ECLI:NL:OGEAC:2022:152

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
CUR202102229
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van bezwaar inzake niet-ontvankelijkheid door de Inspecteur der Belastingen

Op 3 juni 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, wonende in Frankrijk, in beroep ging tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar door de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft een aanslag premie AVBZ die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2016. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Belanghebbende stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, omdat hij de aanslag pas op 7 september 2018 had ontvangen en het bezwaarschrift op 10 september 2018 had verzonden.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het Gerecht stelde vast dat de aanslag pas op 20 juli 2018 bekend was gemaakt, waardoor de bezwaartermijn pas op dat moment begon. Het Gerecht concludeerde dat het bezwaarschrift op 11 september 2018 was ingediend, binnen de wettelijke termijn van twee maanden. Daarom werd de zaak teruggeworpen naar de Inspecteur, die binnen zes maanden opnieuw uitspraak op bezwaar moest doen, met inachtneming van de ontvankelijkheid van het bezwaar.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming en de noodzaak voor de Inspecteur om een inhoudelijke reactie te geven op het bezwaar. Het Gerecht heeft ook bepaald dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar gemaakt op 3 juni 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juni 2022
BBZ nr. CUR202102229
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende in Frankrijk,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 13 juli 2018 voor het jaar 2016 een aanslag premie AVBZ opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 117.547 resulterend in een verschuldigd bedrag aan premies van NAf 1.888.
1.2
Belanghebbende heeft tegen de aanslag, bij brief met als dagtekening 10 september 2018, bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 juli 2021 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 augustus 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 12 april 2022 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 20 april 2022 een pleitnota ingediend.
1.7
Belanghebbende heeft op 22 april 2022, voorafgaand aan de zitting, een nader stuk ingediend.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2022 te Willemstad. Belanghebbende is met voorafgaand bericht niet verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].
1.9
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld. Het proces-verbaal is op 29 april 2022 naar partijen gestuurd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 20 april 2017 aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016 gedaan. Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 83.915.
2.2
Belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van NAf 1.500 aan premie ter zake van een levensverzekering, als aftrekpost opgevoerd. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen dit bedrag gecorrigeerd.
2.3
Belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van NAf 28.115 aan persoonlijke lasten in aftrek gebracht. Het betreft alimentatie-uitkeringen aan zijn ex-echtgenote. De Inspecteur heeft deze aftrekpost bij het opleggen van de aanslag gecorrigeerd.
2.4
Belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van NAf 10.673 (voor de drempel van NAf 5.965) aan buitengewone lasten in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft een bedrag van NAf 4.258 niet in aftrek toegelaten. Dit bedrag ziet op opgevoerde kosten van een reisverzekering en op de betaalde premie BVZ.
2.5
De aanslag premie AVBZ is, rekening houdende met het voorgaande, opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 117.547 en een verschuldigde premie van NAf 1.888.
2.6
Belanghebbende is in het jaar 2018 naar Frankrijk verhuisd. Ten tijde van zijn verhuizing zijn de aanslagen voor de jaren 2015 en 2016 nog niet opgelegd. Over de afhandeling van de aangiften heeft hij met de Belastingdienst (Inspecteur [de Inspecteur]) gecorrespondeerd (e-mailbericht van 2 november 2017).
2.7
Tot de gedingstukken behoren de volgende stukken:
1. Een afschrift van een enveloppe van de Ontvanger Curaçao met daarop een poststempel met de datum 20 juli 2018.
2. Een e-mail bericht van 11 september 2018 van belanghebbende aan Inspecteur [de Inspecteur] [email adres] waarin het volgende is vermeld:
“Geachte mevrouw [de Inspecteur],
Onderwerp: bezwaarschrift AVBZ 2016
(..)
Hierbij zend ik u een gescand exemplaar van mijn bezwaarschrift inzake odw en als bijlage de gescande envelop waarin de aanslag (..) is bezorgd op mijn huisadres.
Ik verzoek u dit bezwaarschrift te (doen) behandelen. Een exemplaar is eveneens per post verstuurd naar uw inspectie.
(..)”

