ECLI:NL:OGEAC:2022:104

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
CUR201903064
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een deskundige in een civiele procedure betreffende de taxatie van erfpachtrecht

In deze civiele procedure, aangespannen door HATO ASSETS COMPANY N.V. (HASCO) tegen GOLDEN INVESTMENT PRIVATE FOUNDATION (GIPF), heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 april 2022 een vonnis gewezen. De zaak betreft de benoeming van een deskundige voor de taxatie van erfpachtrecht. HASCO, de eiseres in conventie en verweerster in reconventie, heeft verzocht om de heer drs. Walter Blijleven van The Curaçao Financial Group als deskundige te benoemen. GIPF, de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, heeft bezwaar gemaakt tegen deze benoeming en heeft een andere deskundige voorgesteld, maar dit bezwaar werd door het gerecht verworpen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de waarde van het erfpachtrecht moet worden getaxeerd en dat beide partijen een voorschot van NAf 30.000,- moeten betalen voor de werkzaamheden van de deskundige. De deskundige is verzocht om zijn rapport uiterlijk vier weken na ontvangst van het voorschot in te dienen. Het vonnis bevat ook bepalingen over de communicatie tussen de deskundige en de partijen, en de verplichting voor partijen om de deskundige de benodigde informatie te verstrekken. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR201903064
Vonnis van 25 april 2022
inzake
de naamloze vennootschap
HATO ASSETS COMPANY N.V.,
gevestigd op Curaçao,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M.F. Murray,
tegen
de stichting particulier fonds
GOLDEN INVESTMENT PRIVATE FOUNDATION,
gevestigd op Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigden voorheen: mrs. E.R. de Vries en M.H.M. Janssen (gedesisteerd).
Partijen zullen hierna HASCO en GIPF worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop tot het vonnis van 29 november 2021 (hierna: het tussenvonnis) wordt naar dat vonnis verwezen. Nadien heeft op 11 februari 2022 mr. De Vries per e-mail aan het gerecht (met cc aan de gemachtigde van HATO) medegedeeld dat zijn kantoor GIPF niet langer bijstaat en heeft de heer [naam 1] op 12 februari 2022 een e-mail aan het gerecht verzonden. Op 14 maart 2022 heeft HATO een akte na tussenvonnis genomen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij het tussenvonnis is de zaak naar de rol verwezen ten einde partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.12 van dat vonnis. Die rechtsoverweging luidt als volgt:
”Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten – bij voorkeur eensluidend – over de persoon van de te benoemen deskundige en over de hiervoor voorgestelde en eventuele andere aan de deskundige voor te leggen vragen.”
2.2
In haar genoemde akte heeft HASCO gesteld dat zij als deskundige benoemd wenst te zien: de heer drs. Walter Blijleven van The Curaçao Financial Group.
2.3
In zijn genoemde e-mail van 12 februari 2022 spreekt de heer [naam 1] een voorkeur uit voor de benoeming van de heer [naam 2] van de Company Bouwteam Building Consultants tot deskundige.
HASCO maakt daartegen gemotiveerd bezwaar in verband met de specifieke aard van de taxatie en de expertise van de heer [naam 2], gezien de bedrijfsomschrijving van Bouwteam Building Consultants N.V.
2.4
Het gerecht zal HASCO in dezen volgen en genoemde heer drs. Walter Blijleven tot deskundige benoemen. Hij heeft desgevraagd medegedeeld dat hij vrij staat ten opzichte van partijen.
2.5
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de mogelijkerwijs aan de deskundige voor te leggen vraag, waaruit het gerecht opmaakt dat partijen geen bezwaar hebben tegen de vraag die is geformuleerd in r.ov. 4.10 van het tussenvonnis. Die vraag zal dan ook aan de deskundige worden gesteld.
2.6
Het is in het belang van beide partijen dat de waarde van het erfpachtrecht wordt getaxeerd, zodat het voorschot door elk van hen bij helfte zal moeten worden voldaan. De deskundige heeft, zonder op dat moment kennis te hebben genomen van het dossier, de kosten voor zijn werkzaamheden bij benadering geschat op NAf 25.000,- à NAf 30.000,-, zodat het voorschotbedrag op NAf 30.000,- zal worden bepaald.
2.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1
beveelt een deskundigenbericht;
3.2
benoemt als deskundige om de waarde per 21 juli 2018 vast te stellen van het erfpachtrecht betreffende de vier percelen, dat is uitgegeven bij de notariële akte van 6 september 2016 (tussenvonnis, r.ov. 2.3):
De heer Walter Blijleven RA CVA,
werkzaam bij The Curaçao Financial Group N.V.
Telefoonnummer: 6901127
Email: [email];
3.3
zal de deskundige een kopie van dit vonnis laten toezenden;
3.4
bepaalt dat iedere partij de helft van het vastgestelde voorschot ad in totaal NAf 30.000,- (exclusief omzetbelasting) voor haar rekening zal nemen, zodat elk van partijen een bedrag van NAf 15.000,- te vermeerderen met 6% OB aan de deskundige dient te betalen. De deskundige zal daarom een factuur van NAf 15.000,- (exclusief OB) aan HASCO en een factuur van NAf 15.000,- aan GIPF toesturen. Partijen zullen de deskundige en de rechter informeren zodra de betaling is geschied.
3.5
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden niet behoeft aan te vangen voordat het volledige voorschot door hem is ontvangen;
3.6
verzoekt de deskundige het door hem schriftelijk opgemaakte en ondertekende rapport onder vermelding van de datum van dit vonnis en het zaaknummer (CUR201903064) uiterlijk vier weken na ontvangst van het hiervoor bedoelde voorschot tezamen met zijn einddeclaratie na aftrek van de door hem als voorschot ontvangen bedragen in te dienen ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg op Curaçao;
3.7
bepaalt dat de deskundige nadere inlichtingen aan partijen kan vragen en dat partijen gehouden zijn deze inlichtingen aan hem te verstrekken. Maakt de deskundige erop opmerkzaam dat hij de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken alvorens hij zijn rapport opmaakt en hun vervolgens de mogelijkheid moet bieden om een reactie te geven op zijn concept-rapport alvorens het definitieve rapport uit te brengen. De deskundige wordt verzocht om hiervan melding te maken in het rapport;
3.8
verwijst de zaak naar de rol van
4 juli 2022voor conclusie na deskundigenbericht zijdens beide partijen;
3.9
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 25 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.