ECLI:NL:OGEAC:2022:108

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
CUR202200927
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake verzet tegen nakoming koopovereenkomst perceel

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [opposant] verzet heeft aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 14 januari 2022. [opposant] is aandeelhouder van de naamloze vennootschap Adelisia Resort N.V. en heeft een perceel grond verkocht aan [geopposeerde] voor NAf 475.000,00. [opposant] stelt dat de koopovereenkomst ontbonden is omdat [geopposeerde] niet heeft voldaan aan de verplichting om een waarborgsom te storten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [geopposeerde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarborgsom in contanten is voldaan en dat [opposant] niet kan terugkomen op de ontbindende voorwaarden van de koopovereenkomst. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [opposant] in verzuim is en dat hij gehouden is de koopovereenkomst na te komen. Het verzet van [opposant] is ongegrond verklaard en het verstekvonnis is bekrachtigd. [opposant] is veroordeeld in de proceskosten van [geopposeerde].

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202200927
Vonnis in kort geding d.d. 1 april 2022
inzake
[OPPOSANT],
wonende in Curaçao,
opposant,
gemachtigde: mr. D.I. Doornbos,
tegen
[GEOPPOSEERDE],
wonende in Curaçao,
geopposeerde,
gemachtigde: mr. drs. E. Bokkes.
Partijen worden hierna [opposant] en [geopposeerde] genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Op 25 februari 2022 is ingekomen een verzetschrift, gericht tegen het tussen de partijen gewezen vonnis van dit gerecht van 14 januari 2022 met zaaknummer CUR202103857. [opposant] heeft op dezelfde datum een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ingediend, welk verzoek op 11 maart 2022 is afgewezen.
Vervolgens heeft op 25 maart 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden. Namens [opposant] is zijn zoon dhr. [naam 1] (hierna: [naam 1]) verschenen, bijgestaan door mr. Doornbos voornoemd. [geopposeerde] was daarbij in persoon aanwezig, bijgestaan door mr. drs. Bokkes voornoemd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
opposant] is een aandeelhouder in de naamloze vennootschap Adelisia Resort N.V. (hierna: Adelisia).
2.2.
Bij een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van 30 juni 2011 heeft Adelisia het perceel gelegen in het Tweede district Curaçao op “Brakkeput Abou”, plaatselijk bekend als kavel nummer [A] van het verkavelingsplan “Adelisia Resort”, nader omschreven in meetbrief nummer [7] van het jaar 2012 (hierna: het perceel), aan [opposant] geschonken.
2.3.
Bij notariële akte van 1 juli 2015 heeft [opposant] aan zijn echtgenote mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2]) last en volmacht verleend om zijn zaken te beheren, zijn belangen waar te nemen, voor zijn rechten op te komen en hem daarbij te vertegenwoordigen.
2.4.
Bij koopovereenkomst van 3 oktober 2019 heeft [opposant] het perceel voor een bedrag van NAf 475.000,00 (kosten koper) aan [geopposeerde] verkocht (hierna: de koopovereenkomst).
2.5.
In augustus 2020 is [opposant] in een tehuis geplaatst.
2.6.
Op 11 september 2020 heeft [opposant] een algemene volmacht aan [naam 1] verstrekt. [opposant] woont sinds oktober 2020 bij [naam 1] in huis.
2.7.
Bij deurwaardersexploot van 8 oktober 2021, betekend op het adres [Adres] waar [opposant] bij het bevolkingsregister staat ingeschreven, heeft [geopposeerde] [opposant] gesommeerd om de koopovereenkomst na te komen door uiterlijk 15 oktober 2021 de notariële akte van levering voor de overdracht van het perceel te ondertekenen (hierna: de ingebrekestelling).
2.8.
