zes uur per dag buiten hun cel mochten verblijven en dat de detentieomstandigheden ondermaats waren. De vordering van de eisers om de inbewaringstelling op te heffen werd toegewezen, met uitzondering van twee mannen die uitgeprocedeerd waren en op een repatriëringsvlucht stonden gepland. Het gerecht veroordeelde het Land in de proceskosten en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202202475
Vonnis in kort geding d.d. 14 juli 2022
inzake

1.[EISER SUB 1],

2. [EISER SUB 2],

3. [EISER SUB 3],

4. [EISER SUB 4],

5. [EISER SUB 5],

6. [EISER SUB 6],

7. [EISERES SUB 7],

8 [EISERES SUB 8],9. [EISERES SUB 9],

10. [EISERES SUB 10],

allen verblijvende in Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. A.S.M. Blonk en N.A.A. Montroos,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
zetelend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.CH.M. Tweeboom.
Eisers sub 1 tot en met 6 worden hierna gezamenlijk de mannen genoemd. Eisers sub 7 tot en met 10 worden hierna gezamenlijk de vrouwen genoemd. De mannen en de vrouwen tezamen worden hierna [eisers] c.s. genoemd. De gedaagde wordt hierna het Land genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
eisers] c.s. hebben op 24 juni 2022 een verzoekschrift met producties ingediend. Het Land heeft op 7 juli 2022 op voorhand producties ingediend. Op 8 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eisers] c.s. zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Namens het Land verschenen procesgemachtigden van de minister van Justitie en vertegenwoordigers van de Toelatingsorganisatie Curaçao, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden van partijen de standpunten (nader) uiteengezet, mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen. Direct na de mondelinge behandeling heeft er, in aanwezigheid de gemachtigden, een descente plaatsgevonden in cellencomplex Blok 1 van de Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou (SDKK). Aldaar waren ook de mannen aanwezig.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
eisers] c.s. hebben de Venezolaanse nationaliteit en verblijven zonder een geldige verblijfstitel in Curaçao.
2.2.
Bij diverse beschikkingen, laatstelijk vervangen op 9 juni 2022, heeft de commissaris van de politie [naam 1] namens de minister van Justitie onder meer bepaald dat [eisers] c.s. in vreemdelingenbewaring worden gesteld.
2.3.
Sinds 31 mei 2022 verblijven de mannen in het cellencomplex Blok 1 van SDKK. Zij verbleven daarvoor in de vreemdelingenbarakken van SDKK en tijdelijk in de politiecellen in Barber.
2.4.
Volgens de informatie van het unithoofd detentie bijzonder regime ziet het ‘dagschema’ in Blok 1 van SDKK er per 31 mei 2022 als volgt uit:
“(…)
9:00 – 12:00 uur: verblijf buiten de cel (in de gezamenlijke ruimte en er kan ook gebruik gemaakt worden van de luchtruimte indien gewenst).
12:00 – 1[3]:00 uur: etenstijd/pauze
13:00 – 16:00 uur: verblijf buiten de cel (in de gezamenlijke ruimte en er kan ook gebruik gemaakt worden van de luchtruimte indien gewenst)
Tijdens het verblijf buiten de cel kan vrij gebruik gemaakt worden van de
telefoon. Om gebruik te maken van de telefoon hebben ze een telefoonkaart (beltegoed) nodig. Indien ze geen telefoonkaart hebben kunnen ze aan de PIW’ er vragen om contact op te nemen met familie/vrienden die voor hun een telefoonkaart kunnen kopen.
Elke maandag kunnen zij
kantineartikelen ontvangen. Familieleden/vrienden kunnen gebruiksartikelen kopen bij de winkel die kantine producten levert aan SDKK. De familie betaalt in de winkel en deze producten worden geleverd aan de ongedocumenteerden.
Bezoekregeling: conform de bezoekregeling kunnen ze 1 keer 2 weken gebruik maken van het “
virtuele bezoek” waarbij zij kunnen videobellen.
Recreatie:in de gezamenlijke ruimte is een televisie aanwezig en verschillende bord spellen zoals dammen en domino. Ook kunnen ze in de luchtruimte basketballen.
Voeding:de ongedocumenteerden krijgen 3 maaltijden volgens het menu dat door een diëtist is goedgekeurd. Dit zijn de dezelfde maatlijden die voor de gehele instelling gelden.”
2.5.
Op 5 juli 2022 is de inbewaringstelling van de vrouwen opgeschort, in die zin dat ze in afwachting van de behandeling van hun verzoeken op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in vrijheid zijn gesteld, met een meldplicht.
2.6.
De mannen [eiser sub 5] (hierna: [eiser sub 5]) en [eiser sub 6] (hierna: [eiser sub 6]) zijn uitgeprocedeerd. Het Land heeft ten behoeve van hen voor 17 juli 2022 een repatriëringsvlucht naar Caracas (via Panama-Stad) gepland.

