ECLI:NL:OGEAC:2022:166

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
CUR202004279
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldbekentenis en fiscale dienstverlening in geschil tussen partijen

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiseres en gedaagde over een schuldbekentenis die gedaagde heeft ondertekend. Eiseres, werkzaam in de fiscale dienstverlening, vordert betaling van een bedrag van NAf 82.990, dat gedaagde volgens de schuldbekentenis verschuldigd is voor verleende diensten. Gedaagde heeft de schuldbekentenis getekend, maar stelt dat hij dit deed onder invloed van dwaling en bedrog, omdat eiseres de werkzaamheden niet naar behoren zou hebben uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde de schuldbekentenis heeft ondertekend en dat deze voorzien is van een goedschrift, wat dwingende bewijskracht met zich meebrengt. Gedaagde heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen van dwaling en bedrog. De rechtbank oordeelt dat gedaagde gehouden is aan de schuldbekentenis en wijst de vordering van eiseres toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld tegen eiseres, maar deze zijn afgewezen omdat er geen overeenkomsten zijn aangetoond. De proceskosten worden toegewezen aan eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004279
Vonnis d.d. 21 februari 2022
inzake
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procederend in persoon,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 2 november 2020 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord van 22 maart 2021;
  • de mondelinge behandeling van 10 december 2021;
  • de akte uitlating producties van [gedaagde] van 10 januari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 december 2021 plaatsgevonden in aanwezigheid van […] namens [eiseres] en [gedaagde], bijgestaan door mr. H.M.M. Alejandra. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde] heeft op 10 oktober 2017 een machtiging opgesteld ten behoeve van de Landsontvanger en de Inspectie belastingen. Daarin staat vermeld dat hij [eiseres] machtigt om namens hem alle persoonlijke en zakelijke belastingzaken te behandelen.
2.2. [
eiseres] heeft op 23 april 2018 een factuur gestuurd aan (het voormalige bedrijf van) [gedaagde]. Daarin zijn werkzaamheden in rekening gebracht in verband met aangifte omzetbelasting, een bezwaarschrift en belastingadvies. Deze factuur van Naf 5.088 is niet voldaan.
2.3. [
eiseres] heeft een offerte uitgebracht ter attentie van [gedaagde] voor accountant services en fiscale dienstverlening, gedateerd 1 november 2018. Voor belastingzaken is een uurtarief van NAf 300 opgenomen. In de offerte is een totaalprijs van
NAf 55.900 opgenomen. Deze offerte is door [gedaagde] getekend.
2.4. [
eiseres] heeft onder meer bezwaarschriften omzetbelasting ingediend bij de Landsontvanger.
2.5.
Op 12 november 2019 heeft [gedaagde] een schuldbekentenis getekend,voorzien van een goedschrift. In de schuldbekentenis staat onder meer het volgende:
De ondergetekende (…) verklaart wegens te betalen vergoeding op voor hem gedane werkzaamheden met betrekking tot belastingzaken schuldig te zijn aan mw.. [eiseres] MBA, handelende onder All-in Accountants & Consultants, hierna te noemen: schuldeiser, een som van Nafl. 82.990,-
onder de volgende bepalingen en bedingen:
1. behoudens in gevallen van onmiddellijke opeisbaarheid (…) zal de hoofdsom of het restant daarvan worden afgelost op uiterlijk 31 december 2019.
2. (…)
3. (…)
4. Indien na 31 december 2019 het gehele bedrag niet is voldaan, zal de wettelijke rente in rekening worden gebracht totdat het gehele bedrag is voldaan.
5. (…)
2.6. [
gedaagde] heeft geen betalingen aan [eiseres] verricht.
2.7.
Op 18 februari 2020 is een machtiging opgesteld, waarin aan de Landsontvanger wordt bericht dat [gedaagde] [eiseres] machtigt om namens hem alle persoonlijke belastingzaken, inclusief het treffen van mogelijke betalingsregeling(en) en de afhandeling/inning van restituties bij de Landsontvanger, af te handelen, waarbij bij restituties het bedrag kan worden geboekt op de (bedrijfs)rekening van [eiseres]. De machtiging is ondertekend.
