4.7.De vorderingen van [eiser] kunnen niet slagen. Voor zover de door hem gestelde betalingen niet al hebben te gelden als kosten van de huishouding in de zin van artikel 1:84 BW waarvoor geen vergoedingsrecht geldt, staan de redelijkheid en billijkheid aan toewijzing van [eiser]s vorderingen in de weg. Daarbij zijn in het bijzonder de volgende, niet of onvoldoende gemotiveerd betwiste omstandigheden van belang:
- [ eiser] is een vermogend medisch specialist, met een netto-inkomen van circa NAf 20.000 per maand.
- [ gedaagde] is een verpleegkundige zonder vermogen van betekenis, met tijdens het huwelijk een netto-inkomen (uit de praktijkvennootschap van [eiser]) van circa NAf 12.000 per maand en thans circa USD 2.350 per maand.
- de aankoop van de woning en de verbouwing (zwembad, appartement, carport) waren ook ten behoeve van het gebruik door [eiser] en diens andere kinderen.
- [ eiser] had de regie bij de verbouwingen aan de woning.
- [ eiser] heeft zelf in de aan [gedaagde] in eigendom toebehorende woning gewoond, zonder dat hij [gedaagde] daarvoor een aparte (gebruiks)vergoeding betaalde.
- [ gedaagde] heeft [eiser] (ook in haar conclusie van antwoord, nog voor de veiling) aangeboden de woning met hypotheek van haar over te nemen, inclusief de door [eiser] veronderstelde waardevermeerdering, op welk aanbod [eiser] niet is ingegaan;
- [ gedaagde] is na de veiling van de woning achtergebleven met een restschuld aan de bank van ruim NAf 212.000.
- [ gedaagde] heeft niet méér baat gehad bij de aankoop en verbouwing van de woning dan [eiser], nu de woning immers kort na het eind van het huwelijk wegens een opgelopen betalingsachterstand door de bank is geveild en [gedaagde] (en niet [eiser]) met een restschuld van ruim NAf 212.000 is blijven zitten. Daarbij is mede van belang dat partijen weliswaar ieder een andere reden geven voor het feit dat de woning (slechts) op naam van [gedaagde] werd gezet, maar dat uit de stellingen van geen van partijen volgt dat het de bedoeling was de woning (en hypotheek en verbouwing) volledig in de vermogenssfeer van (uitsluitend) [gedaagde] te brengen. Volgens [gedaagde] zijn de woning en de lening op haar naam gezet omdat [eiser] te oud was om nog een hypotheek te kunnen krijgen. Volgens [eiser] is dat onwaar - hij had nota bene zijn huis te […] net verkocht - en was de bedoeling dat de woning een belegging zou zijn voor […], de dochter van partijen. In beide gevallen is het in de verhouding tussen partijen als min of meer willekeurig aan te merken dat de woning eigendom is geworden van (slechts) [gedaagde]. Indien de vergoedingsaanspraken van [eiser] voor zijn bijdragen aan aankoop, hypotheeklasten en verbouwing zouden worden toegewezen, zou hij door die enkele tenaamstelling van de woning op naam van [gedaagde] beter af zijn dan wanneer de woning op zijn eigen naam zou zijn gezet en het dus [eiser]s eigendom zou zijn geweest dat wegens wanbetaling was geveild. Dat komt ongerijmd en onbillijk voor.
- Partijen hadden een relatief hoge levensstandaard, met de vier tot het gezin behorende kinderen op privéscholen en een door [eiser] aan [gedaagde] ter beschikking gestelde Porsche […].
- [ eiser] heeft [gedaagde] nooit gezegd dat hij de door hem en door [gedaagde] uit zijn middelen gedane uitgaven - al dan niet gedeeltelijk en al dan niet op termijn - terugbetaald wilde zien. Had hij dit wel gedaan, dan had [gedaagde] zich over het accepteren respectievelijk doen van de uitgaven kunnen beraden en daarvan kunnen afzien. Zeker indien, afgezet tegen het vermogen en inkomen van de ene echtgenoot, het gaat om minder significante bestedingen van die ene echtgenoot aan de andere echtgenoot en het gezin, hoeft die andere echtgenoot er in redelijkheid niet op bedacht te zijn dat het steeds sigaren uit eigen doos betreft en dat bij het einde van de relatie alle bestedingen weer moeten worden vergoed.