Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
,
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de eiser, wonende in Curaçao, tegen de gedaagde, die ook in Curaçao woont. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.V.G. Rooijer, vorderde schorsing van de executie van een alimentatiebeschikking. De achtergrond van de zaak betreft een alimentatieverplichting die de eiser had ten aanzien van zijn minderjarige kind, geboren in 2010. De alimentatie was vastgesteld op NAf 775 per maand, maar de eiser had deze betaling verlaagd naar NAf 400, omdat het kind niet langer op een privéschool zat. De gedaagde had hiertegen executoriaal beslag gelegd op de goederen van de eiser, wat leidde tot de aangekondigde openbare verkoop van deze goederen.
De rechter oordeelde dat de eiser niet eenzijdig de alimentatie kon verlagen zonder overleg met de gedaagde of een rechterlijke beslissing. De rechter gaf de eiser de mogelijkheid om de veiling van zijn goederen te schorsen, mits hij een bedrag van NAf 5.000 zou betalen aan de deurwaarder. Dit bedrag was bedoeld om de gemaakte executiekosten te dekken en om de achterstand in de alimentatie te verminderen. De rechter benadrukte dat het in het belang van het kind en de gedaagde was dat de inkomenscapaciteit van de eiser behouden bleef. De rechter wees de overige vorderingen van de eiser af en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.
De uitspraak benadrukt het belang van overleg en juridische procedures bij wijzigingen in alimentatieverplichtingen en de gevolgen van executiemaatregelen voor de betrokken partijen.