3.Het geschil

3.1. [
eisers] c.s. vorderen dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in kort geding, samengevat:
I. Het Land beveelt de onrechtmatige toestand op te heffen, met dien verstande dat de inbewaringstelling van [eisers] c.s. wordt opgeheven, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
II. Het Land veroordeelt tot het betalen van een door het gerecht te bepalen schadevergoeding aan [eisers] c.s.,
III. Het Land veroordeelt in de (na)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
althans een en ander als door het gerecht te bepalen.
3.2.
Het Land voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [eisers] c.s., althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] c.s. in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Het Land voert als meest verstrekkend verweer aan dat [eisers] c.s. niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. De vorderingen van [eisers] c.s. zijn gericht op het opheffen of schorsen van de inbewaringstelling. Nu de inbewaringstelling van [eisers] c.s. is verbonden met de verwijderingsbeschikkingen, dienen zij zich middels een verzoek om een voorlopige voorziening te wenden tot de bestuursrechter. Dit betreft een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke spoedprocedure die volgens het Land gevolgd moet worden. [eisers] c.s. hebben daartegen aangevoerd dat hun vorderingen zijn gebaseerd op een door het Land gepleegde onrechtmatige daad, doordat het Land [eisers] c.s. in Blok 1 van SDKK heeft geplaatst.
4.2.
In artikel 85 van de Landsverordening administratieve rechtspraak is bepaald dat een beschikking waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt, op verzoek van de bezwaarde geheel of gedeeltelijk door het gerecht kan worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.
4.3.
Het gerecht overweegt dat [eisers] c.s. uitdrukkelijk hebben aangevoerd dat het hen niet gaat om de (inhoud van) de inbewaringstellings- en verwijderingsbeschikkingen, maar om de onrechtmatige situatie die het Land in de uitvoering daarvan heeft gecreëerd door [eisers] c.s. in Blok 1 van SDKK te plaatsen. Gelet op deze (civiele) grondslag zijn [eisers] c.s. ontvankelijk in hun vorderingen.
Onrechtmatigde (overheids)daad
4.4.
Het gerecht stelt vast dat het Land de inbewaringstelling van de vrouwen op 5 juli 2022 heeft opgeschort, waardoor zij in vrijheid zijn gesteld. De vrouwen hebben dan ook geen belang meer bij het gevorderde in 3.1. onder I., waardoor deze vordering ten aanzien van hen zal worden afgewezen.
4.5.
De mannen stellen dat zij in Blok 1 van SDKK aan een strenger regime worden onderworpen dan de strafrechtelijk gedetineerden. De mannen worden behandeld alsof zij een strafbaar feit hebben begaan. Op dit moment hebben de mannen slechts zes uur per dag de mogelijkheid om te luchten. De toegang tot de medische zorg wordt ontzegd, dan wel minimaal beschikbaar gesteld. Daarnaast hebben de mannen weinig tot geen recreatiemogelijkheden. Zo hebben ze alleen maar dominostenen tot hun beschikking en is er een gezamenlijke ruimte om televisie te kijken. Zij mogen slechts eenmaal per twee weken virtueel bezoek ontvangen en de toegang tot de telefoon is zeer beperkt. De detentieomstandigheden van de mannen zijn aldus ondermaats. Zij bevinden zich in een erbarmelijke en onmenselijke situatie. Daarbij komt dat een strafrechtelijk gedetineerde die een fout begaat binnen de SDKK en een strafbeschikking krijgt, in Blok 1 wordt geplaatst. Door naar aanleiding van de verbouwing van de Vreemdelingenbarakken de mannen in Blok 1 van SDKK over te plaatsen en hen aan hetzelfde en in sommige gevallen een nog strenger regime dan dat van de strafrechtelijk gedetineerden te houden, handelt het Land onder meer in strijd met