ECLI:NL:OGEAC:2022:141

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
CUR202201476
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tot schorsing executie alimentatiebeschikking met uitleg dictum en voorwaarden voor schorsing

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de eiser, wonende in Curaçao, tegen de gedaagde, die ook in Curaçao woont. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.V.G. Rooijer, vorderde schorsing van de executie van een alimentatiebeschikking. De achtergrond van de zaak betreft een alimentatieverplichting die de eiser had ten aanzien van zijn minderjarige kind, geboren in 2010. De alimentatie was vastgesteld op NAf 775 per maand, maar de eiser had deze betaling verlaagd naar NAf 400, omdat het kind niet langer op een privéschool zat. De gedaagde had hiertegen executoriaal beslag gelegd op de goederen van de eiser, wat leidde tot de aangekondigde openbare verkoop van deze goederen.

De rechter oordeelde dat de eiser niet eenzijdig de alimentatie kon verlagen zonder overleg met de gedaagde of een rechterlijke beslissing. De rechter gaf de eiser de mogelijkheid om de veiling van zijn goederen te schorsen, mits hij een bedrag van NAf 5.000 zou betalen aan de deurwaarder. Dit bedrag was bedoeld om de gemaakte executiekosten te dekken en om de achterstand in de alimentatie te verminderen. De rechter benadrukte dat het in het belang van het kind en de gedaagde was dat de inkomenscapaciteit van de eiser behouden bleef. De rechter wees de overige vorderingen van de eiser af en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

De uitspraak benadrukt het belang van overleg en juridische procedures bij wijzigingen in alimentatieverplichtingen en de gevolgen van executiemaatregelen voor de betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202201476
Vonnis in kort geding d.d. 26 april 2022
inzake
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer,
--tegen--
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao
,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
eiser] heeft op 12 april 2022 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op hedenmiddag 26 april 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigde van [eiser] zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. De gemachtigde van [eiser] heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. [gedaagde] heeft stukken overgelegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden, 16.00 uur.

2.De feiten

2.1. [
Eiser] en [gedaagde] zijn de ouders van het minderjarige kind […] [achternaam eiser] (hierna: het kind), geboren in 2010.
2.2.
Bij beschikking van 10 november 2016 heeft het Gerecht bepaald dat [eiser] NAf 775 per maand moet betalen aan kinderalimentatie (“Naf 300,= ter zake opvoeding en verzorging en NAf 475,= ter zake schoolkosten”, een en ander tot de 25-jarige leeftijd van het kind, als het kind een opleiding of studie volgt.
2.3.
Tot juni 2019 stond het kind ingeschreven op een privéschool. Hierna is het kind ingeschreven op een school waarvoor geen kosten in rekening worden gebracht.
2.4.
Per augustus 2019 heeft [eiser] de betaling verlaagd en betaalt hij niet langer NAf 775 per maand maar NAf 400.
2.5. [
Gedaagde] heeft bij deurwaardersexploten van 22 september 2021 en 30 maart 2022 executoriaal beslag gelegd ten laste van [eiser] derdenbeslag gelegd onder het Land Curaçao en op bedrijfsgoederen van [eiser]. De openbare verkoop van de in het exploot van 30 maart 2022 genoemde goederen staat gepland op 29 april 2022 om 10.00 uur. Volgens de beslagstukken bedraagt de achterstand per 1 februari 2022 NAf 17.617,82, vermeerderd met kosten.
2.6.
Op 11 april 2022 heeft [eiser] een verzoek wijziging alimentatie bij het Gerecht ingediend. Dat verzoek zal worden behandeld op 12 mei 2022.

