ECLI:NL:OGEAC:2022:160

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
CUR202200931 en CUR202200989
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst bij dringende redenen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, zijn er twee verzoeken aan de orde. Het eerste verzoek betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de besloten vennootschap Curaçao Port Services B.V. (CPS) met een werknemer, die op staande voet is ontslagen. CPS heeft op 25 februari 2022 een verzoekschrift ingediend, waarna de werknemer op 14 maart 2022 een tegenverzoek heeft ingediend. De verzoeken zijn gezamenlijk behandeld op 16 mei 2022. De werknemer heeft op 4 februari 2022 geweigerd om overwerk te verrichten en heeft zich ziek gemeld, wat CPS heeft aangemerkt als ongeoorloofd werkverzuim. CPS heeft de werknemer op 11 februari 2022 op staande voet ontslagen, wat de werknemer betwistte. De rechter heeft geoordeeld dat CPS voldoende redenen had voor het ontslag op staande voet, omdat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan werkweigering en ongeoorloofd verzuim. De rechter heeft vastgesteld dat het ontslag onverwijld is gegeven en dat er sprake was van dringende redenen die het ontslag rechtvaardigen. Het verzoek van CPS om de arbeidsovereenkomst te ontbinden is toegewezen, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer. Het tweede verzoek van de werknemer om te verklaren dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig voortduurt, is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR202200931 en CUR202200989
Beschikking d.d. 6 juni 2022
inzake
de besloten vennootschap
CURAÇAO PORT SERVICES B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster in de ontbindingszaak, verweerster in de loonzaak,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart,
tegen
[WERKNEMER],
wonende in Curaçao,
verweerder in de ontbindingszaak, verzoeker in de loonzaak,
gemachtigde: mr. H.M.M. Alejandra.
Partijen zullen hierna CPS en [werknemer] worden genoemd.

1.Het procesverloop

in de zaak met zaaknummer CUR202200931

1.1.
CPS heeft op 25 februari 2022 een verzoekschrift met producties ingediend.
in de zaak met zaaknummer CUR202200989
1.2. [
werknemer] heeft op 14 maart 2022 een verzoekschrift met producties ingediend.
in beide zaken
1.3.
De verzoeken zijn gezamenlijk behandeld op 16 mei 2022. [werknemer] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Alejandra. Ook was aanwezig de heer [voorzitter vakbond], voorzitter van de vakbond CBHOVP. Namens CPS waren aanwezig de heer [operations manager], operations manager en de heer [human resource manager], Human Resource Manager, bijgestaan door mr. Bonapart. Partijen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.
a. CPS houdt zich als havenbedrijf voornamelijk bezig met de lossing en belading van schepen die de Curaçaose haven aandoen.
[werknemer], thans 43 jaar, is op 21 september 1999 in dienst getreden van CPS. Hij was laatstelijk werkzaam als winch/kraandriver tegen een brutoloon van NAf 3.854,45,- per maand.
CPS heeft in november 2021 een wijziging van de ploegendienst doorgevoerd. Met de wijziging werd overgegaan op een dagdienst rooster dat loopt van 7:00 – 16:00 uur. Daarnaast gold een overwerk rooster dat wekelijks werd aangepast. Alle medewerkers werden ingedeeld op het overwerk rooster, waarbij wekelijks de oproepvolgorde werd aangepast. De medewerkers konden dit rooster wekelijks raadplegen om na te gaan wie als eerste voor een overwerkdienst zou worden opgeroepen.
Op 4 februari 2022 bestond er een noodzaak dat er van 16.00 uur tot 23.00 uur werd overgewerkt. [werknemer] werd hiervoor opgeroepen.
[werknemer] heeft het aan hem opgedragen overwerk geweigerd. Op dezelfde dag heeft [werknemer] zich omstreeks 10:40 uur – dit nadat hij het werk eerst voortijdig heeft verlaten en vervolgens terug is gekomen – ziek gemeld bij CPS, waarna hij zich eerst bij zijn huisarts en daarna bij de arbo-arts heeft gemeld.
