ECLI:NL:OGEAC:2022:162

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
500.00303/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag en veroordeling voor verboden wapenbezit in Curaçao

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte vrijgesproken van doodslag en dood door schuld, maar veroordeeld voor verboden wapenbezit. De zaak betreft een schietincident op 25 december 2021, waarbij een 19-jarige man dodelijk werd getroffen door een kogel. De verdachte, die goed bevriend was met het slachtoffer, werd beschuldigd van opzettelijke doodslag en dood door schuld. Tijdens de rechtszitting op 20 april 2022, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, heeft de verdachte verklaard dat het schot per ongeluk is afgevuurd toen hij een vuurwapen van het slachtoffer wilde aannemen. De officier van justitie, mr. B. Niks, eiste een veroordeling voor dood door schuld en verboden wapenbezit, maar het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of verwijtbare onvoorzichtigheid van de verdachte. Het Gerecht oordeelde dat het slachtoffer zelf het vuurwapen had meegenomen en dat de omstandigheden van het incident niet aan de verdachte konden worden toegerekend. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat in strijd is met de Vuurwapenverordening. De straf werd vastgesteld op 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De benadeelde partijen, de moeder en zus van het slachtoffer, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Parketnummer : 500.00303/21
Uitspraak : 11 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte], (verdachte)
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in Curaçao, [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Waar het in deze zaak om gaat
Op de avond van de eerste kerstdag in 2021 is een 19-jarige jongeman in de tuin van zijn oma dodelijk getroffen door een pistoolschot. De verdachte, al sinds zijn kinderjaren goed bevriend met het slachtoffer, wordt hiervoor strafrechtelijk vervolgd. Aan hem wordt doodslag dan wel dood door schuld ten laste gelegd, alsmede verboden vuurwapenbezit.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [moeder slachtoffer] en [zus slachtoffer] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie mr. B. Niks heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht dood door schuld alsmede verboden vuurwapenbezit bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [zus slachtoffer] in haar vordering, de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer] tot een bedrag van ANG 14.113,54, de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en heeft verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1
Primair
dat hij op of omstreeks 25 december 2021, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij verdachte met dat opzet met een vuurwapen, [dat slachtoffer] een kogel in het hoofd, althans het lichaam geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair
dat hij op of omstreeks 25 december 2021, te Curaçao, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, een vuurwapen ter hand heeft genomen en/of (vervolgens) dat vuurwapen heeft doorgeladen en/of vervolgens heeft gericht op [slachtoffer] en/of de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald, waarna dat wapen is afgegaan en [het slachtoffer] getroffen werd door een kogel uit dat wapen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [het slachtoffer] zodanig letsel, te weten een schotverwonding in het hoofd (inschotwond aan de zijkant van het hoofd), heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
Feit 2
dat hij in of omstreeks van 25 december 2021, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten een zwartkleurig (vuist)vuurwapen, met bijbehorende patroonhouder, met een of meer scherpe patronen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair
Het Gerecht is met de officier van justitie en raadsvrouw van oordeel dat voor de onder 1 primair ten laste gelegde
doodslagonvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdachte heeft het slachtoffer niet opzettelijk om het leven gebracht.
Daarnaast is het Gerecht is met de raadsvrouw van oordeel dat voor de onder 1 subsidiair ten laste gelegde
dood door schuldtevens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en overweegt daartoe als volgt.
Het Gerecht stelt vast dat het slachtoffer [naam slachtoffer] op 25 december 2021 een vuurwapen heeft meegenomen naar het huis van zijn oma. Hij schreef aan de verdachte dat hij er eerder die dag mee in de lucht had geschoten. In de tuin bij het huis van zijn oma heeft hij het vuurwapen aan de verdachte willen laten zien. Het slachtoffer deed dat evenwel niet met zijn volle aandacht; toen het slachtoffer het wapen met zijn ene hand uit zijn schoudertas tevoorschijn haalde was hij met zijn andere hand bezig op zijn telefoon. Het wapen is tijdens deze overdracht gevallen. In een reflex probeerden zowel de verdachte als het slachtoffer het wapen te vangen. De verdachte heeft verklaard dat daarbij zijn vinger op de trekker terecht is gekomen. Hierdoor is het wapen afgegaan waarna de kogel het slachtoffer dodelijk heeft getroffen.
Er waren diverse getuigen aanwezig, maar geen van hen heeft het schietincident waargenomen. Wel verklaren zij dat er voorafgaand aan het incident geen spanningen tussen het slachtoffer en de verdachte waren. Zij waren goede vrienden sinds hun 8e levensjaar.
Voor een veroordeling van dood door schuld is nodig dat sprake is van verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. De dood van een ander kan alleen strafrechtelijk aan de onvoorzichtigheid van een verdachte worden toegerekend als hij kon en had moeten voorzien dat zijn gedrag tot dat gevolg zou kunnen leiden, zodat van de verdachte mocht worden verlangd dat hij zijn onvoorzichtige gedrag achterwege zou laten. Daarnaast moet worden vastgesteld dat aanmerkelijk onvoorzichtig is gehandeld. Daarbij zijn de gedragingen van de verdachte doorslaggevend en niet alleen het gevolg. Het gaat om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
In dit geval stelt het Gerecht de volgende feitelijke toedracht vast. Het slachtoffer is om het leven gekomen na te zijn getroffen door een kogel afkomstig uit zijn eigen wapen. Dat wapen was kennelijk doorgeladen en schietklaar, niet vast staat dat de verdachte dat had gedaan of daarvan op de hoogte was. Dat het wapen op de grond dreigde te vallen is niet alleen aan onvoorzichtig handelen door de verdachte te wijten. Op enig moment wilde het slachtoffer het wapen aan de verdachte tonen. De verdachte heeft daarop het wapen van het slachtoffer willen aannemen, en toen hij het in een reflex opving is het wapen afgegaan. Het Gerecht overweegt dat in de gegeven omstandigheden niet te voorzien was dat het wapen af zou gaan. De gedragingen van de verdachte (het aannemen respectievelijk opvangen van een vuurwapen) , bezien tegen de achtergrond van de overige omstandigheden van het geval (het doorgeladen wapen was niet van de verdachte, de eigenaar reikte hem het wapen spontaan aan terwijl hij met zijn aandacht elders was, het wapen ging af), rechtvaardigen dan ook niet de gevolgtrekking dat sprake is van verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag van de verdachte. Het is dan ook niet aan schuld van de verdachte te wijten dat het slachtoffer is overleden.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij
in of omstreeks vanop25 december 2021, te Curaçao
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een
of meervuurwapen
(s)in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten een zwartkleurig
(vuist)vuurwapen, met bijbehorende patroonhouder, met een
of meerscherp
epatro
on
enin de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Opgemerkt wordt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1.Proces-verbaal van Bevindingen ter zake van een schietpartij met dodelijke afloop te [adres]:
“Op zaterdag 25 december 2021, omstreeks 23.40 uur bevonden wij ons aan het Bureau Rio Canario. Op voren vermeld datum en tijdstip werden wij door de Centrale Meldkamer naar [adres] gedirigeerd voor een schietpartij, alwaar een man op een grond lag. Aldaar omstreeks 23.45 uur, zagen wij een manspersoon enkele meters buiten het erf voor de in- en uitgang poort van het perceel (…). De manspersoon lag op zijn rug en gaf vermoedelijk geen teken van leven. (…). Er was een vrouw ter plaatse die later gaf op te zijn genaamd [zus slachtoffer] (…). Zij gaf ons te kennen dat het slachtoffer haar broer is. Verdere gegevens van haar broer gevraagd gaf het slachtoffer te zijn genaamd [naam slachtoffer] geboren op Curaçao op [datum] en wonende in Nederland (…).”