In een brief, gedateerd op 13 oktober 2021 en door [geopposeerde] ontvangen op 11 november 2021, heeft [opposant] – voor zover van belang – het volgende aan [geopposeerde] geschreven:
“(…)
Op grond van artikel 4 voor de koopovereenkomst diende uiterlijk op 31 oktober 2019 een waarborgsom ter grootte van NAf 10.000,- bij Notaris Simon & Steenbaar gestort te worden. U heeft de waarborgsom niet gestort. De koopovereenkomst kan derhalve op grond van artikel 4 lid 3 j.o. artikel 14 worden ontbonden.
Voorts heeft er geen bestemmingswijzing van de kavel plaatsgevonden. Er kan om die reden geen “Eco-resort” gebouwd worden. Op grond van artikel 14 lid 2 van de koopovereenkomst kan de overeenkomst derhalve ontbonden worden.
(…)”
2.9.
Bij vonnis van 14 januari 2022 is aan [opposant] verstek verleend, omdat hij – hoewel deugdelijk opgeroepen – niet op de zittingen is verschenen (hierna: het verstekvonnis). Verder heeft het gerecht in het verstekvonnis het volgende bepaald, voor zover relevant:
“(…)
Het Gerecht:
(…)
4.2.
beveelt gedaagde om binnen drie maanden na de betekening van dit vonnis mee te werken aan het verlijden van de notariële akte tot levering voor de overdracht aan eiser van het perceel gelegen in het Tweede district Curaçao op ‘Brakkeput Abou’, plaatselijk bekend als kavel nummer [A] van het verkavelingsplan ‘Adelisia Resort’ met een grootte van 22.060m2, nader omschreven in meetbrief nummer [7] van het jaar 2012, zulks op straffe van een dwangsom van NAf 1.000 voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van NAf 100.000;
4.3.
veroordeelt gedaagde tot voldoening van de boete van 1% van de koopprijs per dag vanaf 16 oktober 2021 tot de dag van nakoming, zulks evenwel tot een maximum van 10% van de koopprijs;
(…)”

3.Het geschil

3.1. [
opposant] vordert dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het verstekvonnis vernietigt en de vordering van [geopposeerde] alsnog afwijst, met veroordeling van [geopposeerde] in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijf dagen na het vonnis.
3.2. [
geopposeerde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot ongegrondverklaring van het verzet, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht stelt allereerst vast dat [opposant] tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis, waardoor hij in het verzet wordt ontvangen. Partijen zijn in essentie in geschil over het antwoord op de vraag of [opposant], conform het verstekvonnis, is gehouden om mee te werken aan het verlijden van de notariële akte tot levering voor de overdracht van het perceel aan [geopposeerde].
Ontbindende voorwaarden
4.2. [
opposant] stelt in verzet dat hij de koopovereenkomst bij brief van 13 oktober 2021 per 11 november 2021 heeft ontbonden, omdat [geopposeerde] niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de overeengekomen waarborgsom uiterlijk op 31 oktober 2019 bij de betreffende notaris te storten. Verder is er geen bestemmingswijziging voor het perceel gekomen, waardoor het geplande eco-resort niet gebouwd kan worden. [opposant] beroept zich in dat verband op de ontbindende voorwaarde van artikel 14, tweede lid van de koopovereenkomst. Nu nergens in de koopovereenkomst staat vermeld dat [opposant] als verkoper geen beroep op deze voorwaarde kan doen, geldt deze bepaling volgens hem voor beide partijen.
4.3. [
geopposeerde] voert, onder verwijzing naar een schriftelijke verklaring van [naam 2] en de betrokken makelaar, aan dat hij ter voldoening van de waarborgsom een bedrag van NAf 15.000,00 in contanten aan [opposant] heeft voldaan. [opposant] is destijds akkoord gegaan met het in contanten ontvangen van de waarborgsom en heeft deze betaling ook aanvaard. Ontbinding van de koopovereenkomst omdat de waarborgsom niet bij de notaris is gestort, is dan ook niet mogelijk. Verder miskent [opposant] volgens [geopposeerde] dat hij als verkoper geen beroep kan doen op de ontbindende voorwaarde van artikel 14, tweede lid van de koopovereenkomst. Deze bepaling, die de koper de mogelijkheid biedt om af te zien van de koopovereenkomst als blijkt dat de beperkende bestemming niet gewijzigd kan worden, is bedoeld voor [geopposeerde] als koper.