artikelen 3 en 5 van het EVRM en de artikelen 16 en 19 van de Landsverordening toelating en uitzetting. Het EVRM bepaalt namelijk dat de plaats, het regime en de omstandigheden van bewaring passend moeten zijn en dat is niet het geval. Dit onrechtmatig handelen is aan het Land toe te rekenen. Dat er geen deugdelijke opvangcentra voor mannen zijn, levert immers geen rechtvaardiging of overmacht op om in strijd met de Europese en nationale wet- en regelgeving te handelen. Dat de mannen dientengevolge immateriële schade hebben geleden spreekt voor zich. Concluderend kan het handelen en de nalatigheid van het Land worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad, aldus steeds de mannen.
4.6.
Het Land voert daartegen aan dat Blok 1 van SDKK bij ministeriële regeling van 30 juni 2020 is aangemerkt als een plaats voor vreemdelingenbewaring. Daarvoor werd voornoemd blok gebruikt als huis van bewaring van strafrechtelijke arrestanten voor een periode van tien dagen. Dat de mannen met arrestanten in bewaring zijn gesteld, wordt dan ook door het Land betwist. Zij zitten fysiek gescheiden van de gedetineerden, waardoor op hen geen strafrechtelijk regime wordt toegepast. Wel heeft het Land uit noodzaak voor handhaving en veiligheid de bevoegdheid om de dagindeling van vreemdelingen duidelijk in te kaderen. Dat neemt niet weg dat vreemdelingen nog steeds beschikken over de mogelijkheid om geregeld te luchten en te recreëren en dat zij de nodige voeding krijgen. Hoewel de voortduring van de inbewaringstelling ingrijpend is voor de mannen, dient aan de belangen die worden gediend met de voortduring daarvan een grotere betekenis worden toegekend. Het geldende beleid dat is vreemdelingen, met het oog op de openbare orde en goede zeden en veiligheid, in bewaring worden gesteld. De mannen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de inbewaringstelling zodanige negatieve gevolgen heeft voor hun gezondheid en algemeen welzijn, dat de inbewaringstelling moet worden geschorst of opgeheven. Van enige onrechtmatigheid is volgens het Land dan ook geen sprake.
4.7.
Allereerst overweegt het gerecht dat tussen partijen niet in geschil is, hetgeen tijdens de gesprekken in de SDKK ook naar voren is gekomen, dat de situatie in Blok 1 van SDKK ten opzichte van de Vreemdelingenbarakken is verbeterd. Het uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of de situatie thans onrechtmatig is, geldt dat het hier om vreemdelingen gaat en niet om strafrechtelijk gedetineerden. Op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f van het EVRM dienen de plaats waar en de omstandigheden waaronder de maatregel van vreemdelingenbewaring wordt uitgevoerd passend te zijn, in die zin dat het te onderscheiden is van strafrechtelijke detentie. Het ondergaan van vreemdelingenbewaring in een strafgevangenis onder een gevangenisregime is niet toelaatbaar en derhalve onrechtmatig als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.
4.8.
Het gerecht heeft tijdens de descente waargenomen dat de mannen niet samen met strafrechtelijk gedetineerden in Blok 1 van SDKK verblijven, maar dat er een fysieke scheiding tussen hen bestaat. De mannen verblijven alleen, dan wel met zijn tweeën, in hun cel met een eigen bed, ventilator, toilet, wasbak en een douche. De cellen bevinden zich rond de gezamenlijke binnenruimte die (deels met roosters) overdekt is zonder enig zicht op de buitenwereld. In de gezamenlijke binnenruimte is er een televisie aanwezig en de mannen mogen ook gebruik maken van een half basketbalveld (tussen vier hoge muren) in de luchtruimte. Verder hebben zij op verzoek toegang tot een arts en krijgen zij drie maaltijden per dag. In zoverre voldoet Blok 1 van SDKK aan de randvoorwaarden waaronder de maatregel