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of belanghebbende tijdig bezwaar heeft gemaakt. Daarnaast is in geschil of de aanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt dat hij de aanslag met als dagtekening van 13 juli 2018 pas later (op 7 september 2018) heeft ontvangen, dat hij op 10 september 2018 het bezwaarschrift per reguliere post heeft verzonden naar de Belastingdienst, en dat hij op dezelfde dag het bezwaarschrift ook via e-mail naar de Inspecteur [de Inspecteur] heeft verzonden. Volgens belanghebbende heeft hij het bezwaarschrift daarom tijdig ingediend. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij geen inhoudelijke reactie heeft gekregen op zijn bezwaarschrift en verzoekt om de zaak terug te wijzen naar de Inspecteur.
3.3
De Inspecteur stelt dat het bezwaarschrift op 25 september 2018 bij de Belastingdienst is binnengekomen, dat belanghebbende te laat bezwaar heeft gemaakt en dat de aanslag terecht gecorrigeerd is tot een aanslag naar een premie-inkomen van NAf 117.547.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
Belanghebbende heeft de niet-ontvankelijkheid verklaring van zijn bezwaar betwist. Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht derhalve de ontvankelijkheid van belanghebbendes bezwaar te beoordelen.
4.2
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.3
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 13 juli 2018. Belanghebbende heeft betoogd dat de aanslag later bekend is gemaakt, zodat de bezwaartermijn later is aangevangen. Belanghebbende heeft de enveloppe overgelegd waarin de aanslag is bezorgd. Deze enveloppe heeft als poststempel 20 juli 2018. De aanslag kan eerst op die datum bekend zijn gemaakt. De Inspecteur heeft deze stelling niet weersproken, zodat het Gerecht deze als vaststaand aanmerkt. Nu de aanslag eerst op 20 juli 2018 bekend is gemaakt, vangt de bezwaartermijn pas dan aan.
4.4
Volgens de Inspecteur is het bezwaarschrift op 25 september 2018 bij de Belastingdienst binnengekomen. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij het bezwaarschrift reeds op 11 september 2018 via e-mail heeft gestuurd naar de Inspecteur [de Inspecteur]. De Inspecteur heeft niet betwist dat het via e-mail verstuurde bezwaarschrift niet op de juiste wijze is ingediend. Naar het oordeel van het Gerecht dient in het onderhavige geval 11 september 2018 als indieningstijdstip van het bezwaarschrift te gelden. Het Gerecht neemt in aanmerking dat belanghebbende eerder via e-mailadres [e-mailadres] heeft gecorrespondeerd met de Inspecteur over de aanslagregeling van het onderhavige jaar en dus redelijkerwijs kon menen dat hij het bezwaarschrift ook naar dit e-mailadres kon sturen. Het bezwaarschrift is dus binnen de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.5
Uit het voorgaande blijkt dat de Inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.6
Het Gerecht zal in dit geval niet inhoudelijk over de zaak beslissen, maar de zaak terugwijzen naar de Inspecteur om met inachtneming van de ontvankelijkheid van het bezwaar opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Reden daarvoor is dat in de uitspraak op het bezwaarschrift, geen inhoudelijke reactie is gegeven op het bezwaar en omdat belanghebbende om terugwijzing heeft verzocht. Ook neemt het Gerecht in aanmerking dat belanghebbende kennelijk pas met het verweerschrift een inhoudelijke reactie van de Inspecteur heeft gekregen waarop hij in beroepsfase slechts summier heeft gereageerd. Het Gerecht heeft onvoldoende informatie over de zaak om daarover een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
4.7
Uit een oogpunt van rechtsbescherming zal het Gerecht de Inspecteur opdragen binnen zes maanden na de dagtekening van deze uitspraak op het bezwaar te beschikken.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Zo heeft belanghebbende zelf het beroepschrift geschreven en ingediend. Van door een derde beroepsmatig verleende bijstand is dus geen sprake.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijst de zaak, voor zover deze betrekking heeft op de aanslag premie AVBZ, terug naar de Inspecteur om met inachtneming van deze uitspraak binnen zes maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw uitspraak op bezwaar te doen;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 3 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500