3.Het geschil

3.1. [
Eiser] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis, de openbare verkoop van de in het beslagexploot van 30 maart 2022 genoemde goederen, gepland op 29 april 2022, om 10.00 uur, te schorsen en geschorst te houden, zolang [eiser] aan zijn alimentatieverplichting uit hoofde van de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van 10 november 2016 voldoet, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 500 voor elke dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan het vonnis voldoet;
2. [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de executoriale beslagen van 22 september 2021 onder het Land Curaçao en van 30 maart 2022 op de in de daarin genoemde goederen op te heffen, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 500 voor elke dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan het vonnis voldoet;
3. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [
Eiser] legt – kort gezegd – aan zijn vordering ten grondslag dat hij genoegzaam heeft voldaan en nog steeds voldoet aan zijn alimentatieverplichtingen. Anders dan [gedaagde] meent, kan zij volgens [eiser] geen aanspraak meer maken op het bedrag van NAf 475 per maand aan schoolkosten. Het kind staat namelijk sinds juni 2019 ingeschreven op een school waarvoor geen schoolgeld betaald hoeft te worden. [eiser] moest, zoals ter zitting van 13 oktober 2016 is besproken, slechts zolang het kind op de desbetreffende privé school stond ingeschreven het bedrag van NAf 475 per maand betalen. [gedaagde] heeft ten onrechte executoriaal beslag gelegd op het inkomen en de bedrijfsgoederen van [eiser], met alle gevolgen van dien, aldus [eiser]. Door de aangekondigde veiling dreigt hij zijn bedrijf en daarmee zijn inkomen te verliezen.
3.3. [
Gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat het kind nu op een andere school staat ingeschreven, maar dat dit niet betekent dat de kosten minder zijn geworden. Het kind is van de privéschool verwijderd omdat de schoolkosten waren gestegen en [gedaagde] niet in staat was het verschil te betalen. Zij heeft een brief overgelegd waarin melding wordt gemaakt van een betalingsachterstand van NAf 2.600.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat [eiser] sinds augustus 2019 niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van NAf 775, waardoor een achterstand in de kinderalimentatie is ontstaan. Het kind staat sinds het jaar 2019 niet meer ingeschreven op de privéschool, waarvoor maandelijks circa
NAf 400 aan schoolgeld moest worden betaald. Uit de beschikking waarbij de kinderalimentatie is vastgesteld, blijkt onmiskenbaar dat bij de bepaling van het bedrag rekening is gehouden met deze schoolkosten. Het is dan ook begrijpelijk dat bij [eiser] de gedachte is opgekomen dat, door het wegvallen van deze kostenpost, de kinderalimentatie omlaag zou kunnen. Maar dit betekent niet dat [eiser] zonder overleg met [gedaagde] of zonder een rechterlijke tussenkomst heeft mogen besluiten de alimentatie te verlagen. Behalve het wegvallen van de kosten van de privéschool kunnen er bovendien andere omstandigheden zijn die relevant zijn voor de bepaling van de behoefte van het kind en de draagkracht van de ouders. De beschikking van 10 november 2016 is nog altijd van kracht, en [eiser] is daaraan gebonden. Indien [eiser] het bij die beschikking bepaalde bedrag te hoog achtte, had hij bij het gerecht een verzoek tot wijziging moeten indienen. Dat heeft hij deze maand uiteindelijk ook gedaan.
4.2.
Ter zitting is de mogelijkheid besproken dat de voor vrijdag aanstaande geplande veiling wordt geschorst tegen betaling door [eiser] van een bepaald bedrag in mindering op de opgelopen betalingsachterstand. Daarover is geen overeenstemming bereikt. Het gerecht ziet evenwel aanleiding [eiser] de mogelijkheid te geven de veiling voorlopig tegen te houden door betaling van een bedrag van NAf 5.000 aan de deurwaarder ter bestrijding van de tot dusver gemaakte executiekosten en om zijn achterstand in te lopen. Onder die voorwaarde zal de gevorderde schorsing van de executoriale verkoop worden toegewezen. Naar voorshands oordeel van het gerecht is het ook in het belang van [gedaagde] en het kind dat het bedrijf en daarmee de inkomenscapaciteit van [eiser] in stand blijven. Veiling van zijn bedrijfsmiddelen zou dat in gevaar kunnen brengen.
4.3.
Voor opheffing van de beslagen, waaronder het beslag onder het Land, bestaat onvoldoende grond. Dat kan anders zijn indien op het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie met terugwerkende kracht wordt beslist dat een lager bedrag dan NAf 775 per maand verschuldigd is. Daarop kan in dit kort geding echter niet worden vooruitgelopen.
4.4.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.Beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
schorst de openbare verkoop van de in het beslagexploot van 30 maart 2022 genoemde goederen, gepland op 29 april 2022 om 10.00 uur, zolang [eiser] met ingang van de maand mei 2022 weer volledig aan zijn alimentatieverplichting van NAf 775 per maand uit hoofde van de beschikking van 10 november 2016 voldoet en totdat is beslist op het op 11 april 2022 door [eiser] ingediende verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie;
5.2.
verbindt aan de onder 5.1. bedoelde schorsing de voorwaarde dat [eiser] uiterlijk op donderdag 28 april 2022 het bedrag van NAf 5.000 als hiervoor onder 4.2 bedoeld heeft betaald aan de executerend deurwaarder S.R.V. Rollins;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 26 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.