2.8. [
eiseres] heeft op 2 oktober 2020 ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder het Algemeen Pensioenfonds Curaçao.

3.Het geschil

in conventie
3.1. [
eiseres] vordert bij vonnis
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van NAf 82.990, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten in goede justitie door het gerecht te bepalen;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
in reconventie
3.2. [
gedaagde] vordert bij vonnis
  • de schuldbekentenis van 12 november 2019 zoals door partijen aangegaan te vernietigen op basis van primair dwaling, subsidiair bedrog en verder subsidiair op basis van wanprestatie zijdens [eiseres];
  • [eiseres] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen een bedrag van NAf 108.153, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 1 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en daarnaast te vermeerderen met de buitengerechtelijke- en incassokosten van 15% op de hoofdsom;
  • [eiseres] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 kalenderdagen na het te wijzen vonnis.
in conventie en in reconventie
3.3.
Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1. [
eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] het in de schuldbekentenis opgenomen bedrag niet binnen de daarin gestelde termijn heeft betaald en ook daarna geen enkele betaling heeft verricht. Nu [gedaagde] in verzuim is met de betaling, is hij naast de hoofdsom ook de wettelijke rente verschuldigd, aldus [eiseres].
4.2. [
gedaagde] erkent dat hij de schuldbekentenis heeft getekend. Hij voert echter aan dat [eiseres] de in de offerte genoemde werkzaamheden niet (goed) heeft uitgevoerd. De schuldbekentenis is onder invloed van dwaling tot stand gekomen. [gedaagde] heeft [eiseres] de opdracht gegeven om belastingkwesties te regelen, waaronder de aangifte inkomstenbelasting 1999-2014 en de omzetbelasting van het (voormalige) bedrijf van [gedaagde]. [eiseres] had, op het moment van tekenen van de schuldbekentenis, nog geen werkzaamheden verricht en ze heeft het bedrag niet gespecificeerd. [gedaagde] heeft de schuldbekentenis in goed vertrouwen getekend. [gedaagde] beroept zich ook op bedrog, want [eiseres] heeft willens en wetens een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, aldus [gedaagde]. Ze heeft de opdracht niet goed en niet volledig uitgevoerd, waardoor [gedaagde] geld is misgelopen. [gedaagde] heeft een belastingexpert ingeschakeld. Deze heeft het werk van [eiseres] beoordeeld en komt tot de conclusie dat [eiseres] geen goed werk heeft geleverd en bovendien voor een veel te hoog bedrag. Subsidiair beroept [gedaagde] zich op wanprestatie.
4.3.
Ter zitting is uitgebreid besproken dat het er in deze zaak in de kern niet om gaat of [eiseres] haar werkzaamheden al dan niet goed of tegen een acceptabel tarief heeft uitgevoerd. De kern van het geschil is of [gedaagde] kan worden gehouden aan de door hem ondertekende schuldbekentenis.
4.4.
De schuldbekentenis is voorzien van een goedschrift. Op grond daarvan komt aan deze verbintenis dwingende bewijskracht toe als bedoeld in artikel 137 lid 1 in verband met artikel 136 lid 2 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat betekent dat, behoudens tegenbewijs, de inhoud van de onderhandse akte vast staat en dat (dus) in beginsel ook vast staat dat [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag van NAf 82.990 is verschuldigd in verband met door [eiseres] verrichte werkzaamheden. [gedaagde] heeft de inhoud als zodanig ook niet betwist.
