ECLI:NL:OGEAC:2022:116

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
CUR202004715
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een opdracht voor een verblijfsvergunning en terugbetaling van vooruitbetaald bedrag

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser, een Venezolaanse nationaliteit, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die handelt onder de naam IMC Law, Immigration, Mediation & Consultancy. Eiser had gedaagde in 2019 een bedrag van NAf 3.975 betaald voor juridische diensten met betrekking tot een verblijfsvergunning. Eiser heeft de overeenkomst met gedaagde ontbonden en verzocht om terugbetaling van het betaalde bedrag, evenals schadevergoeding. Gedaagde heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eiser.

De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet als advocaat opereerde, ondanks de suggestie die haar communicatie wekte. De rechter oordeelde dat eiser onvoldoende grond had voor de ontbinding van de overeenkomst, maar dat hij de opdracht te allen tijde kon opzeggen. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde een deel van het vooruitbetaalde bedrag moest terugbetalen, en heeft eiser in het gelijk gesteld voor de vordering tot afgifte van zijn dossier. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer in het kader van een overeenkomst van opdracht, en de voorwaarden waaronder een opdrachtgever recht heeft op terugbetaling van vooruitbetaalde bedragen. De rechter heeft de vorderingen van eiser gedeeltelijk toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf 500, evenals buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004715
Vonnis d.d. 11 april 2022
inzake
[EISER],
wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigden: mr. A.K.H. Ayubi,
tegen
[GEDAAGDE],
handelend onder de naam IMC Law, Immigration, Mediation & Consultancy,
wonend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.A. Evertsz.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van eiser op 3 december 2020;
  • de conclusie van antwoord van 22 maart 2021;
  • de conclusie van repliek van 21 juni 2021;
  • de conclusie van dupliek van 20 september 2021;
  • de akte uitlating producties van eiser van 18 oktober 2021.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende vaststaande feiten:
a. a) Eiser heeft de Venezolaanse nationaliteit.
b) Gedaagde drijft sinds maart 2018 een eenmanszaak die zich onder meer toelegt op het adviseren in het vreemdelingenrecht, het aanvragen van vergunningen het verlenen van rechtsbijstand in bestuursrechtelijke zaken.
c) In 2018 hebben partijen contact gehad over de mogelijkheden een verblijfstitel voor eiser te verkrijgen.
d) Op 1 augustus 2019 heeft eiser met een aantal andere ongedocumenteerde vreemdelingen een informatiebijeenkomst bij gedaagde bijgewoond.
e) In oktober 2019 heeft eiser een bedrag van NAf 3.975 aan gedaagde betaald. Dit is het bedrag van een factuur van gedaagde gedateerd 4 oktober 2019. Van die factuur bestaan twee versies. De eerste, aan eiser geappte versie heeft als specificatie:
‘Verzoek huwelijk op Curaçao
Aanvraag voor een verblijfsvergunning in het kader van gezinsvorming/gezinshereniging bij Nederlander’
De tweede versie heeft als specificatie:
‘Verzoek gericht aan de Minister van Justitie van Curaçao om alhier in het huwelijk te treden met een ongedocumenteerde vreemdeling
Aanvraag voor een verblijfsvergunning in het kader van gezinsvorming/gezinshereniging bij Nederlander’
De tweede versie heeft (anders dan de eerste versie) een voetnoot met de tekst:
*Ten aanzien van bovenstaande bedragen attenderen wij u erop om rekening te houden met de eventuele verschotten zoals het betalen van leges, kosten voor legalisatie en/of apostilles van de vereiste documenten griffierechten, deurwaarder kosten o.a.
Restitutie van het geld is onder geen enkele voorwaarde mogelijk.
f) Bij e-mail van 23 juli 2020 heeft gedaagde eiser bericht dat gedaagde haar werkzaamheden zal opschorten als eiser ‘geen gehoor geeft aan ons juridisch advies en de door ons verzochte bewijsstukken/documenten [niet] overlegt binnen een periode van vier weken na dagtekening van dit e-mailbericht’.
g) Bij brief van 18 augustus 2020 heeft eiser de overeenkomst met gedaagde ontbonden, heeft hij om terugbetaling van het betaalde bedrag van NAf 3.975 verzocht en heeft hij gedaagde aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. Tevens heeft eiser gedaagde gesommeerd tot teruggave van zijn dossier. Gedaagde heeft geen gevolg gegeven aan deze sommatie.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Eiser vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht te verklaren dat de overeenkomst rechtsgeldig door eiser is ontbonden;
B. voor recht te verklaren dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade tot op heden begroot op NAf 1.550 en om gedaagde te veroordelen tot betalen van deze schade;
C. gedaagde te veroordelen tot terugbetaling aan eiser van NAf 3.975 (zijnde de betaling voor de opdracht), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
D. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiser van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van NAf 1.500 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en;
E. gedaagde te veroordelen tot afgifte aan eiser van de documenten behorende tot het dossier onder verbeurte van een door het gerecht in goede justitie te bepalen dwangsom;
F. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening.
