ECLI:NL:OGEAC:2022:109

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
CUR202200233
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over perceel en boete tussen Vereniging van Eigenaren Coral Estate en Stichting Administratiekantoor PiAs

In deze zaak, die op 7 april 2022 is behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft de Vereniging van Eigenaren Coral Estate (hierna: VvE) een kort geding aangespannen tegen de Stichting Administratiekantoor PiAs (hierna: PiAs). De VvE vordert dat PiAs wordt verplicht om een niet vergund wegenstelsel en funderingen op haar kavel te verwijderen, alsook betaling van boetes wegens overtredingen van de Algemene Bepalingen en Bouwvoorwaarden van Coral Estate. De VvE stelt dat PiAs zonder toestemming een wegenstelsel heeft aangelegd en dat er een niet vergunde fundering aanwezig is. PiAs betwist deze claims en voert aan dat de VvE geen toestemming nodig had voor de aanleg van looppaden en dat de fundering noodzakelijk is voor een lopende rechtszaak tegen haar aannemer.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De VvE heeft gesteld dat PiAs herhaaldelijk in strijd heeft gehandeld met de regels van de VvE, terwijl PiAs aanvoert dat zij in een situatie van overmacht verkeert en dat de VvE haar toestemming voor bepaalde werkzaamheden niet heeft verleend. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vorderingen van de VvE niet toewijsbaar zijn, omdat niet is aangetoond dat PiAs de Algemene Bepalingen heeft overtreden. De vordering tot betaling van boetes is eveneens afgewezen, omdat het gerecht niet voldoende aannemelijk acht dat PiAs in dat verband boetes heeft verbeurd.

De uitspraak concludeert dat de vorderingen van de VvE worden afgewezen en dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door rechter C.E.M. Nootenboom-Lock.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202200233
Vonnis in kort geding d.d. 7 april 2022
inzake
VERENIGING VAN EIGENAREN CORAL ESTATE,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. T. Aardenburg,
tegen
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR PIAS,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez.
Partijen worden hierna de VvE en PiAs genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De VvE heeft op 28 januari 2022 een verzoekschrift met producties ingediend. PiAs heeft op 21 maart 2022 op voorhand producties ingediend. De VvE heeft aanvullende producties ingediend en heeft op 22 maart 2022 haar eis gewijzigd. Op 23 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden. De VvE verscheen bij haar voorzitter, mw. [naam 1], bijgestaan door mr. Aardenburg voornoemd. PiAs verscheen bij dhr. [naam 2], bijgestaan door mr. Henriquez voornoemd en mr. O.E. Kostrzweski. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten (nader) uiteengezet, mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen. Op 24 maart 2022 heeft er, in aanwezigheid van partijen met hun gemachtigden, een descente plaatsgevonden.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De VvE behartigt de belangen van haar leden, de eigenaren van percelen grond gelegen binnen het Coral Estate Resort in Curaçao.
2.2.
Bij notariële akte van 5 april 2017 is PiAs eigenaar geworden van het perceel gelegen in het Derde District van Curaçao, bekend als kavelnummer [A] van het verkavelingsplan “Coral Estate”, nader omschreven in meetbrief nummer 520 van 27 november 2003 (hierna: de kavel).
2.3.
PiAs is op grond van artikel 6 van voormelde notariële akte lid geworden van de VvE en heeft zich verplicht de statuten en de besluiten van de organen van de VvE stipt na te leven. In artikel 9 van deze akte zijn de op Coral Estate geldende Algemene Bepalingen (hierna: de Algemene Bepalingen) opgenomen die PiAs uitdrukkelijk heeft aanvaard.
2.4.
Op 22 maart 2018 heeft de VvE aan PiAs goedkeuring verleend om het door haar ingediende bouwproject te realiseren (hierna: de eerste bouwtoestemming), waarna PiAs is aangevangen met de bouwwerkzaamheden.
2.5.
PiAs is ten aanzien van voormeld bouwtraject met haar aannemer in een geschil verwikkeld geraakt, waardoor de bouw op de kavel is komen stil te liggen. Dit heeft ertoe geleid dat PiAs haar aannemer op 30 november 2018 in rechte heeft betrokken. Het gerecht heeft in het kader van deze procedure op 17 februari 2020 en op 23 augustus 2021 een tussenvonnis gewezen.