Uit een ongedateerd schrijven van de huisarts [huisarts] volgt, voor zover hier van belang, het volgende:

Patiënt [werknemer]
(…)
is arbeidsongeschikt i.v.m. ziekte op 4-Feb-2022
Uit een ongedateerd schrijven van Arbo-consult volgt, voor zover hier van belang, het volgende:

Werknemer: [werknemer]
(…)
Datum beoordeling ARBO CONSULT: 04-02-2022
4:31 PM
De beoordeling van de bedrijfsarts is als volgt:
Opm:
Betrokkene heeft zich persoonlijk gemeld bij ARBO CONSULT. Er is geen AO toegekend.
[werknemer] heeft op 4 februari 2022 het werk niet hervat.
i. Op 7 februari 2022 is [werknemer] weer gaan werken. Hij werd toen in aanwezigheid van de vakbond door een vertegenwoordiger van de afdeling personeelszaken gehoord over de gang van zaken op 4 februari 2022. Tijdens het onderzoek dat hierna volgde werd [werknemer] (met behoud van loon) op non-actief gesteld.
Bij brief van 11 februari 2022 heeft CPS [werknemer] op staande voet ontslagen. In deze brief staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“ (...)
Het onderzoek naar uw gedragingen (waaronder met name ook van uw dienstweigering) is thans bekend, daaruit is voor CPS komen vast te staan dat u zich schuldig heeft gemaakt aan voor CPS onacceptabele zaken waardoor voortzetting van onze arbeidsrelatie met u onmogelijk is geworden.
Uw gedragingen zijn voor ons dermate onacceptabel dat wij hebben besloten uw arbeidsovereenkomst bij deze en met onmiddellijke ingang te beëindigen.
Wij resumeren het een en ander:
1.
U heeft op vrijdag 4 februari 2022 opdracht gekregen om van 16.00 uur tot 23.00 uur (in over time) door te werken om het schip klaar te maken voor haar vertrek.
Het was uw beurt om overwerk te verrichten.
2.
U heeft aangegeven dat u het overwerk niet zou uitvoeren, u had daartoe een persoonlijke reden, namelijk een afspraak met uw partner.
3.
Het klemt dat het volgens het overwerkrooster uw beurt was om overwerk uit te voeren. Bij dit laatste geldt er een roostersysteem ter waarborging van de continuïteit van onze dienstverlening, de CPS werknemers moeten er aldus rekening mee houden dat er overwerk kan worden opgedragen.
4.
De afdeling Meldpunt heeft na uw werkweigering getracht andere (niet voor overwerk ingedeelde collega’s) werknemers voor het benodigde overwerk in te zetten, dit is echter niet gelukt.
5.
U handelwijze heeft er in geresulteerd dat er extra werklast op de, net als u voor overwerk ingedeelde werknemer, werd gelegd.
6.
U heeft het werk verlaten doch heeft u zich daarna plotseling weer gemeld om door te geven dat u zich ziek voelde en naar de dokter ging.
7.
U werd daarna (op verzoek van de Directie) door de Vakbond benaderd om door te geven dat u na uw huisartsenbezoek, zich moest melden bij de Medisch Adviseur bij ARBO Consult.
8.
In het gesprek op 7 februari heeft u verklaard dat uw Huisarts op 4 februari uw bloeddruk heeft afgenomen en dat alles in orde met u was.
9.
De bedrijfsarts bij ARBO Consult heeft ook geen aanleiding gevonden voor enige AO.
10.
De bevindingen van zowel uw Huisarts als ook de ARBO arts hebben u er desalniettemin niet toegebracht om alsnog naar het werk terug te keren en het u (rechtmatig) opgedragen overwerk uit te voeren.
U heeft eigenmachtig beslist onverkort weg te blijven en de overwerk opdracht naast u neer te leggen.
Uw verzuim op 4 februari 2022 was dan ook om meerdere redenen ongeoorloofd.
11.
U heeft door uw eigenmachtig optreden het dienstbelang genegeerd, daarbij schaderisico’s op de koop toegenomen en heeft u uw collega’s wederom onredelijk overbelast.
Uit onderzoek is verder gebleken dat u zich ook in het verleden schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.(...)
Bovenstaande gedragingen leveren zowel op zichzelf staand als gezamenlijk maar ook in het licht van eerdere feiten en verwijten, dringende redenen op in de zin van artikel 7A:1615 p BW die het ontslag op staande voet rechtvaardigen.(...)”