3.2.
Gedaagde heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiser in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde is juriste en is in het bijzonder actief in het vreemdelingenrecht. Eiser verwijt gedaagde dat gedaagde zich voordoet als advocaat of advocatenkantoor. De door eiser als producties 20 en 21 overgelegde Spaans- en Papiamentstalige berichten van gedaagde op social media kunnen door de verwijzingen naar ‘nuestros abogados’ en ‘nos abogado’ inderdaad de suggestie wekken dat gedaagde advocaat is of dat er advocaten werkzaam zijn op haar kantoor, hetgeen niet het geval is. Dat gedaagde, zoals in de zaak van eiser, een deel van het werk aan een advocaat uitbesteedt, is iets anders. Voor de onderhavige zaak is een en ander echter niet van belang. Gesteld noch gebleken is immers dat eiser in de onjuiste veronderstelling heeft verkeerd dat gedaagde advocaat was of op een advocatenkantoor werkte toen hij gedaagde opdracht gaf zijn belangen te behartigen. In de overlegde communicatie met eiser en op de overgelegde facturen wordt bovendien nergens de indruk gewekt dat gedaagde advocaat is.
4.2.
Vaststaat dat eiser als opdrachtgever gedaagde opdracht heeft verstrekt. Een schriftelijke opdracht ontbreekt, en uit de tussen partijen gewisselde e-mails en appberichten is niet goed op te maken wat gedaagde precies voor eiser zou doen. Uit de omschrijving van de werkzaamheden op de factuur van 4 oktober 2019 blijkt echter wat de opdracht inhield: gedaagde zou een verzoek indienen om mogelijk te maken dat eiser en diens partner in Curaçao zouden trouwen en zou voor eiser een verblijfsvergunning aanvragen gebaseerd op dat (voorgenomen) huwelijk. Eiser heeft die factuur (in elk geval de eerste versie) ontvangen en vervolgens betaald. Bij conclusie van antwoord heeft gedaagde de door haar verrichte werkzaamheden en het hoe en waarom van de gekozen strategie uiteengezet. Het huwelijk zou in Curaçao moeten plaatsvinden en niet daarbuiten, omdat er anders gereisd zou moeten worden en eiser bovendien als ongedocumenteerde vreemdeling problemen zou kunnen krijgen met de immigratiedienst. Omdat de Toelatingsorganisatie - volgens gedaagde ten onrechte - weigerde een verblijfsvergunningsaanvraag met het oog op gezinsvorming in ontvangst te nemen als daarbij geen huwelijksakte was gevoegd, heeft gedaagde ervoor gekozen voor eiser nog geen aanvraag in te dienen maar eerst het hoger beroep af te wachten in een door haar met succes voor een andere client over deze kwestie gevoerde procedure bij de bestuursrechter. Bij conclusie van dupliek heeft gedaagde de stukken in het geding gebracht die zij voor eiser heeft ingevuld/opgemaakt, alsmede een door een advocaat in opdracht van gedaagde opgestelde motiveringsbrief voor bij eisers vergunningsaanvraag. Voor die brief is aan gedaagde NAf 1.500 in rekening gebracht.
4.3.
Eiser heeft het door gedaagde bij conclusie van antwoord gevoerde verweer tegen zijn in het verzoekschrift opgenomen stelling dat gedaagde is tekortgeschoten bij de uitvoering van de opdracht niet gemotiveerd weersproken. De door gedaagde gemaakte afweging om de uitkomst van de beroepsprocedure af te wachten alvorens eisers aanvraag in te dienen, kan gelet op de door gedaagde gegeven toelichting niet als onredelijk worden aangemerkt, evenmin als het advies van gedaagde aan eiser om, indien hij daarop niet wilde wachten, de aanvraag (die door de Toelatingsorganisatie niet zou worden aangenomen) door een deurwaarder te laten betekenen.
4.4.