4.4.
Naar het voorlopige oordeel van het gerecht heeft [geopposeerde] met name met de schriftelijke verklaringen van [naam 2], waarin staat dat [geopposeerde] op 3 oktober 2019 een bedrag van NAf 15.000,00 heeft betaald als garantie voor de koop van het perceel, voldoende aannemelijk gemaakt dat [geopposeerde] de waarborgsom in contanten aan [opposant] heeft voldaan. Anders dan [opposant] heeft aangevoerd, ziet het gerecht geen aanleiding om aan te nemen dat [naam 2] een partijdige getuige in zijn nadeel zou zijn. [naam 2] is immers de echtgenote van [opposant] die thans nog steeds is gevolmachtigd om zijn zaken te beheren, zijn belangen waar te nemen en voor zijn rechten op te komen en hem daarbij te vertegenwoordigen. Daarmee komt het gerecht tot de conclusie dat partijen kennelijk naderhand zijn overeengekomen om ten aanzien van de waarborgsom af te wijken van de koopovereenkomst, door een bedrag van NAf 15.000,00 in contanten te voldoen. Aldus is [geopposeerde] niet in verzuim komen te verkeren, nog daargelaten of daartoe gelet op het bepaalde in artikel 4, derde lid van de koopovereenkomst en artikel 6:83 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek een ingebrekestelling was vereist.
4.5.
Voorts is het gerecht, in het licht van de gemotiveerde betwisting van [geopposeerde], voorshands van oordeel dat voldoende duidelijk is dat aan [opposant] geen beroep toekomt op de ontbindende voorwaarde van artikel 14, tweede lid van de koopovereenkomst. Deze voorwaarde, waarin is bepaald dat de koopovereenkomst kan worden ontbonden indien de beperkende bestemming niet gewijzigd kan worden, beoogt immers de belangen van [geopposeerde] als koper te beschermen en niet die van [opposant] als de verkoper. Dit omdat de niet-bestemmingswijziging ten nadele van de koper komt. Dat in deze bepaling niet expliciet staat vermeld dat alleen [geopposeerde] als koper daarop een beroep kan doen, maakt het voorgaande niet anders.
4.6.
Het voorgaande brengt met zich dat sprake is van een niet-gerechtvaardigde ontbindingsverklaring. Dit leidt ertoe dat [opposant] in beginsel is gehouden de koopovereenkomst na te komen.
Eigendom perceel
4.7. [
opposant] stelt verder dat hij de koopovereenkomst niet kan nakomen, omdat Adelisia zowel de juridische als de economische eigenaar is van het perceel. Dit omdat het perceel, anders dan de wet voorschrijft, niet bij notariële akte door Adelisia aan [opposant] is geschonken. Levering van het perceel ligt dan ook niet in de macht van [opposant], waardoor toewijzing van de vordering van [geopposeerde] zou leiden tot een onhoudbare situatie waarin [opposant] dwangsommen zou verbeuren door het uitblijven van een handeling die buiten zijn macht ligt.
4.8.
Volgens [geopposeerde] is het perceel in 2011 door Adelisia met wilsovereenstemming aan [opposant] geschonken. Adelisia heeft deze schenking laatstelijk tijdens een overleg in oktober 2021 aan de betreffende notaris bevestigd. [opposant] heeft ook als zodanig gehandeld door het perceel daadwerkelijk te koop aan te bieden en het perceel ten behoeve van de verkoop steeds te onderhouden. Daarbij komt dat is beoogd om de levering middels een ABC-akte te laten plaatsvinden. Zelfs indien niet [opposant] maar Adelisia bevoegd zou zijn, dient dat geheel voor rekening en risico van [opposant] te blijven, aldus [geopposeerde].
4.9.