[werknemer] heeft bij brief van 15 februari 2022 de nietigheid van het aan hem gegeven ontslag ingeroepen. Tevens heeft [werknemer] verklaard dat hij bereid is zijn werkzaamheden te hervatten en heeft hij aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.
Bij brief van 21 februari 2022 heeft CPS aan [werknemer] medegedeeld dat zij volhardt in het gegeven ontslag op staande voet.

3.Het geschil

in de zaak met zaaknummer CUR202200931

3.1.
CPS verzoekt het gerecht, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“om de onderhavige arbeidsovereenkomst te ontbinden voor zover in rechte komt vast te staan dat de overeenkomst (in weerwil van het aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet is blijven voortbestaan.
Primair, wegens gewichtige redenen in de zin van dringende redenen, subsidiair wegens gewichtige redenen in de zin van gewijzigde omstandigheden, al hetgeen met zich meebrengt dat de arbeidsovereenkomst tussen CPS en [werknemer] in redelijkheid niet kon, althans kan worden voortgezet, en tot slot, al het vorengaande zonder toekenning van enige ontbindingsvergoeding en onder veroordeling van [werknemer] in de kosten van deze procedure.”
3.2.
CPS legt aan het verzoek ten grondslag dat sprake is van gewichtige redenen in de zin van dringende redenen dan wel gewijzigde omstandigheden die meebrengen dat de arbeidsovereenkomst - zo die nog bestaat - dadelijk dan wel op korte termijn behoort te eindigen.
3.3. [
werknemer] heeft verweer gevoerd tegen de verzochte ontbinding en stelt zich op het standpunt dat in geval van toewijzing aan hem een beëindigingsvergoeding moet worden toegekend.
in de zaak met zaaknummer CUR202200989
3.4. [
werknemer] verzoekt het gerecht om, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • “voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen CPS en [werknemer] rechtsgeldig voortduurt;
  • CPS te veroordelen tot betaling aan [werknemer] van een bedrag van NAf 3.854,45 (P.M.) plus emolumenten
  • CPS te veroordelen in de kosten van dit geding meer in het bijzonder het gemachtigdensalaris;
  • CPS te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente op al de toegewezen bedragen indien zij niet binnen 7 dagen na verschijnen van de beschikking hieraan heeft voldaan.”
3.5. [
werknemer] legt – kort weergegeven - aan zijn verzoek ten grondslag dat er geen sprake is van een dringende reden voor het aan hem gegeven ontslag en dat hij recht heeft op loondoorbetaling. [werknemer] stelt voorts dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.
3.6.
CPS heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzochte.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de zaak met zaaknummer CUR202200989
onverwijld gegeven ontslag
4.1.
De stelling van [werknemer] dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, treft geen doel. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2.
Volgens de wettelijke regels voor ontslag op staande voet is zo’n ontslag alleen geldig als de werkgever de arbeidsovereenkomst onverwijld opzegt wegens een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de werknemer. Voor de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden tot dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Verder is de van een werkgever te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en omvang van een eventueel noodzakelijk onderzoek, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad, als een bepaald vermoeden ongegrond blijkt te zijn.
4.3.
