Uitspraak
.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Op 25 maart 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde notaris, die eerder was veroordeeld voor verduistering en witwassen. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde werd geschat op ANG 1.452.000. De veroordeelde had in de periode van 2009 tot 2019 aanzienlijke bedragen van de Stichting Derdengelden naar zijn eigen rekening overgeboekt, wat leidde tot de ontnemingsvordering. Tijdens de zittingen op 17 november 2021 en 11 maart 2022 waren de raadsvrouw van de veroordeelde en de officier van justitie aanwezig, maar de veroordeelde zelf verscheen niet altijd.
De verdediging voerde aan dat de veroordeelde recht had op de bedragen, omdat hij uiteindelijk gerechtigde was van de notariële praktijk. Het Gerecht oordeelde echter dat de veroordeelde de rechtspersoonlijkheid van de praktijkvennootschap niet kon negeren en dat hij niet direct eigenaar was van het vermogen van de praktijk. Het Gerecht schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op ANG 580.800, rekening houdend met de belastingdruk die de veroordeelde zou hebben gehad bij een legale uitkering van het vermogen.
De beslissing van het Gerecht was gebaseerd op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao. De veroordeelde werd verplicht om het bedrag van ANG 580.800 te betalen aan het Land Curaçao ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij gebreke van betaling zou vervangende hechtenis voor de duur van één jaar worden toegepast.