2.6.
Bij e-mail van 6 september 2019 heeft PiAs de VvE het volgende bericht, voor zover relevant:
“(…)
Inmiddels is ook duidelijk geworden dat de plannen zoals ingediend bij de dienst ROP en u niet als zodanig zijn te realiseren. De aanvraag wordt bij dezen ingetrokken en de vergunning kunt u als nietig beschouwen. We zijn momenteel bezig met nieuwe plannen die haalbaar zijn voor het ons resterende budget en komen daar zo spoedig mogelijk bij u op terug.”
2.7.
Op 20 november 2019 heeft PiAs een nieuw bouwvoorstel bij de VvE ingediend die ziet op de bouw van een woning, carport, oprit met parkeerplaatsen en drie prieeltjes.
2.8.
Na een daartoe op 12 december 2019 uitgebracht positief advies, heeft de VvE de bouwtoestemming voor voornoemd project op 27 januari 2020 aan PiAs bevestigd (hierna: de tweede bouwtoestemming).
2.9.
Bij e-mail van 14 juli 2021 heeft de VvE aan PiAs, voor zover van belang, het volgende meegedeeld:
“(…)
Door onze bouwtechnisch adviseur [naam 3] is vandaag geconstateerd dat er een complete rondweg wordt geconstrueerd op uw kavel en dat u voornemens lijkt te zijn om bedoelde weg met asfalt in te spuiten.
Wij wijzen u daarom graag op artikel 3.5 van de Algemene Bepalingen Coral Estate en op artikel 3.18 van de Bouwvoorwaarden Coral Estate.
Hieruit komt naar voren dat u enkel vanaf de “officiële toegang” van uw kavel tot de parkeerplaats en/of carport een toegangsweg mag realiseren. Verder mag u geen andere wegen realiseren op uw kavel.
(…)”
2.10.
In antwoord op voormelde e-mail heeft PiAs bij brief, gedateerd op 4 juli 2021, het volgende aan de VvE geschreven, voor zover van belang:
“(…)
Er wordt vandaag op diverse plaatsen en voor diverse doeleinden breeuw aangebracht en bedekt met grijze steenslag, namelijk voor terrasjes, wandelpaden, waslijnen, tuin, parkeergelegenheden, oprit naar huis en carport.
(…)
Er zijn tijdelijke wegen aangelegd voor de bouw, alsmede om de afvoer van de bouwcontainers van een voormalig aannemer zonder schade mogelijk te maken. (…) De tijdelijke wegen volgen het padenpatroon dat eind 2017 is aangelegd, dus zonder begroeiing weg te halen, anders dan wat daar in de tussentijd opnieuw was opgekomen. Dit padenpatroon was en is en blijft bedoeld als wandelgebied. Er is dus geen sprake van een rondweg, maar van een ruit van wandelpaden als onderdeel van de tuin. Art. 3.5. van de AB stelt geen eisen aan het ontwerp van de tuin (…)”
2.11.
In de daarop volgende periode hebben partijen uitvoerig gecorrespondeerd over onder meer de sommatie van de VvE aan PiAs om het door de VvE aangeduide wegenstelsel te verwijderen, evenals de sommatie om de fundering, kuilen en gaten die betrekking hebben op de eerste bouwtoestemming te verwijderen c.q. te dichten.
2.12.
Bij brief van 14 september 2021 heeft de VvE aan PiAs wegens overtreding van de Algemene Bepalingen een boete opgelegd van in totaal USD 55.000,00.
2.13.
