ECLI:NL:OGEAC:2022:144

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
CUR201901053
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening na echtscheiding en de toepassing van redelijkheid en billijkheid in financiële vorderingen tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ging het om een geschil tussen twee ex-echtgenoten over financiële vorderingen na hun echtscheiding. De eiser, een medisch specialist, vorderde een bedrag van NAf 1.010.694,54 van de gedaagde, zijn ex-echtgenote, die verpleegkundige is. De vordering was gebaseerd op uitgaven die de eiser tijdens het huwelijk had gedaan ten behoeve van de gedaagde en hun gezamenlijke woning. De gedaagde voerde in reconventie aan dat de eiser geen recht had op terugbetaling en dat de vorderingen verjaard waren.

De rechter oordeelde dat de vorderingen van de eiser niet konden slagen. De rechter stelde vast dat de eiser, gezien zijn hoge inkomen, niet in redelijkheid kon verwachten dat de gedaagde alle uitgaven die hij had gedaan zou moeten vergoeden. De rechter benadrukte dat de redelijkheid en billijkheid in deze zaak een belangrijke rol speelden. De eiser had nooit expliciet aangegeven dat hij de uitgaven terugbetaald wilde zien, en de gedaagde had in redelijkheid niet hoeven vermoeden dat de uitgaven als leningen werden beschouwd. Bovendien was de gedaagde na de verkoop van de woning met een restschuld blijven zitten, wat ook in haar voordeel sprak.

De rechter wees zowel de vorderingen in conventie als in reconventie af en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Dit vonnis werd op 9 mei 2022 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201901053
Vonnis d.d. 9 mei 2022
in de zaak van
[EISER],
wonend te Curaçao,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. J.D.C. Sintiago,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend te Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: aanvankelijk mr. S.P. Osepa, thans mr. E.A. Knoppel.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 26 maart 2019;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie van 8 juli 2019;
  • de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie, tevens vermeerdering van eis van 7 juni 2021;
  • het vonnis van 18 oktober 2021 (
  • de akte vermeerdering eis in reconventie, tevens toelichting;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 9 maart 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a. a) [eiser] (1949) en [gedaagde] (1977) zijn in 2013 te Aruba met elkaar gehuwd, buiten gemeenschap van goederen.
b) Partijen hebben samen een dochter (2009). [gedaagde] heeft nog drie kinderen (2000, 2002, 2005). [eiser] heeft nog twee volwassen kinderen.
c) [eiser] is medisch specialist. Vanaf 2012 was [gedaagde] bij [eiser]s praktijkvennootschap in dienst. Zij is (thans) verpleegkundige.
d) In 2014 heeft [gedaagde] de woning […] te Curaçao door koop in eigendom verkregen. De koopprijs bedroeg NAf 745.000, waarvan NAf 615.000 werd gefinancierd uit een door [gedaagde] afgesloten hypothecaire lening. Partijen en de vier jongste kinderen hebben tot het uiteengaan van partijen in gezinsverband in de woning […] gewoond.
e) Op 19 februari 2019 heeft [eiser] een verzoek tot echtscheiding ingediend. De echtscheiding is 28 mei 2019 uitgesproken.
f) Door [eiser] is op 1 maart 2019 ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag gelegd op de woning […] tot zekerheid van verhaal van door hem gestelde vergoedingsvorderingen.
g) In mei 2019 heeft de notaris [gedaagde] bericht opdracht te hebben ontvangen van de bank om tot openbare verkoop van de woning […] over te gaan, tot verhaal van de openstaande schuld van in hoofdsom ruim NAf 680.000. Op 20 december 2019 is de woning geveild. De opbrengst bedroeg NAf 500.000. De hypotheekschuld bedroeg toen NAf 712.368.