4.5. [
gedaagde] doet een beroep op dwaling dan wel bedrog. Hij heeft dat echter onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd. Niet duidelijk is in welk opzicht hij zou hebben gedwaald. Daarbij is van belang dat [eiseres] onbetwist heeft gesteld dat [gedaagde] jurist is en prima kan beoordelen waar hij voor tekent. Zijn stelling dat [eiseres] nog geen werkzaamheden zou hebben verricht op het moment dat de schuldbekentenis werd getekend, is ter zitting onjuist gebleken. Vanaf de door [gedaagde] in 2017 opgestelde machtiging zijn er door [eiseres] werkzaamheden verricht. Los daarvan zou het in dat geval niet gaan om een inlichting van de wederpartij of om een schending van de mededelingsplicht en evenmin om wederzijdse dwaling. Dat geldt eveneens voor zover [gedaagde] zijn beroep op dwaling onderbouwt met de stelling dat de schuldbekentenis voor een ander doel is opgesteld. Ter zitting heeft hij in dat verband (voor het eerst) aangevoerd dat [eiseres] de schuldbekentenis nodig had voor een financiering. Die stelling is uitdrukkelijk door [eiseres] betwist en niet nader onderbouwd door [gedaagde]. Waaruit het door [gedaagde] gestelde bedrog zou bestaan, wordt evenmin onderbouwd. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat [eiseres] hem heeft bedrogen wat betreft het resultaat of de kwaliteit van de door haar verrichte werkzaamheden gaan die stellingen niet over de schuldbekentenis als zodanig en het ondertekenen daarvan, maar -opnieuw- over de (inhoud van de) werkzaamheden. De door [gedaagde] gestelde vernietigingsgronden gaan dus niet op, zodat geen aanleiding bestaat om de schuldbekentenis te vernietigen.
4.6. [
gedaagde] heeft verder subsidiair een beroep gedaan op wanprestatie en stelt dat ook om die reden de schuldbekentenis geen stand kan houden. Het gerecht vat de stellingen van [gedaagde] zo op, dat hij zich op het standpunt stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als hij gehouden is tot betaling van een groot geldbedrag voor werkzaamheden die naar zijn stelling een dergelijk bedrag op geen enkele wijze rechtvaardigen. In dat verband stelt het gerecht voorop dat het partijen vrij staat om te contracteren, ook tegen (relatief) hoge uurtarieven en voor een groot aantal uren. In dat verband is van belang dat de hoogte van het bedrag zoals opgenomen in de schuldbekentenis niet op zichzelf staat. Uit de door [eiseres] verzonden factuur van 23 april 2018 blijkt een uurtarief van NAf 300 voor belastingzaken. Dat tarief is ook opgenomen in de offerte van november 2018 die door [gedaagde] is ondertekend en waarin een totaalbedrag van bijna NAf 56.000 is opgenomen. Ten slotte volgt uit de door [gedaagde] ingediende eis in reconventie dat hij zelf ook ruime tarieven hanteert voor uit te voeren werkzaamheden. In het door [eiseres] gehanteerde uurtarief en het uiteindelijke totaalbedrag zoals opgenomen in de schuldbekentenis is, met inachtneming van de hiervoor benoemde contractsvrijheid, geen aanleiding gelegen om de vordering niet toe te wijzen. Dat, zoals de door [gedaagde] in de arm genomen accountant stelt, de werkzaamheden ook voor een veel lager bedrag hadden kunnen worden uitgevoerd maakt dat dus niet anders.
4.7.
Inhoudelijk geldt dat vaststaat dat [eiseres] werkzaamheden heeft verricht. Ook staat vast dat de Landsontvanger de hoogte van de aanslagen heeft verminderd. Of die vermindering geheel is bewerkstelligd door [eiseres] is in dit geding niet komen vast te staan. Evenmin is echter komen vast te staan dat de werkzaamheden van [eiseres] (of het gebrek daaraan) hebben geleid tot extra kosten- of schadeposten voor [gedaagde].
4.8.
Concluderend moet worden vastgesteld dat [gedaagde] ervoor heeft getekend dat hij aan [eiseres] een bedrag schuldig is van NAf 82.990, dat zijn beroep op dwaling en/of bedrog niet opgaat en dat er ook overigens geen redenen zijn om de vordering af te wijzen. Niet in geschil is dat [gedaagde] nog geen betalingen heeft verricht en dat in de schuldbekentenis is opgenomen dat hij na 31 december 2019 wettelijke rente verschuldigd is. Gelet daarop zal de gevorderde hoofdsom worden toegewezen, evenals de daarover verschuldigde rente vanaf 1 januari 2020. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van NAf 2.250, conform het Procesreglement 2018.