Op vrijdag 4 februari 2022 heeft [werknemer] het werk voortijdig verlaten. Bij terugkomst op diezelfde dag heeft hij zich ziek gemeld. Op maandag 7 februari 2022 heeft [werknemer] zich op het werk gemeld, waarna een gesprek over de gang van zaken op 4 februari 2022 tussen [werknemer], CPS en de vakbond heeft plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft [werknemer] aan CPS een doktersbrief overhandigd waarin stond vermeld dat [werknemer] op 4 februari 2022 op het spreekuur was. Dit gaf CPS aanleiding nader onderzoek te doen naar de vermeende arbeids(on)geschiktheid van [werknemer] op 4 februari 2022. Op dezelfde dag werd [werknemer] dan ook in afwachting van de resultaten van dat nader onderzoek op non-actief gesteld. Dat dit onderzoek niet gerechtvaardigd was, is door [werknemer] niet gesteld en evenmin gebleken. Op 8 februari 2022 heeft CPS de verklaring van de arbo-arts ontvangen waaruit volgt dat de arbo-arts [werknemer] op 4 februari 2022 arbeidsgeschikt heeft geacht. Op verzoek van CPS heeft de arbo-arts op 9 februari 2022 per mail bevestigd dat [werknemer] bij zijn bezoek aan de arbo-arts op 4 februari 2022 een brief heeft overgelegd van zijn huisarts. Daarin stond, volgens de arbo-arts, slechts dat hij op 4 februari 2022 op het spreekuur is langs geweest. Op 10 februari 2022 heeft er een overleg tussen de vakbond en CPS over voornoemde feiten en omstandigheden plaatsgevonden, waarna [werknemer] de volgende dag op 11 februari 2022 werd ontslagen. Gelet op het voorgaande heeft CPS geen onaanvaardbaar lange tijd laten verstrijken voordat zij [werknemer] het ontslag op staande voet heeft aangezegd. Het ontslag volgde kort na het door CPS gedane onderzoek en het overleg met de vakbond daarover. Dit brengt met zich mee dat, voor zover de rechtmatigheid van het ontslag op staande voet zou komen vast te staan, aan de voorwaarde van onverwijldheid is voldaan.
dringende reden
4.4.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden in de zin van artikel 7A:1615o lid 1 jo. artikel 7A:1615p lid 1 BW moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen, waaronder in de eerste plaats de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en daarnaast de aard en duur van de dienstbetrekking en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
4.5.
CPS heeft als dringende redenen opgegeven dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan werkweigering en ongeoorloofd werkverzuim. Ter onderbouwing van haar stelling heeft CPS het volgende naar voren gebracht. Het schip Trinitas moest op 4 februari 2022 nog voor vertrek gereed worden gemaakt, waardoor CPS genoodzaakt was om een beroep te doen op een aantal werknemers om buiten de normale werktijden – van 16.00 uur tot 23.00 uur – werkzaamheden te verrichten. Eén van die werknemers was [werknemer]. Hij was volgens CPS ook van tevoren ingeroosterd voor het geval er op 4 februari 2022 overgewerkt moest worden. Op de bewuste dag weigerde [werknemer] het opgedragen overwerk. Dit terwijl hij wist dat er niemand anders beschikbaar was om het werk te doen. Eerdere verzoeken om over te werken heeft [werknemer] volgens CPS ook al geweigerd.
[werknemer] heeft, na weigering van het overwerk, het werk verlaten en is kort daarna teruggekomen om zich vervolgens ziek te melden. Hij is toen eerst naar de huisarts en daarna op aanwijzing van de vakbond naar de arbo-arts gegaan. De daartoe bevoegde arbo-arts heeft [werknemer] arbeidsgeschikt verklaard. Desondanks is [werknemer] op de bewuste dag niet teruggekeerd naar het werk. Pas op 7 februari 2022 heeft [werknemer] zich weer op het werk gemeld. Ook toen kon [werknemer] geen bewijs overleggen van zijn arbeidsongeschiktheid. Door hem werd een briefje overhandigd van zijn huisarts waaruit volgde dat hij op het spreekuur was geweest. De thans door [werknemer] overgelegde doktersbrief waaruit zou volgen dat [werknemer] op 4 februari 2022 arbeidsongeschikt zou zijn geweest, is voor de procedure nimmer eerder door [werknemer] aan CPS overhandigd. Nog daargelaten dat het reeds enige tijd bij [werknemer] bekend was dat ziekmelding alleen nog mogelijk was via de arbo-arts en niet meer via de huisarts, nog steeds aldus CPS.