3.De vorderingen

3.1. [
eiser] vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van NAf 1.010.694,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, met veroordeling van [gedaagde] in de beslag- en proceskosten.
3.2. [
gedaagde] vordert in reconventie, na vermeerdering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat [eiser] geen geldelijke vordering heeft op [gedaagde], althans voor recht te verklaren dat [gedaagde] [eiser] niets verschuldigd is;
b. voor zover er een vordering zou zijn zijdens [eiser], deze te matigen en te bepalen op nihil, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
c. [eiser] te veroordelen om aan [gedaagde] de schade en de helft van de huurwaarde althans gebruikswaarde te voldoen, alles op te maken bij staat;
met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Partijen voeren verweer tegen elkaars vorderingen.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1. [
eiser] verlangt terugbetaling door [gedaagde] van gelden die hij en zijn praktijkvennootschap tijdens het huwelijk hebben uitgegeven aan [gedaagde] en aan de tot het vermogen van [gedaagde] behorende onroerende zaken […] te Curaçao en […] te Bonaire.
4.2.
Het door [eiser] van [gedaagde] gevorderde bedrag bestaat uit de volgende componenten:
- NAf 186.995 voor de aankoop van de woning […].
- NAf 269.938 aan verbouwing […];
- NAf 440.788 aan betalingen aan SPF Migi ([…], Bonaire);
- NAf (pro memorie) waardevermeerdering van de onroerende zaken;
- NAf 112.972 voor door [gedaagde] opgenomen bedragen van een rekening van [eiser] op Bonaire waarop hij huurinkomsten uit aan hem toebehorende onroerende zaken ontving.
4.3.
Wat betreft het door [eiser] bijgedragen bedrag van NAf 186.995 voor de aankoop van de echtelijke […] (hierna ook: de woning) heeft [eiser] aanvankelijk het standpunt ingenomen dat het hier een lening betrof. Nadat [gedaagde] dit had betwist, heeft [eiser] deze stelling niet nader gespecificeerd of onderbouwd. Er zijn ook geen stukken overgelegd die duiden op het bestaan van een geldleningsovereenkomst tussen partijen. Op die grondslag kan dit deel van [eiser]s vordering dan ook niet slagen.
4.4. [
eiser] grondt zijn vordering (tevens) op artikel 1:87 BW. Dat artikel voorziet, kort gezegd, in een verplichting tot vergoeding in geval van verkrijging of verbetering van goederen door de ene echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot, of de voldoening van schulden van de ene echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot.
4.5.
Tussen partijen zijn huwelijksvoorwaarden overeengekomen. Van de desbetreffende akte zijn slechts de eerste en laatste pagina overgelegd. Partijen hebben niets gesteld over relevante, in die akte opgenomen bepalingen en (verreken)bedingen. Er zal bij de beoordeling dan ook van worden uitgegaan dat die er niet zijn.
4.6. [
gedaagde] heeft de vorderingen van [eiser] bestreden met onder meer de stellingen i) dat de vorderingen zijn verjaard, ii) dat [eiser] de door hem gestelde uitgaven onvoldoende heeft onderbouwd, iii) dat [eiser] vermogend is en slechts heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting zijn echtgenote en de tot het gezin behorende kinderen bij te staan en te verzorgen en om bij te dragen aan de kosten der huishouding, iv) dat ook sprake was van cadeaus van [eiser] voor haar en de kinderen, v) dat nooit sprake is geweest van een wens of aanspraak van [eiser] tot terugbetaling door [gedaagde], vi) dat het inkomen van [gedaagde] geheel werd besteed ten behoeve van de huishouding en aflossing van de hypotheek, vii) dat [gedaagde] in redelijkheid nooit heeft hoeven vermoeden dat [eiser] door hem vaak op eigen initiatief bijgedragen en gespendeerde gelden zou terugvorderen, viii) dat door [gedaagde] van de rekening van [eiser] opgenomen gelden steeds zijn besteed aan het gezin en dat [eiser] daarmee bekend was, en ix) dat een eventuele vordering van [eiser] moet worden gematigd.
4.7.
De vorderingen van [eiser] kunnen niet slagen. Voor zover de door hem gestelde betalingen niet al hebben te gelden als kosten van de huishouding in de zin van artikel 1:84 BW waarvoor geen vergoedingsrecht geldt, staan de redelijkheid en billijkheid aan toewijzing van [eiser]s vorderingen in de weg. Daarbij zijn in het bijzonder de volgende, niet of onvoldoende gemotiveerd betwiste omstandigheden van belang:
- [ eiser] is een vermogend medisch specialist, met een netto-inkomen van circa NAf 20.000 per maand.
- [ gedaagde] is een verpleegkundige zonder vermogen van betekenis, met tijdens het huwelijk een netto-inkomen (uit de praktijkvennootschap van [eiser]) van circa NAf 12.000 per maand en thans circa USD 2.350 per maand.
- de aankoop van de woning en de verbouwing (zwembad, appartement, carport) waren ook ten behoeve van het gebruik door [eiser] en diens andere kinderen.
- [ eiser] had de regie bij de verbouwingen aan de woning.
- [ eiser] heeft zelf in de aan [gedaagde] in eigendom toebehorende woning gewoond, zonder dat hij [gedaagde] daarvoor een aparte (gebruiks)vergoeding betaalde.