In het najaar van 2021 heeft PiAs het bouwproject inzake de tweede bouwtoestemming afgerond.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert de VvE dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
I. De VvE machtigt om op kosten van PiAs het op de kavel aangelegde wegenstelsel en de op de kavel aangelegde, gegraven en nog aanwezige funderingen, kuilen, gaten en/of greppels te doen verwijderen, dichten en/of dempen,
Subsidiair
II. PiAs veroordeelt om binnen tien dagen na het vonnis het op de kavel aangelegde wegenstelsel en de op de kavel aangelegde, gegraven en nog aanwezige funderingen, kuilen, gaten en/of greppels te (doen) verwijderen, dichten en/of dempen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
Primair en subsidiair
III. PiAs veroordeelt tot betaling aan de VvE van de verbeurde boetes voor een bedrag van in totaal USD 55.000,00,
IV. PiAs veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
PiAs voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van de VvE, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de VvE in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Na hetgeen tijdens de descente is vastgesteld, is in deze procedure tussen partijen nog in geschil of het op de kavel aangelegde ‘wegenstelsel’, de in het kader van de eerste bouwtoestemming aangelegde fundering en het op de kavel gegraven gat ten behoeve van het zwembad moeten worden verwijderd c.q. gedicht en of PiAs is gehouden de door de VvE gevorderde boetes van in totaal USD 55.000,00 te voldoen. De overige, eerder aanwezige gaten, kuilen en greppels zijn inmiddels gedicht. Het gerecht zal hierna achtereenvolgens deze geschilpunten bespreken op basis van het debat tussen partijen en de door hen in het geding gebrachte producties. De aard van het kort geding leent zich niet voor bewijslevering. Voorts geldt als uitgangspunt dat sprake dient te zijn van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, in die zin dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en het aannemelijk is dat de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen. Ook moeten de wederzijdse belangen van partijen in dit kader tegen elkaar afgewogen worden.
Wegenstelsel
4.2.
De VvE stelt dat PiAs op de kavel, ondanks een voorafgaande waarschuwing van de VvE om dat niet te doen, een wegenstelsel heeft aangelegd dat nimmer door de VvE is vergund. Het gaat daarbij om een breed, met asfalt ingespoten, wegenstelsel. De aanleg van een dergelijk wegenstelsel is niet toegestaan, omdat op grond van artikel 4.4, tweede lid van de Algemene Bepalingen geldt dat verharde oppervlakten alleen mogen worden aangelegd voor parkeerplaatsen en zitjes. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in artikel 3.18 van de op Coral Estate toepasselijke bouwvoorwaarden (hierna: de Bouwvoorwaarden) dat bepaalt dat de onbebouwde delen van een kavel bedoeld zijn voor de aanleg van onder meer parkeerplaatsen en een tuin en dat op de overige delen van de kavel het aanwezige groen gespaard dient te blijven. PiAs volhardt in het overtreden van voornoemde voorschriften door, ondanks herhaalde sommaties, te weigeren om het niet door de VvE vergunde wegenstelsel op de kavel te verwijderen.
4.3.
PiAs betwist dat het om een verhard wegenstelsel gaat. Het zijn geen wegen, maar looppaden. De looppaden en de toegangsweg zijn deel van hetgeen in overleg met de bouwopzichter van de VvE is besproken en vastgelegd. Er is maar één toegangsweg naar de woning die er al vanaf 2017 bestaat en deel uitmaakt van de tekening die is goedgekeurd door de VvE. Ten aanzien van de looppaden, die er overigens ook al in 2017 waren, geldt dat er geen auto’s bestaan die klein genoeg zijn om over die paden te rijden. De term “wegenstelsel” doet dus afbreuk aan de feitelijke situatie. Dat de looppaden met asfalt zouden zijn ingespoten en derhalve zouden zijn verhard is eveneens onjuist. Er is alleen breeuw aangebracht en bedekt met grijze steenslag. Verder voert PiAs aan dat de VvE alleen om toestemming moet worden verzocht als het gaat om het bouwen van bouwwerken zoals gedefinieerd in artikel 2.1, zesde lid van de Bouwvoorwaarden en niet voor het aanleggen van looppaden of een toegangsweg. De VvE hoeft dus geen toestemming te verlenen voor het aanleggen van een toegangsweg of looppaden, aldus PiAs.
4.4.
Het gerecht overweegt dat niet in geding is dat het door de VvE gestelde wegenstelsel niet door haar is vergund. Voorts geldt dat de VvE bij e-mail van 14 juli 2021, nog voordat PiAs volgens de VvE het wegenstelsel had verhard, PiAs erop heeft gewezen dat dit niet is toegestaan. Desalniettemin geldt dat het gerecht, gelet op hetgeen over en weer naar voren is gebracht en ondanks de descente, in de onderhavige procedure niet kan vaststellen of het door de VvE aangeduide wegenstelsel op basis van de Algemene Bepalingen en de Bouwvoorwaarden al dan niet toelaatbaar is. PiAs heeft namelijk gemotiveerd betwist dat het om een wegenstelsel gaat en dat het met asfalt is verhard, waardoor er überhaupt geen toestemming van de VvE nodig zou zijn. Het is daardoor niet duidelijk geworden of PiAs gehouden kan worden het door de VvE gestelde wegenstelsel te verwijderen. Daarvoor is nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering, bijvoorbeeld door middel van een deskundigenonderzoek, noodzakelijk en dat is in het kader van dit kort geding niet mogelijk. Een bodemprocedure is daarvoor een geschikte weg. Dit leidt ertoe dat deze vordering van de VvE, zonder dat daarmee is gezegd dat het aannemelijk is geworden dat geen sprake is van een overtreding van de Algemene Bepalingen en de Bouwvoorwaarden, zal worden afgewezen.