4.6. [
werknemer] heeft het volgende als verweer aangevoerd. [werknemer] werkte voorheen in ploegendienst; hij werkte twee weken in dagdienst en een week in avonddienst. Meestal moest hij ’s avonds wanneer hij ook avonddienst had extra uren werken. Het werken in ploegendienst maakte het voor hem mogelijk om zijn gezinsleven met zijn werk te combineren. Sinds de wijziging door CPS van de ploegendiensten in dagdiensten – waarbij de werknemers bij toerbeurt moeten overwerken – is een situatie ontstaan, waarbij het verrichten van overwerk een structureel karakter heeft gekregen. Werknemers kunnen door deze nieuwe manier van werken moeilijk inschatten wanneer zij moeten overwerken, dit met alle gevolgen van dien voor hun gezinsleven/privéleven. Op 4 februari 2022 is [werknemer] inderdaad gevraagd om over te werken, maar vanwege persoonlijke omstandigheden was hij daartoe niet in staat. Hij had al met zijn partner afgesproken dat hij die dag de kinderen bij de opvang zou ophalen en zich over hun zorg zou ontfermen. Niemand anders kon dit voor hem doen. Volgens [werknemer] kon en mocht hij dan ook overwerk weigeren. Bij het opdragen van overwerk moet namelijk zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de persoonlijke belangen van de werknemer. [werknemer] heeft voorts aangevoerd dat hij zich door de discussie over het opgedragen overwerk, ziek begon te voelen. Kort na zijn huisartsbezoek heeft [werknemer] CPS op de hoogte gesteld van het feit dat hij door ziekte niet in staat was om door te blijven werken. Volgens [werknemer] heeft hij toen geen ao-briefje meegekregen van de huisarts, omdat hij zich pas na 10.00 uur heeft ziek gemeld en het werk al op de eerstvolgende werkdag – in dit geval op maandag 7 februari 2022 – kon hervatten. Het ao-briefje heeft hij later alsnog opgevraagd en gekregen van de huisarts. Gelet op het voorgaande is er dan ook geen sprake van werkweigering en/of ongeoorloofd verzuim.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [werknemer] op 4 februari 2022 het werk voortijdig heeft verlaten en na zijn doktersbezoek/ziekmelding niet meer terug is gekeerd om zijn werkzaamheden te hervatten en/of over te werken. Tussen partijen is in geschil of [werknemer] een geldige reden had om weg te blijven van het werk.
4.8.
Anders dan [werknemer] is het gerecht van oordeel dat er sprake is van werkweigering en ongeoorloofd werkverzuim. Ter toelichting dient het volgende. Weliswaar heeft [werknemer] altijd in ploegendienst gewerkt, maar CPS heeft in 2021 vanwege de covid pandemie maatregelen moeten treffen. Ter garandering van de veiligheid van alle werknemers van CPS en ter garandering van de continuïteit van bedrijfsvoering zijn alle werknemers, waaronder ook [werknemer], overgeplaatst naar de dagdienst. CPS heeft deze wijziging mogen doorvoeren, omdat het geen wijziging van een arbeidsvoorwaarde betreft. Dat CPS door dit te doen, heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap acht het gerecht niet aan de orde. Het feit dat CPS en [werknemer] en/of de vakbond een meningsverschil hebben over de bevoegdheid van CPS om (eenzijdig) deze beslissing te nemen, maakt dit niet anders. Sinds november 2021 wordt aan de hand van een overwerk rooster het toerbeurtsysteem gehanteerd. Dat CPS daarbij geen rekening houdt met de persoonlijke belangen van haar werknemers is niet vast komen te staan. Het overwerk rooster ligt, naar CPS heeft gesteld en [werknemer] niet (voldoende) gemotiveerd heeft betwist, een week van te voren ter inzage klaar bij de afdeling Meldpunt. Dit maakt het voor de desbetreffende werknemers mogelijk om werk en privé beter op elkaar af te stemmen. Voorts kan een werknemer die aan de beurt is om over te werken dit weigeren. CPS heeft onweersproken gesteld dat dit niet de eerste keer is dat [werknemer] overwerk heeft geweigerd, waardoor CPS een andere werknemer heeft moeten vragen het werk te doen. Slechts in het geval niemand anders kan overwerken, wordt de werknemer die als eerste op de lijst staat verplicht – dit is ook in de cao geregeld – om over te werken. Op 4 februari 2022 heeft dit geval zich voorgedaan. Dat er andere collega’s beschikbaar waren om over te werken, is niet vast komen te staan. Immers volgt uit hetgeen door [werknemer] zelf is aangevoerd dat CPS voor het overwerk een uitzendkracht heeft moeten oproepen. Gelet hierop heeft [werknemer] naar het oordeel van het gerecht zich op de bewuste dag niet als een goed werknemer gedragen en mocht hij het reeds in de ochtenduren opgedragen overwerk niet zonder meer weigeren.