In zijn klacht dat gedaagde zich ten onrechte op het standpunt stelde dat eiser kosten van leges en deurwaarderskosten voor zijn rekening zou moeten nemen, kan eiser evenmin worden gevolgd. Ook indien eiser, voorafgaand aan de betaling, slechts de eerste versie van de factuur had ontvangen, dat wil zeggen de versie zonder de voetnoot over verschotten, is er onvoldoende grond aan te nemen dat eiser er in redelijkheid van kon uitgaan dat in het hem door gedaagde gefactureerde bedrag niet alleen het honorarium van gedaagde was begrepen, maar ook kosten als leges en deurwaarderskosten. Dit te meer nu in de eerder door gedaagde aangeboden ‘paquetes’ (productie 4 bij verzoekschrift) uitdrukkelijk uitsluitend de kosten van kopieën in de geoffreerde bedragen zijn begrepen. Verwezen kan in dit verband ook worden naar artikel 7:406 lid 1 BW, dat bepaalt dat de opdrachtgever aan de opdrachtgever de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht moet vergoeden, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen.
4.5.
Het gerecht is dan ook van oordeel dat onvoldoende grond bestond voor ontbinding van de overeenkomst van opdracht. Voor zover de door eiser geuite klachten over de bereikbaarheid van en bejegening door gedaagde steekhoudend zijn, zijn die van onvoldoende gewicht om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Vorderingen A en B van eiser zijn dan ook niet toewijsbaar.
4.6.
De omstandigheid dat van een de ontbinding rechtvaardigende tekortkoming van gedaagde niet is gebleken, neemt echt niet weg dat eiser de opdracht te allen tijde kon opzeggen (artikel 7:408 lid 1 BW).
4.7.
Voor zover, zoals gedaagde stelt, overeengekomen zou zijn dat eiser in dat geval geen terugbetaling van het vooraf in rekening gebrachte bedrag kan verlangen, geldt dat deze afspraak nietig is op grond van het bepaalde in artikel 7:413 lid 2 BW. Het bepaalde in artikel 7:411 BW geldt hier dan ook onverkort.
4.8.
Artikel 7:411 BW luidt als volgt:
1. Indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd.
2. In het in het eerste lid bedoelde geval heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien, in mindering gebracht.
4.9.
Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord gemotiveerd uiteen gezet dat zij vrijwel alle met de aan haar opdracht verbonden werkzaamheden - behoudens de indiening van de vergunningsaanvraag zelf - heeft verricht. Zij heeft daarbij verwezen naar haar productie 33. Bij conclusie van dupliek heeft zij vervolgens de voor eiser geprepareerde stukken overgelegd. Daarmee is aannemelijk geworden dat gedaagde het leeuwendeel van de werkzaamheden al heeft uitgevoerd. De werkzaamheden die gedaagde als gevolg van de opzegging door eiser niet meer hoeft te verrichten, zijn de daadwerkelijke indiening van de aanvraag, de communicatie daarover met eiser en de ‘rappelbrief’ die gedaagde in haar overzicht voor een bedrag van NAf 150 exclusief omzetbelasting heeft opgenomen. Gelet daarop en gelet op het bepaalde in artikel 7:411 BW, zal het gerecht het door gedaagde aan eiser te restitueren bedrag bepalen op NAf 500 inclusief omzetbelasting. In zoverre is eisers vordering onder C toewijsbaar. De onder D gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 136 sub III Procesreglement Civiele Zaken.
4.10.
Eisers vordering E tot afgifte van zijn stukken is toewijsbaar. Er is geen grond gesteld of gebleken voor het achterhouden daarvan. Gedaagde zal een termijn worden gegund om alsnog tot afgifte aan eiser over te gaan. Als aansporing tot nakoming zal, zoals gevorderd, een dwangsom worden bepaald.
4.11.
Op grond van het voorgaande zal worden beslist als hierna omschreven. Gelet op de mate waarin partijen over en weer in het gelijk en het ongelijk worden gesteld, alsmede gelet op de omstandigheid dat gedaagde pas in dit geding schriftelijk duidelijkheid heeft verschaft over de door haar verrichte werkzaamheden en de daarbij door haar gevolgde strategie, zal worden beslist dat gedaagde aan eiser het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden (NAf 450), evenals de oproepingskosten (NAf 454,50) en dat de proceskosten voor het overige worden gecompenseerd.

5.Beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt gedaagde aan eiser te betalen NAf 500, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt gedaagde aan eiser te betalen NAf 150 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt gedaagde de documenten behorende tot eisers dossier binnen dertig dagen na heden aan eiser af te geven, op straffe van een dwangsom van NAf 100 per dag voor iedere dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft, met een maximum van NAf 2.500;
5.4.
veroordeelt gedaagde aan eiser NAf 904,50 te betalen aan proceskosten, bij niet-voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis, en compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat partijen de eigen kosten dragen;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 11 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.