Fundering en het gegraven gat voor het zwembad
4.5.
De VvE stelt verder dat er op de kavel een niet vergunde fundering bevindt en er een te groot gat is gegraven voor een zwembad dat er niet meer zal komen. De VvE is PiAs aanvankelijk tegemoet gekomen op het punt van de fundering, die op basis van het oorspronkelijk vergunde ontwerp is aangelegd, door PiAs toe te staan dat zij die fundering hangende een descente die zou plaatsvinden in de gerechtelijke procedure van PiAs tegen haar aannemer vooralsnog niet hoefde te verwijderen. Naar thans is gebleken zal er geen descente in die procedure plaatsvinden en is het bewijs al voldoende vastgelegd in deskundigenrapporten. Nu PiAs zelf heeft bevestigd dat de eerste bouwtoestemming als ingetrokken kan worden beschouwd, is de op de kavel aanwezige fundering en het gat dus niet vergund en dient het verwijderd c.q. gedicht te worden. Deze tasten de groenwaarden aan die door de Algemene Bepalingen en Bouwvoorwaarden worden beschermd en leveren klachten van omwonenden op. De VvE heeft er belang bij dat voornoemde bepalingen door alle leden strikt worden nageleefd en dat daar toezicht op wordt uitgeoefend.
4.6.
PiAs voert daartegen aan dat zij in een geschil verwikkeld is geraakt met haar aannemer over de bouw van een hoofdwoning die bij de eerste bouwtoestemming is vergund. Die bouw is faliekant gefaald wegens wanprestatie of onrechtmatige daad van de betreffende aannemer. De bodemprocedure die PiAs hierover aanhangig heeft gemaakt bij het gerecht loopt momenteel nog. PiAs wil niets liever dan de fundering op de kavel weghalen, maar dat is op dit moment het enige bewijs waarmee PiAs kan aantonen dat zij in die bodemprocedure in het gelijk dient te worden gesteld om de door haar geleden schade op haar aannemer te kunnen verhalen. Als de fundering op de kavel nu al moet worden verwijderd, dan leidt dat tot onomkeerbare gevolgen. Het belang van PiAs dat de fundering op de kavel blijft om haar rechtpositie veilig te stellen weegt derhalve zwaarder dan het belang van de VvE om de fundering die al jaren op de kavel aanwezig is, uit het zicht is en niemand stoort te (doen) verwijderen. Dit geldt ook voor het gat waar eerst het zwembad zou komen en thans als verlaagd moestuin zal gaan dienen. PiAs wil dat gat aldus een herbestemming geven in plaats van aan kapitaalvernietiging te doen en hoopt dat de VvE, nog daargelaten of daarvoor haar toestemming is vereist, daarmee zal instemmen. Hoe deze situatie gevaarlijk kan zijn en voor wie is volgens PiAs nooit duidelijk geworden.
4.7.