Het gerecht overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat Adelisia het perceel bij een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van 30 juni 2011 aan [opposant] heeft geschonken. Gelet op de onbetwiste stelling van [geopposeerde] dat partijen hebben beoogd om het perceel middels een ABC-constructie te leveren, is het gerecht voorshands van oordeel dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat [opposant] zijn leveringsverplichting niet kan nakomen. Dat Adelisia niet zou willen meewerken aan de (rechtstreekse) overdracht van het perceel aan [geopposeerde] is evenmin gesteld noch gebleken.
Contractuele boete
4.10.
Ten aanzien van de door [geopposeerde] gevorderde boete van 1% betwist [opposant] dat hij in verzuim is, waardoor geen sprake is van het verbeuren van een boete. [opposant] is door [naam 2] in augustus 2020 in een tehuis geplaatst en woont sindsdien niet meer op het adres [Adres]. Zij heeft [opposant] niet op de hoogte gehouden van enige correspondentie of andere ontwikkelingen aangaande de koopovereenkomst. De ingebrekestelling heeft [opposant] dus nooit bereikt. [geopposeerde] wist van het voorgaande, maar heeft nagelaten de ingebrekestelling te betekenen op het adres van de betreffende notaris dat partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst als domicilie hebben gekozen. Achterlating van de ingebrekestelling op het voormalige woonadres van [opposant] was onder deze omstandigheden onvoldoende. Het verzuim is mitsdien niet ingetreden.
4.11. [
geopposeerde] stelt daartegen dat de betekening van de ingebrekestelling op de juiste wijze is geschied. Omdat [naam 2] heeft geweigerd de ingebrekestelling in ontvangst te nemen, heeft de betreffende deurwaarder het exploot in een gesloten envelop achtergelaten. Dat de ingebrekestelling [opposant] niet zou hebben bereikt ligt dan ook geheel in zijn risicosfeer en dient voor zijn rekening te blijven. Ingevolge artikel 13, tweede lid van de koopovereenkomst is [opposant], na bij deurwaardersexploot in gebreke te zijn gesteld en gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming, in verzuim.
4.12.
Het gerecht stelt vast dat de ingebrekestelling is betekend op het adres waar [opposant] destijds en nu nog steeds staat ingeschreven, namelijk [Adres]. De betreffende deurwaarder heeft de ingebrekestelling in een gesloten envelop achtergelaten, omdat [naam 2] heeft geweigerd om het exploot aan te nemen. De ingebrekestelling is daarmee op de juiste wijze betekend. De omstandigheid dat [naam 2] [opposant] niet daarvan op de hoogte zou hebben gesteld, wat daar ook van zij, maakt het niet anders. [naam 2] is – zoals reeds eerder overwogen – tenslotte de echtgenote van [opposant] die thans nog steeds is gevolmachtigd om zijn zaken te beheren, zijn belangen waar te nemen en voor zijn rechten op te komen en hem daarbij te vertegenwoordigen. Daarbij geldt dat [opposant] niet stond ingeschreven op het adres van [naam 1] waar hij klaarblijkelijk verblijft. Dit leidt ertoe dat [opposant] in verzuim is en het op grond van artikel 13, tweede lid onder a van de koopovereenkomst aannemelijk is dat in een bodemprocedure de in het verstekvonnis in het kader van een voorlopige voorziening toegewezen boete van 1% van de koopprijs (tot een maximum van 10% van de koopprijs) eveneens zal worden toegewezen.
Conclusie
4.13.
De slotsom is dat het verzet ongegrond zal worden verklaard. Het gerecht zal het verstekvonnis bekrachtigen.
Proceskosten
4.14. [
opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op NAf 1.000,00.

5.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
verklaart het verzet ongegrond,
5.2.
bekrachtigt het door het gerecht tussen partijen onder zaaknummer CUR202103857 gewezen verstekvonnis,
5.3.
veroordeelt [opposant] in de kosten van het verzet, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op NAf 1.000,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 1 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
concipiënt: mr. H. Akbuz