van vreemdelingenbewaring moet worden uitgevoerd. Echter, het gerecht is gelet op het ‘dagschema’ (zie hiervoor rechtsoverweging 2.4.) van oordeel dat het regime dat op de mannen van toepassing is, in ieder geval na tien dagen, strenger is dan het regime van strafrechtelijk gedetineerden. Daartoe overweegt het gerecht dat de mannen achttien uur per dag in hun cel moeten blijven. De cellen zijn benauwd en donker en de verlichting gaat (enkel) aan tussen 19.00 uur en 21.00 uur. Zij mogen slechts zes uur per dag uit hun cel. Gedurende dat beperkte aantal uren hebben de mannen weinig tot geen recreatiemogelijkheden en is van een zinvolle dagbesteding geen sprake. Dat is anders bij de strafrechtelijk gedetineerden die onder meer beschikken over een sporthal, bibliotheek en werkplaatsen en (daardoor) ook zicht hebben op de buitenwereld. Voorts geldt dat de mannen slechts eenmaal per twee weken ‘virtueel’ bezoek mogen ontvangen en er slechts toegang tot de telefoon is op eigen kosten. Het gerecht acht dit regime dat op de mannen van toepassing is, zeker nu deze situatie al sinds 31 mei 2022 voortduurt, ontoelaatbaar en derhalve in strijd met het bepaalde in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f van het EVRM. Het Land handelt daarmee onrechtmatig jegens de mannen. Dat de mannen hierdoor enige (im)materiële schade hebben geleden, acht het gerecht aannemelijk.
4.9.
Gezien het voorgaande zal het gerecht het Land bevelen om het onrechtmatige toestand op te heffen op de hierna te melden wijze. Ten aanzien van [eiser sub 5] en [eiser sub 6] stelt het gerecht vast dat zij met de eerstvolgende vlucht op 17 juli 2022 (via Panama-Stad) zullen worden uitgezet naar hun land van herkomst Venezuela, omdat zij zijn uitgeprocedeerd en een onherroepelijke beschikking tot verwijdering hebben. Gelet op de zeer korte periode tussen het uitspreken van dit vonnis en de geplande vlucht en het belang van het Land om gedurende die (nog korte) periode zicht te hebben en te houden op beide mannen, zal het bevel ten opzichte van [eiser sub 5] en [eiser sub 6] alleen worden gegeven voor zover de repatriëringsvlucht op 17 juli 2022 geen doorgang zal vinden.
4.10.
De vordering van [eisers] c.s. om een dwangsom te verbinden aan het te geven bevel zal worden afgewezen, omdat het gerecht geen aanleiding ziet om te veronderstellen dat het Land niet aan deze verplichting zal voldoen.
Schadevergoeding
4.11.
Voor wat betreft een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. Nu [eisers] c.s. onvoldoende hebben toegelicht in hoeverre zij immateriële schade hebben geleden, kan dat in deze procedure niet worden vastgesteld. De vordering van [eisers] c.s. het Land te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
Het Land zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 389,50
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde
NAf 1.500,00 +
totaal: NAf 2.339,50
4.13.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld. De door [eisers] c.s. gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal vanaf de vijftiende dag na dit vonnis worden toegewezen.

5.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
beveelt het Land de inbewaringstelling van de mannen, met uitzondering van [eiser sub 5] en [eiser sub 6], per direct op te heffen,
5.2.
beveelt het Land om de inbewaringstelling van [eiser sub 5] en [eiser sub 6] op te heffen indien en voor het geval de repatriëringsvlucht van 17 juli 2022 op die datum geen doorgang vindt,
5.3.
veroordeelt het Land in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op NAf 2.339,50, te vermeerderen met NAf 250,00 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met NAf 150,00 in geval van betekening, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.