Het gerecht stelt voorop dat de vordering tot verwijdering van de fundering op de kavel verstrekkend van aard en feitelijk onomkeerbaar is. Desalniettemin kan een dergelijke voorziening ook in kort geding worden getroffen, maar aan de belangen van de VvE mogen – afgewogen tegen de belangen van PiAs – in zodanig geval wel zware eisen worden gesteld. Die belangenafweging brengt het gerecht tot het oordeel dat deze vordering van de VvE niet toewijsbaar is. Daartoe overweegt het gerecht allereerst dat partijen het erover eens zijn dat de in het geding zijnde fundering, die door de voormalige aannemer van PiAs ten behoeve van de hoofdwoning zoals vergund bij de eerste bouwtoestemming is gebouwd, moet worden verwijderd. Dat er iets moet gebeuren met het te grote gat dat is gegraven voor een zwembad dat niet meer op die plek zal komen, staat eveneens vast. Het vorenstaande geldt temeer daar, anders dan PiAs heeft aangevoerd, de eerste bouwtoestemming nota bene op het verzoek van PiAs daartoe bij e-mail van 6 september 2019 is ingetrokken. Echter, het belang van de VvE om de situatie op de kavel nu te hebben zoals partijen uiteindelijk voor ogen hebben, weegt niet zwaarder dan het belang van PiAs om de op de kavel aanwezige fundering nog niet te verwijderen. Het is namelijk niet gebleken dat omwonenden overlast ervaren van de fundering op de kavel die deels aan het zicht is onttrokken, terwijl PiAs gelet op de lopende bodemprocedure tegen haar aannemer een rechtens relevant belang heeft om haar bewijspositie veilig te stellen. Voor het ten behoeve van een zwembad gegraven gat geldt dat dit op een dusdanige afstand van de weg of aangrenzende percelen bevindt, dat het geen gevaarlijke situatie voor de omwonenden of klachten oplevert. Daarbij komt dat PiAs dit gat graag zou willen herbestemmen naar een moestuin en daarover, naar het gerecht begrijpt, in overleg is met de VvE. Aldus komt het gerecht tot de conclusie dat de belangenafweging in het voordeel van PiAs uitvalt.
Boetes
4.8.
De VvE stelt tot slot dat zij heeft vastgesteld dat PiAs – onder meer door het niet vergunde wegenstelsel, de niet vergunde fundering, de puin die op de kavel aanwezig was en door de gecreëerde kuilen, gaten en/of greppels niet te verwijderen – in strijd heeft gehandeld met de artikelen 3.4, 3.5, 4.4.1, 4.4.2 en 4.5 van de Algemene Bepalingen en de artikelen 3.1 en 3.18 van de Bouwvoorwaarden. Voorts geldt dat (bouw)overlast zoveel mogelijk voorkomen dient te worden (artikel 4.7 van de Algemene Bepalingen) en dat artikel 4.2 van Algemene Bepalingen een maximale bouwtermijn van 24 maanden hanteert. Inmiddels wordt er op de kavel al vier jaar gebouwd, hetgeen voor de nodige overlast zorgt. PiAs verbeurt bij overtreding van deze Algemene Bepalingen de in artikel 9.3 van de Algemene Bepalingen opgenomen boetes. Dat voornoemde bepalingen door PiAs zijn overtreden en dat de VvE haar herhaaldelijk daarop heeft gewezen staat vast. Verder is de VvE bevoegd tot inning van de boetes, zijn de boetes door de VvE aangezegd en is PiAs tevergeefs in de gelegenheid gesteld om inning van de boetes te voorkomen. Nu uit het voorgaande volgt dat PiAs de boetes evident is verschuldigd, kan van de VvE in redelijkheid niet worden verlangd dat zij alsnog een bodemprocedure start en is er voldoende spoedeisend belang van de VvE bij deze vordering aanwezig. Dat klemt temeer daar deze boetes in beginsel in de plaats treden van een schadevergoeding op grond van de wet en de VvE in het geval van PiAs substantiële (adviseurs)kosten heeft moeten maken voor het toezicht op en de handhaving van de Algemene Bepalingen. Van een restitutierisico is geen sprake. De VvE is voldoende liquide om de geïnde boetes eventueel aan PiAs terug te betalen, aldus steeds de VvE.
4.9.