- [ gedaagde] heeft [eiser] (ook in haar conclusie van antwoord, nog voor de veiling) aangeboden de woning met hypotheek van haar over te nemen, inclusief de door [eiser] veronderstelde waardevermeerdering, op welk aanbod [eiser] niet is ingegaan;
- [ gedaagde] is na de veiling van de woning achtergebleven met een restschuld aan de bank van ruim NAf 212.000.
- [ gedaagde] heeft niet méér baat gehad bij de aankoop en verbouwing van de woning dan [eiser], nu de woning immers kort na het eind van het huwelijk wegens een opgelopen betalingsachterstand door de bank is geveild en [gedaagde] (en niet [eiser]) met een restschuld van ruim NAf 212.000 is blijven zitten. Daarbij is mede van belang dat partijen weliswaar ieder een andere reden geven voor het feit dat de woning (slechts) op naam van [gedaagde] werd gezet, maar dat uit de stellingen van geen van partijen volgt dat het de bedoeling was de woning (en hypotheek en verbouwing) volledig in de vermogenssfeer van (uitsluitend) [gedaagde] te brengen. Volgens [gedaagde] zijn de woning en de lening op haar naam gezet omdat [eiser] te oud was om nog een hypotheek te kunnen krijgen. Volgens [eiser] is dat onwaar - hij had nota bene zijn huis te […] net verkocht - en was de bedoeling dat de woning een belegging zou zijn voor […], de dochter van partijen. In beide gevallen is het in de verhouding tussen partijen als min of meer willekeurig aan te merken dat de woning eigendom is geworden van (slechts) [gedaagde]. Indien de vergoedingsaanspraken van [eiser] voor zijn bijdragen aan aankoop, hypotheeklasten en verbouwing zouden worden toegewezen, zou hij door die enkele tenaamstelling van de woning op naam van [gedaagde] beter af zijn dan wanneer de woning op zijn eigen naam zou zijn gezet en het dus [eiser]s eigendom zou zijn geweest dat wegens wanbetaling was geveild. Dat komt ongerijmd en onbillijk voor.
- Partijen hadden een relatief hoge levensstandaard, met de vier tot het gezin behorende kinderen op privéscholen en een door [eiser] aan [gedaagde] ter beschikking gestelde Porsche […].
- [ eiser] heeft [gedaagde] nooit gezegd dat hij de door hem en door [gedaagde] uit zijn middelen gedane uitgaven - al dan niet gedeeltelijk en al dan niet op termijn - terugbetaald wilde zien. Had hij dit wel gedaan, dan had [gedaagde] zich over het accepteren respectievelijk doen van de uitgaven kunnen beraden en daarvan kunnen afzien. Zeker indien, afgezet tegen het vermogen en inkomen van de ene echtgenoot, het gaat om minder significante bestedingen van die ene echtgenoot aan de andere echtgenoot en het gezin, hoeft die andere echtgenoot er in redelijkheid niet op bedacht te zijn dat het steeds sigaren uit eigen doos betreft en dat bij het einde van de relatie alle bestedingen weer moeten worden vergoed.
4.8.
Ten aanzien van het deel van de vordering ad NAf 440.788 aan betalingen aan SPF Migi geldt voorts nog het volgende. Deze SPF is in 2011, dus nog voor het huwelijk, opgericht. Vervolgens is kennelijk een onroerend goed ([…] te Bonaire) aan deze SPF overgedragen. Dat onroerend goed was blijkens de overgelegde akte uit 2006 door [gedaagde] en haar toenmalige partner eerder in eigendom verkregen uit een aan de zijde van [gedaagde] opengevallen nalatenschap. Door [eiser] is gesteld en door [gedaagde] is slechts bij gebrek aan wetenschap betwist dat [gedaagde] de
ultimate beneficial owneris van de SPF. [eiser] heeft echter niet gemotiveerd betwist de stelling van [gedaagde] dat zij geen bemoeienis heeft gehad met de financiële gang van zaken binnen de SPF en dat een en ander werd geregeld door [eiser] en de bestuurder van de SPF, het aan [eiser]s gemachtigde verbonden kantoor Lyra Management B.V. Uit hetgeen in dit geding naar voren is gebracht, kan niet worden afgeleid dat het vermogen van [gedaagde] is gebaat door de door [eiser] ten behoeve van de SPF verrichte handelingen en betalingen (waaronder het aangaan en/of de voldoening van hypotheekverplichtingen van de SPF). Ook indien wordt aangenomen dat de oprichtersrechten van de SPF bij [gedaagde] berusten, kan op basis van de beschikbare gegevens – stukken met betrekking tot de SPF zijn niet overgelegd – niet worden aangenomen dat die rechten voor [gedaagde] een vermogensbestanddeel van betekenis vertegenwoordigen. Ter zitting is bovendien gebleken dat ook hier sprake is van een mogelijke executieverkoop door de bank. Wat hier ook van zij, eventuele (terug)betalingsaanspraken van [eiser] zijn primair een aangelegenheid tussen hem en de SPF, niet tussen partijen.
4.9.
Op grond van het voorgaande is de vordering van [eiser] niet toewijsbaar. De overige verweren van [gedaagde], waaronder het beroep op verjaring, behoeven geen bespreking.
in reconventie
4.10.
Gelet op de beoordeling in conventie heeft [gedaagde] geen belang bij haar reconventionele vordering onder a) en wordt niet toegekomen aan haar vordering sub b). De na eisvermeerdering toegevoegde vordering c) dient te stranden op een gebrek aan onderbouwing, onder meer wat betreft de mogelijkheid van schade.
in conventie en in reconventie
4.11.
Zowel de vorderingen in conventie als de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.Beslissing

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 9 mei 2022 in het openbaar uitgesproken.