2.Het forensisch autopsierapport:

“Last name: []
First name(s): []
Birthdate: []
Cause of death:
Severe cranio-cerebral trauma due to a gunshot.”

3.De verdachte heeft bij de politie het volgende verklaard:

“Ik heb [naam slachtoffer] per ongeluk neergeschoten.”

4.De verdachte heeft bij de politie het volgende verklaard:

“Het was een klein zwart wapen.”

Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft een vuurwapen willen aannemen van zijn vriend, om het te bekijken. Toen bij de overdracht het wapen dreigde te vallen, heeft hij het in een reflex opgevangen. Daarbij is het wapen afgegaan. Later heeft de verdachte zich van het wapen ontdaan. De verdachte heeft het vuurwapen voorhanden gehad.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een verdachte zonder strafblad voor wapenbezit als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 voorwaardelijk gegeven.
In dit geval heeft het slachtoffer het vuurwapen meegenomen op straat, waarna het gruwelijk mis is gegaan. Het slachtoffer is op uiterst tragische wijze om het leven gekomen doordat zijn goede vriend bij het opvangen van het wapen per ongeluk de trekker heeft overgehaald, waardoor het slachtoffer dodelijk werd geraakt. Dit heeft bij de nabestaanden onherstelbaar leed, verdriet en pijn teweeggebracht en hun leven wordt hierdoor sindsdien beheerst. Dit is onder meer tot uitdrukking gekomen in hetgeen de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting heeft verklaard. Zij heeft verteld hoezeer het haar heeft aangegrepen dat de verdachte haar - terwijl hij wegrende van het incident - heeft verteld dat haar zoon dood op straat lag. Zij heeft haar zoon daar vervolgens daadwerkelijk met een schotwond in zijn hoofd zien liggen. Deze zaak laat op een buitengewoon droevige manier zien hoe groot de noodzaak is dat hard wordt opgetreden tegen het voorhanden hebben van wapens.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Hij is niet eerder voor enig strafbaar feit veroordeeld en moet zelf ook leven met de gevolgen dat hij zijn goede vriend zijn jonge leven heeft ontnomen. Daarnaast heeft hij naar oordeel van het Gerecht oprecht berouw en medeleven met de nabestaanden getoond.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partijen [moeder en zus slachtoffer] hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering van [moeder] bedraagt ANG 34.113,54. De vordering van [zus] bedraagt ANG 20.000.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vordering worden ontvangen.
Het Gerecht zal de proceskosten compenseren in die zin dat elk van de partijen de eigen proceskosten draagt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
verklaart de benadeelde partijen [moeder en zus slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. I.M. Sinon, zittingsgriffier, en op 11 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.