ECLI:NL:OGEAC:2022:138

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
CUR202202070
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitvoer van dolfijnen zonder geldige uitvoervergunning

In deze zaak heeft de Stichting Animal Rights op 30 mei 2022 een verzoekschrift ingediend tegen Curaçao Public Aquarium N.V. en Curaçao Dolphin Academy N.V. in verband met de voorgenomen uitvoer van vijf dolfijnen naar Jeddah, Saoedi-Arabië. Animal Rights vordert in kort geding dat de uitvoer van de dolfijnen wordt verboden zolang er geen geldige en toereikende uitvoervergunning is afgegeven. De zaak is behandeld op 2 juni 2022, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechter heeft op 3 juni 2022 vonnis gewezen.

Animal Rights stelt dat de dolfijnen, die in het dolfinarium van Sea Aquarium te Curaçao verblijven, zonder de juiste vergunningen naar het buitenland worden vervoerd. Sea Aquarium heeft betoogd dat zij niet de eigenaar van de dolfijnen is en dat de uitvoervergunning op naam staat van een andere entiteit. De rechter heeft geoordeeld dat Sea Aquarium, ondanks dat zij niet de eigenaar is, als uitvoerder kan worden aangemerkt en dat het aan hen is om aan te tonen dat er een geldige uitvoervergunning bestaat.

De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat er een geldige uitvoervergunning is voor de uitvoer van de dolfijnen. Daarom is het verbod op de uitvoer van de dolfijnen opgelegd, met een dwangsom van NAf 200.000 per dolfijn die in strijd met dit verbod wordt uitgevoerd. Tevens is Sea Aquarium veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202202070
Vonnis in kort geding van 3 juni 2022
inzake
de Stichting ANIMAL RIGHTS,
gevestigd in Den Haag, Nederland,
eiseres, hierna aan te duiden als ‘
Animal Rights’,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen

1.CURAÇAO PUBLIC AQUARIUM N.V.,

h.o.d.n. CURAÇAO SEA AQUARIUM,
2. CURAÇAO DOLPHIN ACADEMY N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagden, hierna gezamenlijk aan te duiden als ‘
Sea Aquarium’,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en K.A. Doekhi.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Animal Rights heeft op 30 mei 2022 een verzoekschrift ingediend, op 1 juni 2022 gevolgd door een akte vermeerdering van eis en e-mails met videolinks. Namens Sea Aquarium zijn op 1 juni 2022 producties overgelegd. Het kort geding is op 2 juni 2022 behandeld. Verschenen zijn de gemachtigden van partijen, alsmede, aan de kant van Animal Rights, mevrouw […], en, aan de kant van Sea Aquarium, de dames […] en […] en de heer […].
1.2.
Vonnis is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a. a) Animal Rights stelt zich blijkens haar statuten ten doel, kort gezegd, op te komen voor dieren. Haar statuten bepalen dat zij dit doel onder meer tracht te bereiken door het gebruik van rechtsmiddelen en door “zowel nationaal als internationaal” al datgene te doen wat noodzakelijk, nuttig en/of gewenst is.
b) Sea Aquarium exploiteert een dolfinarium te Bapor Kibra, Curaçao.
c) Vijf van de dolfijnen uit het dolfinarium zijn verkocht aan het Fakieh Aquarium in Jeddah, Saoedi-Arabië. Het gaat om de tuimelaars Serena, Machu, Mosa, Sami en Luna (hierna: ‘de dolfijnen’).
d) Het voornemen is de dolfijnen in daarvoor bestemde bakken per vliegtuig naar Jeddah te transporteren met een tussenstop om te tanken. De bedoeling was dat het transport op 1 juni 2022 zou worden uitgevoerd, maar dat is niet doorgegaan. Een nieuwe datum is niet bekendgemaakt.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Animal Rights vordert, na wijziging van eis, samengevat en naar het gerecht begrijpt, om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a) Sea Aquarium te verbieden de dolfijnen naar Jeddah of naar welk ander land of welke andere bestemming dan ook te transporteren, en Sea Aquarium te bevelen de vijf dolfijnen terug te plaatsen bij de andere dolfijnen in het aquarium van Sea Aquarium;
b) Sea Aquarium te veroordelen, indien de dolfijnen reeds naar Jeddah zijn vervoerd, deze terug te vliegen naar Curaçao,
subsidiair
Sea Aquarium te verbieden de dolfijnen naar Saudi-Arabië of naar welk ander land dan ook te transporteren zolang het gerecht/de Lar-rechter niet ten voordele van Sea Aquarium zal hebben beslist op het door Animal Rights in te stellen beroep tegen de aan Sea Aquarium verleende (uitvoer)vergunning/(uitvoer)certificaat;
alles op straffe van dwangsommen.
3.2.
Sea Aquarium heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Animal Rights, althans afwijzing van haar vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Sea Aquarium heeft, naast aan aantal andere (formele) verweren, aangevoerd dat Animal Rights met haar vorderingen bij Sea Aquarium aan het verkeerde adres is. Sea Aquarium stelt dat niet zij degene is die de dolfijnen heeft verkocht en naar Jeddah zal transporteren, maar een andere entiteit, de naam waarvan zij niet heeft willen noemen. Het betreft volgens Sea Aquarium de eigenaar van de dolfijnen, van wie Sea Aquarium de dolfijnen huurt. Volgens Sea Aquarium heeft deze eigenaar een uitvoervergunning aangevraagd en verkregen, en staat de vergunning op naam van die eigenaar. Sea Aquarium heeft de vergunning niet overgelegd of getoond. Zij stelt zich op het standpunt dat zij niet het werk van Animal Rights hoeft te doen en dat Animal Rights met een beroep op de Landsverordening Openbaarheid Bestuur bij de overheid een afschrift van de vergunning kon en kan opvragen.
4.2.
Het verweer van Sea Aquarium dat zij niet heeft te gelden als uitvoerder van de dolfijnen slaagt niet. Op de voorgenomen uitvoer is van toepassing de
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, hierna: Cites-verdrag. Artikel IV Cites-verdrag vereist voor export van de in appendix II opgenomen dieren een uitvoervergunning, die alleen mag worden verleend als aan de in dat artikel genoemde voorwaarden is voldaan. De dolfijnen vallen onder de dieren opgenomen in appendix II bij het Cites-verdrag. Artikel IV Cites-verdrag bepaalt onder meer het volgende: “
Een uitvoervergunning kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: (…) c)ten genoege van een administratieve instantie van de Staat van uitvoer is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.Ook van toepassing is de
Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming(hierna: Lv Natuurbeheer). Artikel 7A Lv Natuurbeheer bepaalt onder meer dat handel in dieren opgenomen in bijlage II van het Cites-verdrag in overeenstemming moet zijn met artikel IV Cites-verdrag. Handelen in strijd met de voorschriften van artikel 7A is strafbaar gesteld (artikel 33 Lv Natuurbeheer). Artikel 7 Lv Natuurbeheer definieert het in artikel 7A gebruikte begrip ‘handel’ als ‘de uitvoer, de wederuitvoer, de invoer en het inbrengen vanuit de zee voortkomende dieren en planten’. Het begrip ‘uitvoer’ wordt in artikel 7 gedefinieerd als ‘iedere handeling die kennelijk rechtstreeks is gericht op het bewerkstelligen van het buiten het grondgebied van Curaçao brengen’. Dat Sea Aquarium voornemens is dergelijke handelingen te verrichten, volgt alleen al uit haar stelling dat de dolfijnen op de vlucht naar Jeddah zullen worden begeleid door een of meer medewerkers van Sea Aquarium.
4.3.
Sea Aquarium is gelet op het voorgaande (mede) aan te merken als uitvoerder. Dat zij niet de eigenaar van de dolfijnen is, doet niet terzake. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld of voor de beoogde uitvoer van de dolfijnen een geldige en toereikende uitvoervergunning bestaat. Het had op de weg van Sea Aquarium gelegen om, voor zover een dergelijke vergunning er is, deze over te leggen of daarin inzage te geven. Door dat na te laten, heeft zij de stelling van Animal Rights dat de uitvoer onrechtmatig is en in strijd met de Cites-voorschriften, onvoldoende gemotiveerd betwist. Nu de Cites-voorschriften strekken tot de bescherming van dieren en diersoorten, en gelet op de omstandigheid dat niet is gebleken van een geldige en toereikende Cites-uitvoervergunning, kan Animal Rights, gezien haar statutaire doelstelling, zich op goede grond verzetten tegen de uitvoer van de dolfijnen.
4.4.
Op grond van het voorgaande is een verbod als hierna te formuleren op zijn plaats. Daaraan zal een dwangsom worden verbonden, waarbij op de voet van artikel 611c lid 2 Rv zal worden bepaald dat verbeurde dwangsommen gedeeltelijk toekomen aan het Land. Voor verdergaande of andere beslissingen bestaat vooralsnog onvoldoende grond.
4.5.
Indien en voor zover een uitvoervergunning is of wordt verkregen, lijkt, zoals ter zitting besproken, in eerste instantie de bestuursrechtelijke weg aangewezen indien Animal Rights zich niet in de vergunning(svoorwaarden) kan vinden.
4.6.
Zoals al volgt uit bovenstaande overwegingen, kunnen de door Sea Aquarium gevoerde ontvankelijkheidsverweren naar het oordeel van het gerecht niet slagen. Dat artikel 3:305a lid 2 BW - voor zover hier al van toepassing - een poging tot voorafgaand overleg vereist, staat in dit geval niet aan de ontvankelijkheid in de weg. Gelet op de over en weer betrokken standpunten, is niet aannemelijk dat voorafgaand overleg een procedure had kunnen voorkomen, dit te meer nu Sea Aquarium de door Animal Rights ter zitting gedane uitnodiging om alsnog in overleg te treden niet heeft aanvaard. Dat Animal Rights statutair in Nederland is gevestigd en niet in Curaçao, maakt niet dat Animal Rights niet in haar vorderingen kan worden ontvangen of daarbij geen belang heeft. Uit de statuten van Animal Rights is niet af te leiden dat zij zich slechts bekommert om (de rechten van) dieren binnen de Nederlandse landsgrenzen. Integendeel, daarin staat dat zij ook “internationaal” actief is. Voor het overige heeft te gelden dat de vorderingen zoals door Animal Rights ingesteld in voldoende mate passen binnen (een redelijke uitleg van) haar statutaire doelomschrijving. Het spoedeisend belang van de vordering, voor zover toewijsbaar geoordeeld, volgt uit de aard van de zaak. Het bezwaar van Sea Aquarium tegen de eisvermeerdering behoeft, gelet op de beslissing in deze zaak geen bespreking.
4.7.
Sea Aquarium zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

5.Beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1.
verbiedt Sea Aquarium de dolfijnen uit te voeren zolang en voor zover voor die uitvoer geen geldige en toereikende uitvoervergunning is afgegeven, op straffe van een dwangsom van NAf 200.000 per dolfijn die in strijd met dit verbod door Sea Aquarium wordt uitgevoerd, met bepaling dat 9/10 deel van de verbeurde dwangsommen aan het Land Curaçao zal toekomen;
5.2.
veroordeelt Sea Aquarium in de kosten van het geding, aan de zijde van Animal Rights tot op heden begroot op NAf 645,90 aan oproepingskosten, NAf 450 aan griffierechten en NAf 1.500 voor salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en is op 3 juni 2022 getekend en in het openbaar uitgesproken door rechter mr. S.M. Christiaan.