4.9.
Volgens vaste rechtspraak geldt in het algemeen dat op de werkgever die een beroep doet op ongeoorloofd werkverzuim, de stelplicht en, wanneer de werknemer voldoende gemotiveerd weerspreekt dat het werkverzuim ongeoorloofd was, ook de bewijslast van het ongeoorloofd zijn van het werkverzuim rust. Van een voldoende gemotiveerde weerspreking is in de regel sprake, indien de werknemer aanvoert dat hij wegens ziekte arbeidsongeschikt was. De werkgever moet dan in beginsel bewijzen dat de werknemer arbeidsgeschikt was. Daarbij is niet van belang of de werkgever ten tijde van het ontslag in redelijkheid heeft mogen aannemen dat de werknemer niet arbeidsongeschikt was. De werknemer moet werkelijk arbeidsgeschikt zijn.
4.10. [
werknemer] heeft gesteld dat hij hoe dan ook op 4 februari 2022 niet heeft kunnen doorwerken, omdat hij ziek was geworden als gevolg van de opwinding die ontstond nadat hem werd opgedragen overuren te werken. Dit is ook de reden waarom hij voortijdig het werk heeft verlaten. De huisarts heeft hem arbeidsongeschikt verklaard. Ter onderbouwing van die stelling heeft [werknemer] een verklaring van de huisarts overgelegd. CPS heeft daartegenover ter onderbouwing van haar standpunt dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan ongeoorloofd werkverzuim een verklaring van de arbo-arts overgelegd. De arbo-arts heeft anders dan de huisarts, [werknemer] arbeidsgeschikt verklaard.
4.11.
Het gerecht volgt [werknemer] niet in zijn betoog dat het de taak van de huisarts is om te bepalen of een werknemer wel of niet arbeidsongeschikt is. Weliswaar is in artikel 10 lid 11 van de cao geregeld dat alleen de huisarts kan bepalen of een werknemer arbeidsongeschikt dan wel arbeidsgeschikt is, maar door CPS is voldoende onderbouwd gesteld dat die regel inmiddels is gewijzigd. Die wijziging houdt in dat werknemers zich per 1 januari 2022 in het geval van ziekte moeten melden bij de arbo-arts en alleen de arbo-arts bevoegd is een oordeel te geven over de arbeids(on)geschiktheid van de werknemer. Van die wijziging zijn de werknemers van CPS reeds bij brief van 30 december 2021 op de hoogte gesteld. [werknemer] heeft de stelling van CPS dat deze informatie ook aan [werknemer] bekend is gemaakt niet (voldoende) gemotiveerd betwist. Werknemers konden volgens CPS een kopie van de brief ophalen bij de afdeling Meldpunt, terwijl [werknemer] ter zitting heeft aangevoerd dat hij ook van collega’s over de wijziging heeft gehoord waarna hij zelf de afdeling personeelszaken heeft benaderd met vragen daarover. Dat [werknemer] op de hoogte was van deze verandering blijkt voorts ook uit het feit dat [werknemer] in januari 2022 conform de regels van het nieuwe ziekmeldingsproces zich ziek heeft gemeld. Nu de arbo-arts deskundig is in het geven van een medisch oordeel over de arbeids(on)geschiktheid en met ingang van 1 januari 2022 daartoe ook bevoegd was, zal meer gewicht worden toegekend aan de door hem afgegeven verklaring dat [werknemer] op de bewuste dag arbeidsgeschikt was. Verder heeft [werknemer] zijn stelling dat de arbo-arts hem op de bewuste dag zou hebben geadviseerd om naar huis te gaan om te rusten op geen enkele wijze nader onderbouwd. Door op de bewuste dag, zonder geldige reden, weg te blijven van het werk heeft [werknemer] zich schuldig gemaakt aan ongeoorloofd werkverzuim.
4.12.
