ECLI:NL:OGEAC:2022:165

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
CUR202201025
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opheffing productieplafond voor fysiotherapeuten

In deze zaak hebben eisers, drie fysiotherapeuten wonende in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) vanwege een opgelegd productieplafond. De eisers hebben op 8 maart 2022 een verzoekschrift ingediend, waarop de SVB op 21 april 2022 is opgeroepen voor de behandeling van het kort geding. De zitting vond plaats op 6 juni 2022, waarbij de eisers aanwezig waren met hun gemachtigde, mr. S.I. Da Costa Gomez. De SVB is echter niet verschenen, ondanks de behoorlijke oproeping. De rechter heeft verstek verleend tegen de SVB.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eisers een schriftelijke toelichting op de vordering overgelegd en verwezen naar een voorwaardelijke akte wijziging van eis, die niet door de rechter en griffier was ontvangen. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van eisers, die niet is weersproken, toewijsbaar is. Er is geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom, en de termijn voor de uitvoering van de veroordeling is vastgesteld op dertig dagen na betekening van het vonnis.

De SVB, als in het ongelijk gestelde partij, is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eisers zijn begroot op NAf 8.800,67. Het vonnis is op 13 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door mr. P.E. de Kort en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202201025
Vonnis in kort geding d.d. 13 juni 2022
inzake
]EISERS SUB 1 T/M 3],
allen wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. S.I. Da Costa Gomez,
tegen
De Sociale Verzekeringsbank,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Eisers hebben bij verzoekschrift van 8 maart 2022 gesteld en gevorderd als is vermeld in dat verzoekschrift. Door de griffier is griffierecht bijgeheven, dat door eisers is voldaan.
1.2.
Gedaagde is bij deurwaardersexploot van 21 april 2022 opgeroepen voor de behandeling van het kort geding.
1.3.
De behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 6 juni 2022. De eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Gedaagde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De griffier heeft vanuit de zittingszaal tevergeefs geprobeerd de in het oproepingsexploot genoemde medewerker van gedaagde ([…]) telefonisch te bereiken. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers een schriftelijke toelichting op de vordering overgelegd. Ook heeft zij verwezen naar een op voorhand toegestuurde (maar niet door de rechter en griffier ontvangen) voorwaardelijke akte wijziging van eis.
1.4.
De rechter heeft tegen gedaagde verstek verleend.
1.5.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Van eisers is geen bericht ontvangen dat de voorwaardelijke akte wijziging van eis aan gedaagde dient te worden betekend. Gelet op het besprokene ter zitting en het bepaalde in artikel 109 lid 3 Rv, zal dan ook worden uitgegaan van de vordering zoals geformuleerd in het aan gedaagde betekende verzoekschrift. Die vordering is, nu deze niet is weersproken en het Gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, toewijsbaar, met dien verstande dat onvoldoende aanleiding bestaat voor het opleggen van een dwangsom, en met dien verstande dat de termijn waarbinnen aan de veroordeling moet zijn voldaan zal worden gesteld op dertig dagen na de betekening van dit vonnis.
2.2.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van eisers tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 300,67
griffierecht NAf 7.500,00
salaris gemachtigde
NAf 1.000,00 +
totaal: NAf 8.800.67.

3.Beslissing

Het Gerecht:
3.1.
veroordeelt gedaagde om binnen dertig dagen na de betekening van dit vonnis het door gedaagde ten laste van eisers opgelegde productieplafond op te heffen;
3.2.
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eisers tot aan deze uitspraak begroot op NAf 8.800.67;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 13 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.
t.m.g.