4.9. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op NAf 257,50 aan explootkosten en NAf 380 aan griffierecht, totaal NAf 637,50. De gevorderde beslagkosten zijn eveneens toewijsbaar, nu de onderliggende vordering wordt toegewezen en het beslag rechtmatig is gelegd. Dit betreft NAf 450 aan griffierecht en NAf 247,50 aan explootkosten, totaal NAf 697,50. Aan proceskosten wordt in totaal toegewezen NAf 1.335.
in reconventie
4.10. [
gedaagde] vordert in reconventie allereerst dat de schuldbekentenis van 12 november 2019 zoals door partijen aangegaan wordt vernietigd op basis van primair dwaling, subsidiair bedrog en verder subsidiair op basis van wanprestatie zijdens [eiseres]. Gelet op het oordeel in conventie zal die vordering worden afgewezen.
4.11. [
gedaagde] vordert verder een aantal geldbedragen tot een totaal van
NAf 108.153. Dit bedrag is gebaseerd op door [gedaagde] uitgevoerde advieswerkzaamheden in 2017/2018, op een project van Algemene Welzijnsfonds, het assisteren en bijstand verlenen inzake erkenning van opleidingen en het uitbrengen van een boekwerk, aldus [gedaagde].
4.12. [
eiseres] betwist de door [gedaagde] opgevoerde posten. Er is tussen partijen in het verleden contact geweest over de door [gedaagde] genoemde projecten. Partijen waren destijds bevriend en kwamen vaak bij elkaar over de vloer. Van enige overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] tegen de door hem gestelde tarieven werkzaamheden zou hebben verricht is echter geen sprake, aldus [eiseres].
4.13.
Ter zitting is besproken dat de door [gedaagde] overgelegde stukken eenzijdig zijn opgemaakt. Zo heeft [gedaagde] een stuk ingediend gedateerd 27 mei 2020. Daarin heeft hij opgenomen dat hij het echtpaar [eiseres] heeft geadviseerd over de mogelijkheden van een online highschool. In dit stuk staat verder vermeld dat hij een bedrag van NAf 40.000 in rekening brengt voor deze werkzaamheden. [gedaagde] heeft echter niet gesteld, en dat is ook niet gebleken, dat hij in dit verband met [eiseres] een overeenkomst heeft gesloten, dat zij heeft ingestemd met het voorgestelde bedrag van NAf 40.000 en/of dat [gedaagde] de in het voorstel genoemde werkzaamheden heeft uitgevoerd. Dat geldt eveneens voor een door [gedaagde] opgesteld stuk gedateerd 20 augustus 2020 over adviezen met betrekking tot een project Algemene Welzijnsfonds en erkenning van opleidingen. De door [gedaagde] ingeschakelde accountant heeft een bedrag genoemd van respectievelijk NAf 59.000 en NAf 4.500. Waarop dit bedrag is gebaseerd, of [eiseres] daarmee akkoord is gegaan en of er daadwerkelijk werkzaamheden zijn uitgevoerd, is niet gesteld of gebleken. Ten slotte is een bedrag gevorderd van NAf 4.653 ter zake van een boekwerk ter nagedachtenis aan de heer […]. Dit bedrag zou de heer [eiseres] als aanbetaling hebben ontvangen van [gedaagde] voor het samenstellen van het boek, terwijl het boek nooit is opgeleverd door de heer [eiseres]. Los van het feit dat de heer [eiseres] geen partij is in deze procedure, is deze vordering niet toewijsbaar. [eiseres] heeft ter zitting het boekwerk meegenomen en daarmee gemotiveerd betwist dat nooit een boekwerk is opgeleverd.
4.14.
Het voorgaande betekent dat uit de eigen stellingen van [gedaagde] niet volgt dat tussen partijen een of meer overeenkomsten zijn gesloten, zodat er geen grondslag bestaat voor de vorderingen. Voor de vordering terzake het boekwerk geldt dat [gedaagde] deze vordering, in het licht van de betwisting door [eiseres], onvoldoende heeft onderbouwd. De vorderingen van [gedaagde] zullen worden afgewezen.
4.15. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij ook worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie, die aan de zijde van [eiseres] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van NAf 82.990, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op NAf 1.335 en in de buitengerechtelijke kosten, begroot op NAf 2.250;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 21 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.