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze verwijten gelet op de overige omstandigheden van het geval een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen. Dat de gevolgen van het ontslag voor [werknemer] groot zijn doordat hij na een lang dienstverband zijn maandelijkse inkomen is kwijtgeraakt, staat vast. Dit maakt echter niet dat CPS hem niet heeft mogen ontslaan. Door [werknemer] is niet, dan wel onvoldoende, weersproken dat het werken van overuren inherent is aan de aard van het werk bij een werkgever als CPS, een havenbedrijf. Dat er, vanwege de covid-19 pandemie, een noodzaak bestond het dienstrooster aan te passen van ploegendienst naar dagdienst roosters, is door [werknemer] eveneens onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat aan zijn verweren in dit kader voorbij wordt gegaan. Bovendien is overwerk bij cao vastgesteld. Het stond [werknemer] gelet op het voorgaande niet geheel vrij overwerk te weigeren, zoals door hem aangevoerd. Daar komt bij dat door [werknemer] niet is gesteld, en evenmin is gebleken, dat aan hem onredelijk en onevenredig vaak werd opgedragen overuren te werken, waardoor zijn persoonlijke leven onredelijk zwaar werd belast. Voorts heeft [werknemer] op 4 februari 2022 het werk ongeoorloofd verlaten nadat hem werd verzocht overuren te werken. [werknemer] heeft niet gemeld waar hij naartoe is gegaan en bij terugkomst heeft hij zich ziekgemeld. CPS heeft voldoende bewezen dat [werknemer] op 4 februari 2022 arbeidsgeschikt was. Dit volgt uit de verklaring afgegeven door de arbo-arts. CPS heeft, door [werknemer] onvoldoende weersproken, gesteld dat het ziektebriefje afkomstig van de huisarts niet eerder door [werknemer] bij CPS is overhandigd. Nog daargelaten dat de arbo-arts, als daartoe bevoegde arts die [werknemer] eveneens heeft onderzocht op 4 februari 2022, [werknemer] niet arbeidsongeschikt heeft geacht. Het handelen van [werknemer] levert een ernstig verzuim op. Daar komt bij dat CPS, eveneens onweersproken, heeft gesteld dat [werknemer] zich ook in het verleden schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, terwijl zijn werkprestaties over de afgelopen twee jaar steeds met een onvoldoende zijn beoordeeld. CPS moet ter garandering van de continuïteit van de bedrijfsvoering kunnen rekenen/vertrouwen op haar werknemers. Hoewel de gevolgen van ontslag voor [werknemer] zeer ernstig zijn en er sprake is van een langdurig dienstverband, is het gerecht van oordeel dat alle omstandigheden in aanmerking genomen, het gegeven ontslag gerechtvaardigd is.
4.13.
Nu naar het oordeel van het gerecht sprake is van dringende redenen voor het aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet, die de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen, kan geen sprake zijn van verschuldigd loon en emolumenten. Derhalve zal het verzoek van [werknemer] worden afgewezen.
in de zaak met zaaknummer CUR202200931
4.15.
CPS heeft, kort samengevat, verzocht om, voor zover de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog voortduurt, de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding aan [werknemer]. Nu tegen de uitspraak in de zaak met zaaknummer CUR202200989 hoger beroep kan worden ingesteld en dus in rechte nog niet onherroepelijk vaststaat dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, zal het gerecht over gaan beoordeling van het ontbindingsverzoek van CPS.
4.16.
Uit hetgeen hiervoor, in de zaak met zaaknummer CUR20220989, is overwogen volgt dat CPS gewichtige redenen in de zin van een dringende reden als bedoeld in artikel 7A:1615o BW heeft om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te doen ontbinden, waarbij voor een vergoeding geen plaats is. Er is immers sprake van verwijtbaar gedrag van [werknemer]. Het gerecht zal de arbeidsovereenkomst dan ook per heden (voorwaardelijk) ontbinden zonder toekenning van een vergoeding.
proceskosten in beide zaken
4.17.
Het gerecht ziet in de aard van de procedure aanleiding de kosten te compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dagen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
in de zaak met zaaknummer CUR202200989
5.1.
wijsthet verzoek af;
in de zaak met zaaknummer CUR202200931
5.2.
ontbindtde arbeidsovereenkomst tussen partijen – voor zover deze nog bestaat – met ingang van heden, zonder toekenning van een vergoeding;
in beide zaken
5.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. K.A.M. Lasten, rechter, en op 6 juni 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.