Onder verwijzing naar haar eerdere verweren, betwist PiAs dat zij boetes heeft verbeurd en voert aan dat het opleggen van een boete gelet op de onderhavige omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. PiAs verkeert in een situatie van overmacht waar zij werkelijk niets aan kan doen. PiAs doet haar best om de gerechtelijke procedure met haar aannemer zo snel mogelijk af te ronden teneinde zelf ook verder te kunnen. De zaken waarvoor de VvE een boete heeft opgelegd, betreffen allemaal zaken van heel lang geleden die met goedvinden van de VvE hebben plaatsgevonden, dan wel geen deel vormen van de competentie van de VvE als het gaat om de vermeende kuilen, gaten en greppels. De VvE gaat immers alleen over het verlenen van toestemming voor het aanbrengen van bouwwerken. In dat verband voert PiAs aan dat de VvE op 27 januari 2020 de tweede bouwtoestemming heeft verleend en de bouw in het najaar van 2021, dus ruim binnen de voorgeschreven termijn van 24 maanden, is afgerond. Voor zover de VvE meent dat voornoemde bouwtermijn vanaf de eerste bouwtoestemming is gaan lopen, is dat onmogelijk nu deze termijn bij het verlenen van de tweede bouwtoestemming al bijna was verstreken. Het is dus evident dat er een nieuwe bouwtermijn wordt gegund voor het realiseren van het tweede bouwproject, anders was de bebouwing van de kavel blijvend onmogelijk geworden na het falen van de eerdere bouw door haar aannemer. Verder doet de VvE voorkomen alsof het een grote rotzooi is op de kavel van PiAs, hetgeen niet het geval is. Ten aanzien van het kaalscheren van de kavel geldt dat dit al in 2017 en bovendien zonder instemming van PiAs door haar aannemer is gebeurd. Nu het gelet op het voorgaande niet aannemelijk is dat PiAs de Algemene Bepalingen heeft overtreden, terwijl er heel terughoudend moet worden omgegaan met een boetebeding dat verband houdt met bouwverplichtingen, dient deze geldvordering van de VvE volgens PiAs te worden afgewezen.
4.10.
Deze vordering van de VvE strekt tot betaling van een geldsom uit hoofde van de in artikel 9.3 van de Algemene Bepalingen vastgestelde boetes wegens overtreding door PiAs van de door de VvE genoemde artikelen uit de Algemene Bepalingen. Zoals PiAs in dit verband terecht heeft aangevoerd wordt aan toewijzing van een geldvordering in kort geding hoge eisen gesteld, waaronder dat het voldoende aannemelijk moet zijn dat de bodemrechter de vordering eveneens zal toewijzen. PiAs heeft tegen de zeven beweerde overtredingen gemotiveerd verweer gevoerd, waardoor het in deze procedure onvoldoende aannemelijk is geworden dat zij in dat verband de gevorderde boetes is verbeurd. Om te beginnen verwijst het gerecht ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 3.4 en 4.4.2 van de Algemene Bepalingen naar hetgeen hiervoor is overwogen en beslist. Verder stelt het gerecht, mede op basis van hetgeen zij tijdens de descente heeft waargenomen, vast dat PiAs het bouwproject inzake de tweede bouwtoestemming die op 27 januari 2020 aan PiAs is bevestigd heeft afgerond. Uitgaande van de onbetwiste stelling van PiAs dat dat in het najaar van 2021 is geschied, is het nog maar de vraag of zij artikel 4.2 van de Algemene Bepalingen heeft overtreden. Nu voornoemd bouwproject is afgerond, is er geen sprake (meer) van bouwoverlast (artikel 4.7 van de Algemene Bepalingen). Voorts geldt dat niet in geschil is dat PiAs de tweede inrit (inmiddels) heeft gedicht (artikel 3.5 van de Algemene Bepalingen) en het in deze procedure niet is komen vast te staan dat sprake was van (bouw)afval op de kavel, dan wel vuil dat langer dan twee maanden zou zijn opgeslagen (artikel 4.5 van de Algemene Bepalingen). Dat de op de kavel aanwezige vegetatie en groen is verwijderd acht het gerecht aannemelijk, maar dat PiAs in dat verband het bepaalde in artikel 4.4.1 van de Algemene Bepalingen heeft overtreden is onvoldoende komen vast te staan. Aldus kan het gerecht op dit moment niet met voldoende zekerheid overzien of het door de VvE gevorderde boetes in een eventuele bodemzaak overeind blijven, daargelaten of de VvE een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van deze geldvordering. Dientengevolge zal deze vordering van de VvE eveneens worden afgewezen.
Conclusie
4.11.
De slotsom is dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Dit leidt ertoe dat hetgeen PiAs ten aanzien van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de VvE heeft aangevoerd, wat daar ook van zij, geen bespreking behoeft.
Proceskosten
4.12.
Het gerecht ziet in het onderhavige geval aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren als hierna in de beslissing vermeld. Daartoe is redengevend enerzijds al hetgeen het gerecht hiervoor heeft overwogen en beslist en anderzijds het gegeven dat de VvE en PiAs een duurzame relatie hebben en dus met elkaar verder moeten.

5.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 7 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
concipiënt: mr. H. Akbuz